Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdschooldramaDramatisch genre van humanistische, pedagogische snit uit de 16de en 17de eeuw, sterk gebaseerd op de middeleeuwse moraliteiten en de Romeinse dramaturgie. Aanvankelijk was de voertaal het Neolatijn; het schooldrama was immers bedoeld als spreekoefening voor de leerlingen van de Latijnse scholen. De stof werd geput uit de moraliteiten, de Bijbel, de klassieke oudheid, de geschiedenis en het schoolwezen. Soms was het zelfs een kluchtig verhaaltje of werden er minderemanstonelen in verwerkt. Geleidelijk kwam er een tussenspel in de volkstaal bij; later werd het hele stuk in de volkstaal opgevoerd en diende zo als propagandamiddel tijdens de reformatie en de contrareformatie. Het schooldrama kende een grote bloei in het Duitse taalgebied en de Nederlanden. Het laatst kwam het tot ontwikkeling in Engeland, waar het echter een belangrijke invloed heeft uitgeoefend op het elizabethaanse toneel. In onze gewesten ligt het schooldrama ten grondslag aan het jezuïetendrama en oefende het een sterke invloed uit op de ontwikkeling van volkse toneelgenres. Voorbeelden zijn Gnaphaeus’ Acolastus (= De verloren zoon, 1529), Macropedius’ Hecastus (= Elckerlyc, 1539) en het werk van Schonaeus (bijgenaamd Terentius Christianus, d.i. christelijke Terentius). Peeter en Zacharias Heyns schreven Franse en Nederlandse stukken. Lit: J. IJsewijn, 'Theatrum belgo-latinum. Het neolatijns toneel in de Nederlanden' in Mededelingen van de koninklijke academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten van België. Klasse der Letteren 43 (1981) I, p. 69-114. J.A. Parente, Religious Drama and the Humanist Tradition (1987) A. Fleurkens, ‘Meer dan vrije expressie. Schooltoneel tijdens de renaissance’ in Literatuur 5 (1988), p. 75-82 M.B. Smits-Veldt, Het Nederlandse renaissancetoneel (1991).
|
|