Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdessayEtym: Fr. essayer = beproeven, proberen, testen. Afgerond stuk beschouwend proza waarin een auteur een meestal persoonlijk standpunt inneemt met betrekking tot een bepaald onderwerp. De onderwerpen voor essays kunnen op vrijwel elk gebied gevonden worden: godsdienst, maatschappij, wetenschap, kunst e.d. De grenzen met wetenschappelijk proza zijn, zeker wanneer men er het oudere essayistisch proza bij betrekt, vaak moeilijk aan te geven. Ook in lengte laat het essay zich slecht onderscheiden van het wetenschappelijk proza; er zijn essays met de omvang van een monografie, maar ook met de lengte van een kort wetenschappelijk artikel. Het traktaat is vaak uitvoeriger en systematischer, en heeft een meer uitgesproken didactische strekking, maar ook hiermee is het onderscheid lang niet altijd precies aan te geven. Tegenwoordig overheerst de opvatting dat het essay minder objectief is dan een wetenschappelijk geschrift, omdat dat laatste minstens de pretentie heeft een onderwerp zo systematisch en volledig mogelijk en onderbouwd door bewijsvoering en bronnenmateriaal te behandelen. Het essay daarentegen tracht in de eerste plaats te overtuigen met retorische middelen: stijl, suggestieve voorbeelden, humor, paradoxen enz. Het essay richt zich doorgaans ook tot een ander publiek dan het wetenschappelijk artikel. Als literair genre heeft het essay een dubbelzinnige status. Filosofisch geïnspireerde en tekstgeoriënteerde beschouwingen over literatuur maken bij uitstek gebruik van het genre. Tegelijk wordt het zelf ook als een vorm van literatuur beschouwd. De 'creatieve’ literatuur en de ‘secundaire’ literatuurbeschouwing kunnen elkaar op die manier ontmoeten in het genre. Zo illustreert het essay duidelijk, zoals in het deconstructivisme (deconstructie) is betoogd, dat aan het onderscheid tussen literaire tekst en metatekst(ualiteit) geen absoluut karakter kan worden toegeschreven. Het genre ontleent zijn naam aan de Essais (1580) van Montaigne, waarin deze op een tentatieve manier bepaalde onderwerpen, zoals dood, liefde, passie, verdriet e.d. aan de orde stelt. Befaamd werden ook de essays van John Locke, die met o.m. zijn Essay concerning human understanding (1689) internationaal bekend werd. Ook de essays in versvorm van Alexander Pope hadden een internationale bekendheid: Essay on criticism (1711) en Essay on man (1753-1754). In Nederland kende het genre vooral in de 18de eeuw een grote bloei, al werd dit type teksten toen vooral aangeduid met de termen vertoog, verhandeling of proeve. In Van Effens Hollandsche Spectator (1731-1735) wordt meer dan de helft van de plaatsruimte ingenomen door ‘vertoogen’. Ook de 18de- en 19de-eeuwse verhandeling, zoals bijv. die van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden (1806-1824) zijn in onze ogen eerder essays dan wetenschappelijke bijdragen. In de 19de eeuw werden bovendien heel wat prozastukken geschreven onder de aanduiding ‘verpoozing’ of ‘studie’, die nu de naam ‘essay’ zouden krijgen, bijv. N. Beets’ Verpoozingen op letterkundig gebied (1856) of F. van Eedens Studies (1894-1897). Een bloemlezing van de 18de- en 19de-eeuwse essays verscheen onder de titel Vrijmoedige bedenkingen. Een eeuw essays en beschouwingen, 1766-1875 (1968) in de reeks Spectrum van de Nederlandse Letterkunde, samengesteld door M.C.A. van der Heijden. In de 20ste eeuw heeft een groot aantal auteurs het genre beoefend. Bekend werden vooral de essays van M. ter Braak o.m. in Démasqué der schoonheid (1932), S. Vestdijk met Essays in duodecimo (1952), A. Westerlinck met Alleen en van geen mens gestoord (1964) en P. de Wispelaere met Onder voorbehoud (2003). De gemeente Amsterdam stelde in 1947 een speciale essayprijs in die vanaf 1972 onder de naam Busken Huet-prijs tweejaarlijks wordt uitgereikt. Sinds 1982 bestaat de Driejaarlijkse Staatsprijs voor kritiek en essay. Lit: G. Haas, Essay (1969) H.A. Gomperts, ‘Het essay’ in De geheime tuin (1972) J.J. Oversteegen, ‘Het essay’ in Literair lustrum 2 (1973), p. 58-86 G. Good, The observing self: rediscovering the essay (1988) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 2 (1994), kol. 1460-1468 C. de Obaldia, The essayistic spirit. Literature, modern criticism, and the essay (1995) P. Glaudes & J. F. Louette, L’essai (1999) C. Schärf, Geschichte des Essays: von Montaigne bis Adorno (1999) G. Dorleijn e.a. (red.), Essay, themanummer van Nederlandse letterkunde 6 (2001), 4 Essayisten, themanummer van Bzzlletin 31 (2002), 280 S. Dresden, ‘Montaigne en het essay’ in P.J. Smith e.a. (red.), Het beste van Dresden (2005), p. 7-23 G. Douglas Atkins, Tracing the essay: through experience to truth (2005) T. Roberts e.a. (red.), The Broadview anthology of expository prose (2011²) K.O. Acheson, Writing essays about literature. A brief guide for university and college students (2011) P. Foster & J. Porter (red.), Understanding the essay (2012) C.H. Klaus & N. Stuckey-French (red.), Essayists on the essay. Montaigne to our time (2012).
|