Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtaalbouwHet streven om de nationale volkstaal op een gelijk niveau met het Latijn te brengen door het standaardiseren van spelling en grammatica. De belangstelling voor de klassieken leidde ertoe dat veel humanisten (humanisme) zich uitsluitend van het Latijn bedienden als taal van kunst en wetenschap; de nationaal gerichte renaissance had – uiteraard het eerst in Italië (Dante, Boccaccio, Petrarca) – waardering voor de moedertaal, die eveneens geschikt bleek voor literaire werken van gehalte. In de 16de en 17de eeuw kreeg de taalbouw voor de West-Europese talen haar beslag, in de Nederlanden vooral in navolging van wat in de kring van de Pléiade reeds bereikt was (J. du Bellay, La deffense et illustration de la langue françoise, 1549). Vanaf het midden van de 16de eeuw werpen spraakkonstenaren als Joos Lambrecht, Pontus de Heuiter, Christiaen van Heule, Jacob van der Schuere, Petrus Leupenius en anderen zich op de verheerlijking, zuivering en opbouw van het Nederlands, bijgestaan door invloedrijke wetenschappers (Simon Stevin) en literatoren (Coornhert, Van Hout, Hooft, Vondel). Aan het eind van de 18de eeuw is het taalbouwproces min of meer voltooid: er was toen een vrij algemeen aanvaarde schrijftaal ontstaan. Belangrijke momenten in de taalbouwfase, waarin de zuivering (purisme) van de taal een belangrijke rol speelt, zijn de publicatie van het Nederlandse trivium: de Twee-spraack (1584), het Ruygh-bewerp (1585) en de Rederijck-kunst (1587), het taalkundig overleg tussen Hooft, Vondel, De Hubert en Reael (1622-1625) en tussen de translateurs in het kader van de voorbereiding op de Statenvertaling van de Bijbel (1628-1633). Bloemlezingen waarin belangrijke stukken en uitspraken in verband met de taalbouw zijn uitgegeven, zijn van F.L. Zwaan, Uit de geschiedenis der Nederlandsche spraakkunst (1939) en G.S. Overdiep, Onze Renaissance in proza (1939). Lit: C.G.N. de Vooys, Geschiedenis van de Nederlandse taal (19525), hoofdstuk III-IV L. van den Branden, Het streven naar verheerlijking, zuivering en opbouw van het Nederlands in de 16de eeuw (1956; reprint 1967) W. Hellinga, Bijdragen tot de geschiedenis van de Nederlandse taalcultuur, ed. P. Tuynman (1968) D.M. Bakker & G.R.W. Dibbets (red.), Geschiedenis van de Nederlandse taalkunde (1977), hoofdstuk 2-3 G.R.W. Dibbets (red.), Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst (1584) (1985) L. Peeters, Taalopbouw als renaissance-ideaal (1990) M. van der Wal & C. van Bree, Geschiedenis van het Nederlands (1992; bijgewerkte druk 20085), hoofdstuk 7-10 M.J. van der Wal, De moedertaal centraal; standaardisatie-aspecten in de Nederlanden omstreeks 1650 (1995).
|