Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtriviaalliteratuurEtym: Lat. trivialis = wat men overal kan vinden, voor ieder toegankelijk, alledaags < trivium = plaats waar drie wegen tezamen komen, openbare plaats. Normatieve aanduiding van dat deel van de literatuur dat niet behoort tot de teksten die gewoonlijk in de literatuurgeschiedenissen wordt behandeld of dat in de literatuurkritiek buiten beschouwing wordt gelaten omdat het niet tot de gecanoniseerde literatuur (zie canon-1) behoort. Het gaat om populaire teksten afgestemd op massaconsumptie, die op de eerste plaats ontspanning willen brengen. De wetenschappelijke belangstelling voor dit soort literatuur groeide pas in de jaren 1960, vooral vanuit de literatuursociologie en de literatuurpsychologie. De grenzen met de ‘echte’ literatuur zijn niet duidelijk aan te geven omdat de normen waaraan het verschil tussen ‘hogere’ en ‘lagere’ literatuur is af te meten niet kunnen worden geëxpliciteerd. In feite hanteert men daartoe esthetische en ethische normen die liggen op het terrein van de originaliteit, de hechte structuur, de psychologische of filosofische diepgang of de adequaatheid van het realiteitsgehalte in de literatuur. In de praktijk echter blijken die normen per cultuurperiode te wisselen, zodat geen hecht fundament bestaat waarop men een onderscheid tussen triviaalliteratuur en hogere literatuur kan baseren. Het enige wat men erover zeggen kan, is dat er blijkbaar zoiets als een communis opinio bestaat over wat men in een bepaalde periode onder triviaalliteratuur verstaat. Te grote voorspelbaarheid van het verhaalverloop, een weinig gecompliceerde vertelopbouw, vereenvoudiging en/of zwart-wittekening van de werkelijkheid en een conservatieve benadering van het onderwerp spelen in dat oordeel - afzonderlijk of cumulatief - een belangrijke rol. Door de illusie van werkelijkheidsbeheersing (held, happy ending) en door de naïeve ernst en het gebrek aan humor en ironie, dwingt men de lezer voorts als het ware in een passieve leeshouding. Daarnaast is ook de productiewijze van triviaalliteratuur belangrijk voor dat oordeel. Veel van dit soort literatuur wordt nl. in opdracht van bepaalde uitgevers geproduceerd door speciaal voor dit doel aangetrokken schrijvers. Deze auteurs schrijven hun teksten gericht op een bepaald publiek, waarvan vaak van te voren onderzocht is wat dat publiek graag leest. Heel wat triviaalliteratuur verschijnt in hoge oplagen in goedkope reeksen zoals bij ons in de Bouquetreeks, de Ivanov-reeks, de Kasteelromanreeks, etc. en wordt in sigarenwinkels, in kiosken voor tijdschriften en in supermarkten verkocht. Misschien ligt in die productiewijze en de manier waarop deze literatuur verkocht wordt wel het meest duidelijke criterium voor het oordeel over wat triviaalliteratuur is en ook was. Want ook in het verleden kende dit soort literatuur zijn eigen verspreiding, nl. door marskramers (zgn. colportageliteratuur). Onder het algemene begrip triviaalliteratuur kunnen diverse subgenres ressorteren zoals de western, horror, thriller, kasteelroman, damesroman, doktersroman, oorlogsliteratuur, misdaadliteratuur enz. De term zelf bevat, net zoals ‘massaliteratuur’, reeds impliciet een pejoratief waardeoordeel. Dat is ook zo voor de Franse term ‘paralittérature’ (Gr. para = naast, aan de zijkant), zoals ook geldt voor het Nederlandse synoniem 'subliteratuur'. De verwante Duitse term ‘Unterhaltungsliteratur’ verwijst naar populaire literatuur die niet vernieuwend is, maar ondanks haar conventioneel karakter toch een zekere waarde heeft. Het Engelse taalgebied beschikt niet over een echte verzamelterm. Een goedkoop romannetje, zowel letterlijk als figuurlijk (kioskroman, stationsroman, schriftroman), dat alleen op sensatie uit is, noemt men er soms ‘a penny dreadful’ (Eng. penny = kleinste munteenheid; dreadful = verschrikkelijk) of ‘a dime novel’ (VS Eng. dime = 10 centstuk). ‘Working-class literature’ anderzijds is een dubbelzinnige term, maar hij verwijst normaal toch naar teksten die voor het grote publiek bedoeld zijn. Lit: J. Gielen e.a., Massaliteratuur. Een onderzoek naar de schriftroman Saskia, 2 dln (1974) J. Fontijn (red.), Populaire literatuur (19752) V. Bina, Over liefde en avontuur. Een sociologische verkenning van consumptieliteratuur (1981) E.K. Grootes, ‘De bestudering van populaire literatuur uit de zeventiende eeuw’ in Spektator 12 (1982-1983), p. 3-24 H. Plaul, Illustrierte Geschichte der Trivialliteratur (1983) H. Gaus, ‘Triviaalliteratuur als spanningsmilderend kultuurinstrument’ in C. Neutjens & P. Pelckmans, Een nieuw verleden? Literatuur en mentaliteitsgeschiedenis (ALW-cahier 5; 1987), p. 45-62 Volk en boek 1450-1800, themanummer van Leidschrift, historisch tijdschrift (1989) J. Vlasselaers (red.), De prins en de kikker. Interacties tussen populaire en gecanoniseerde literatuur (ALW-cahier 10) (1991) P.J. Verkruijsse, ‘Oktober 1678: Amsterdamse boekverkopers vragen om maatregelen tegen venters van “allerhande vuyle en schandaleuze Boeckjens”; de verspreiding van populaire literatuur’ in M.A. Schenkeveld-van der Dussen (hoofdred.), Nederlandse literatuur, een geschiedenis (1993), p. 292-297 M.S. Laurense, Literaire intolerantie: een onderzoek naar het hoe en waarom van het verschil tussen 'echte' en 'triviale' literatuur (1993) C. Bloom, Cult fiction. Popular reading and pulp theory (1996) Reading for pleasure. Gender and popular genres, themanummer van The journal of popular culture (2001) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 9 (2009), kol. 786-798 P.K. Gilbert (red.), A companion to sensation fiction (2011) Chr. Berberich (red.), The Bloomsbury introduction to popular fiction (2015).
|