Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtriviumEtym: Lat. driesprong < tri = drie; via = weg. Het theoretische of ‘literaire’ onderdeel van de zeven vrije kunsten (artes liberales): grammatica (spelling, vormleer, woordkeus), dialectica (argumenteren in woord en geschrift) en retorica (de opbouw van het betoog, de kunst van het goed en daardoor overtuigend spreken door gebruik te maken van alle beschikbare stilistische technieken). Het trivium leerde lezen, spreken en redeneren en was een vast en onmisbaar onderdeel van de intellectuele vorming vanaf het laat-Romeinse rijk tot en met de renaissance. Na deze ‘drievoudige weg’ met succes te hebben gevolgd, kon de student zich verder bekwamen in de andere vier, de praktische, artes liberales, verenigd in het quadrivium: geometria, arithmetica, astronomia en musica. De eerste Nederlandstalige leerboeken ten behoeve van het trivium ontstonden in de kring van de Amsterdamse rederijkerskamer d'Eglentier. Daar was waarschijnlijk H.L. Spiegel de auteur van de grammatica Twe-spraack van de Nederduitsche letterkunst (1584), de dialectica Ruygh-bewerp van de redenkaveling ofte Nederduijtsche dialectike en Kort begrip des redenkavelings (1585) en de retorica Rederijck-kunst in rijm opt kortst vervat (1587).
Personificatie van het trivium: grammatica, dialectica en retorica (ca. 1200). [bron: A.G.H. Bachrach e.a. (red.), Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur, dl 4 (19802), p. 58].
Lit: E.R. Curtius, Europäische Literatur und lateinisches Mittelalter (19789), p. 46-55, 474-476 H. Klifman, Studies op het gebied van de vroegnieuwnederlandse triviumtraditie (ca. 1550-ca. 1650) (1983) A. Verwer, Schets van de Nederlandse taal; grammatica, poëtica en retorica, naar de ed. van E. van Driel vertaald door J. Knol, bezorgd door Th.A.J.M. Janssen e.a. (1996) P. Wackers, Met ogen van toen (19963) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 9 (2009), kol. 799-809.
|
|