Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermddialecticaEtym: Lat. ars dialectica = redeneerkunst. Eén van de drie (trivium) theoretische of ‘literaire’ vaardigheden binnen de zeven vrije kunsten (artes liberales). Leerde de grammatica correct taalgebruik, de retorica welsprekendheid, de dialectica verschafte regels om tot verantwoorde argumentatie te komen. De eerste Nederlandse dialectica is het Ruygh-bewerp vande redenkaveling ofte Nederduytsche dialectike (1585) uit de kring van de Amsterdamse rederijkerskamer In Liefd' Bloeyende, ‘de welcke is een rechtsnoer, om van alle dingen bewyslick ende onderscheydlick te spreken, oock waarheid van valsheid te scheyden, in alle twistredening hooghnut ende nodigh zynde’, aldus de ondertitel. Het Ruygh-bewerp werd vergezeld van een Kort begrip des redenkavelings op rijm. Daarna volgden dialectica's van Simon Stevin (1585), Bartholomeus Keckermann (1614), Petrus Ramus (1644), A.L. Kók (1646) en Petrus Molinaeus (1649). Lit: P. Foulquié, Le dialectique (19532) J. Contal & J. Hroskovký, Das dialektische Gesetz (1964) H. Klifman, Studies op het gebied van de vroegnieuwnederlandse triviumtraditie (ca. 1550-ca. 1650) (1983) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 2 (1994), kol. 559-606.
|
|