Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdesoterismeEtym: Gr. esōterikos = innerlijk, slechts voor ingewijden < e(i)sō = naar binnen. Verzamelnaam voor een heterogeen complex van geheime leren en speculatieve stelsels die zich naast de officiële religieuze en filosofische systemen als een soort subcultuur hebben ontwikkeld: gnostische religies, astrologie, magie, neopythagorisme, getallenmystiek, kabbala, alchemie. Vanwege het geheimhoudingskarakter en de onbegrijpelijkheid ervan voor niet-ingewijden spreekt men ook van hermetisme en zelfs van obscurantisme. Genootschappen als de rozenkruisers, vrijmetselaars, illuminaten en theosofen zijn tot op vandaag beoefenaars in groeps- of logeverband van deze oude leren. Het gemeenschappelijke moment is het streven naar kennis (gnosis) van het goddelijke, het bovennatuurlijke. Om het geheim van deze kennis en de weg tot deze kennis te bewaren, drukken de esoterici zich uit in een duistere en complexe symbolentaal. De alchemistische symboliek bijv. is daarbij zeer eclectisch: de voorstellingen zijn ontleend aan de astrologie en de Griekse mythologie, maar ook aan de evangeliën, aan de middeleeuwse heraldiek en aan de kabbala. Op de literatuur heeft de occulte traditie een moeilijk te overziene impact gehad. Sommige teksten zijn volkomen doordrenkt van een welbepaalde esoterische leer en daardoor nauwelijks verstaanbaar zonder kennis van die leer; in andere teksten worden symbolen of ideeën als thema of motief opgenomen. Tot de oudste esoterische teksten rekent men het Corpus Hermeticum (zie hermetisme). Enkele klassieke esoterische auteurs zijn Pico della Mirandola (15de eeuw), Agrippa von Nettesheim (16de eeuw), Emanuel Swedenborg (18de eeuw). Het spreekt vanzelf dat dergelijke teksten aanleiding geven tot een ingewikkeld spel van intertekstualiteit met ‘literaire’ teksten. Literatuur zelf wordt ook wel eens als een vorm van gnosis beschouwd, waarbij het dichterlijk scheppingsproces opgevat wordt als analoog aan of als een vorm van esoterische kennisverwerving. Het idee van de magische, scheppende kracht van het woord resulteerde o.a. in kabbalistische letter- en woordmanipulaties. De alchemie van het woord is een gegeven dat veel literatoren aangesproken heeft. De barokpoëzie van auteurs als Gongora en Marino staat grotendeels in het teken van de destijds aan de orde zijnde occulte leren. In de romantiek (Blake, Novalis, Goethe) heerste een voorliefde voor occulte thema’s en motieven en voor de beeldenwereld van magie en tovenarij. Het symbolisme participeerde volop aan de laat-19de-eeuwse hausse van esoterisme (Rimbaud, Mallarmé), en in het surrealisme (Breton) worden expliciete overeenkomsten met gnostische systemen erkend. In de Nederlandse literatuur vindt men er sporen van in het werk van o.m. Couperus, Van Kerckhoven, Van Eeden, Michiels, Mulisch en Burnier. Lit: S. Kisro-Völker, Esoterik (1980) Literatuur en Gnosis, themanummer van De Revisor 10 (1983), 6 H. Prouteau, Littérature et franc-maçonnerie (1991) P.A. Riffard, Dictionnaire de l’ésotérisme (1993) M. Buwalda (red.), Hogere sferen: alchemie, gnosis, kabbala en hermetische filosofie in de kunst (1993) H. Bloom, Kabbalah and criticism (2005).
|