Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdhumanismeEtym: Lat. humanus = menselijk In specifiek-historische zin: geestelijke stroming van de 14de tot en met de 16de eeuw, die zich als voorloper en onderdeel van de renaissance vanuit Italië over heel Europa uitbreidde. ‘Humanist’ was oorspronkelijk de benaming voor de geleerden die zich in de antieke talen, filosofie, geschiedenis, poëtica en literatuur verdiepten (met als resultaat tal van commentaren, vertalingen en tekstkritische uitgaven), en wedijverden om de antieken in het eigen creatieve werk te evenaren. Door het humanisme werden aldus heel wat literaire vormen uit de oudheid nieuw leven ingeblazen en werd meteen de basis gelegd voor het latere classicisme (zie ook klassiek). Petrarca is de eerste die het middeleeuws Latijn verwerpt en het klassiek Latijn weer ten voorbeeld stelt. Het Neolatijn werd de internationale taal van de humanisten, maar via het onderwijs (de Latijnse school) hebben ze ook invloed gehad op de literatuur in de volkstaal door de nadruk te leggen op de imitatio van de klassieken. Een speciaal aan de Latijnse school verbonden genre is het Neolatijnse schooldrama. De in de kloosters gedurende de middeleeuwen bewaard gebleven manuscripten van klassieke teksten werden door de humanisten opnieuw in omloop gebracht, daarbij vanaf het midden van de 15de eeuw gesteund door de boekdrukkunst. Dankzij het humanisme is de wetenschap, die aan de universiteiten onder invloed bleef van de scholastiek met zijn combinatie van filosofie en theologie, geseculariseerd. Vele humanisten stelden zich tevens ten doel een wedergeboorte van het christendom te bewerkstelligen door hun filologische methode ook toe te passen op de bronnen van de bijbel en de geschriften van de kerkvaders. Van groot belang hierbij was de beweging van de Moderne Devotie waaruit de geschriften van Thomas a Kempis, Wessel Gansfort, Rudolf Agricola en Desiderius Erasmus voortkomen. Met name de laatste paste de filologische methoden op de bijbel toe. Erasmus heeft duidelijk invloed gehad op vroegrenaissancistische auteurs als Coornhert en Spiegel en op de humanisten na de oprichting van de Leidse universiteit: Dousa, Lipsius, Scaliger, Heinsius, Grotius. Vooral aan de Romeinen ontleenden de humanisten een groot gevoel voor de waardigheid van de mens en de drang tot ontwikkeling van alle menselijke mogelijkheden. Daarbij dacht men aan de ‘humanitas’ van Cicero, die in zijn werken de filosofie en retorica van de Grieken had samengebracht. Bijzonder belang werd gehecht aan een zorgvuldige en veelzijdige opvoeding, gebaseerd op de studie van de oudheid. Men zou het huidige onderwijs in de humaniora op het gymnasium in het verlengde van deze traditie kunnen situeren. De Duitse pedagoog Niethammer gebruikte de term ‘humanisme’ voor het eerst in 1808 als onderwijskundig begrip. Van een oppositie tegenover het christelijk geloof was initieel nog geen sprake, wel integendeel (bijv. Bijbels humanisme). Met het 18de-eeuwse Duitse ‘Neuhumanismus’ begon het buiten- of tegenkerkelijke element een rol te spelen. Sinds de 19de eeuw wordt ‘humanisme’ in een verruimde betekenis gehanteerd voor een levenshouding die de menselijke waardigheid, de vrijheid en de waarde van de persoonlijkheid centraal wil stellen. Talrijk zijn dan ook de stromingen die zich humanistisch noemen, denken we maar aan het existentialisme van Sartre (L’Existentialisme est un humanisme, 1946). In de letterkunde vermelden we de Amerikaanse kritische school van het New Humanism (I. Babbitt, P.E. More) en de zgn. liberal humanists, een belangrijke groep Engelse romanciers uit de 20ste eeuw (A. Huxley, A. Wilson, E.M. Forster, I. Murdoch, e.a.). Lit: J. Lindeboom, Het Bijbelsch humanisme in Nederland (1913) P.O. Kristeller, Renaissance thought, 2 dln. (1955-1965) H.W. Fortgens, Schola Latina: uit het verleden van ons voorbereidend hoger onderwijs (1958) J.A. van Dorsten, Poets, patrons and professors. Sir Philip Sidney, Daniel Rogers and the Leiden humanists (1962) H. Bonger, Het humanisme in de 16de eeuw (1966) S. Dresden, Het humanistisch denken, Italië – Frankrijk 1450-1600 (1967) A. Constandse, Geschiedenis van het humanisme in Nederland (1967) L.W. Spitz, The Renaissance and Reformation movements (1971) J. IJsewijn, ‘The coming of humanism to the Low Countries’ in Itinerarium italicum (1975) Mitteilungen der Kommission für Humanismusforschung (1975-) I.M. Veldman, Maarten van Heemskerck and Dutch humanism in the sixteenth century (1977) R. Bastiaanse, H. Bots & M. Evers (red.), ‘Tot meesten nut ende dienst van de jeught’; een onderzoek naar zeventien Gelderse Latijnse scholen ca. 1580-1815 (1985) A. Buck, Humanismus. Seine europäische Entwicklung in Dokumenten und Darstellungen (1987) S. Brinkkemper & I. Soepnel, Apollo en Christus. Klassieke en christelijke denkbeelden in de Nederlandse renaissance-literatuur (1989), p. 141-160 J.P. Guépin, Het humanisme 1350-1850 (1993) H. Bonger, Het humanisme in de 16de eeuw (1966) P.O. Kristeller, Renaissance thought and its sources (1979) T. Davies, Humanism (20072) R. Gaskin, Language, truth, and literature. A defence of literary humanism (2016).
|
|