Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdstructuurEtym: Fr. structure = bouw, structuur < Lat. struere = opstapelen, bouwen, aan elkaar voegen, ordenen. Basisbegrip van het structuralisme waarmee de relaties tussen klassen van verschijnselen en hun functie in een tekst worden aangeduid. Aan de hand van een nauwkeurige analyse van een tekst zou de onderzoeker in staat zijn de vaste relaties in een tekst of tussen teksten als zich herhalende patronen te beschrijven. Die vaste relaties kunnen worden beschreven aan de hand van klassen van verschijnselen, zoals typen personages, vertelvormen, tijds- en ruimtelijke gegevens, maar ook de fonetische, syntactische of semantische elementen van een tekst. Men maakt soms onderscheid tussen de micro- en macrostructuur van een tekst. De structurele verbanden kunnen namelijk betrekking hebben op zowel microstructurele elementen (bijv. de woorden in een zin) als op grotere gehelen (de strofen van een gedicht, de hoofdstukken of episodes van een verhaal) en op intertekstuele gegevens (bijv. literaire werken in een oeuvre, een genre of een periode). Die verbanden kunnen worden onderzocht op grond van herhaling, contrast, gradatie e.d. Aan de onderdelen van een tekst kan men een microstructurele betekenis toekennen die pas zinvol wordt wanneer die kan worden ingepast in de macrostructuur. De term structuur is niet onomstreden, o.m. vanwege de subjectiviteit van de keuze voor bepaalde structurerende elementen. De onderzoeker zal bepaalde onderdelen van een tekst als belangrijker beschouwen voor de structuur dan andere. Bovendien gaat de onderzoeker uit van de vooronderstelling dat een tekst een structurele eenheid vertoont, een uitgangspunt dat vanuit methodologische principes wordt bekritiseerd en dat kan leiden tot geforceerde interpretaties om bepaalde delen van de tekst in het geheel in te passen. Voorbeelden van structuurstudies van romans zijn o.m. die van W. Blok (Verhaal en lezer, 19734) over Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan van Louis Couperus en van A.L. Sötemann (De structuur van Max Havelaar, 19813) over de Max Havelaar van Multatuli. H. van Gorp beschreef de structuur van de picareske verhaalkunst (Inleiding tot de picareske verhaalkunst of de wederwaardigheden van een anti-genre, 1978). Lit: J. Broekman, Strukturalisme: Moskou, Praag, Parijs (1973) J. Culler, Structuralist poetics (1975; reprint 2002) S. Chatman, Story and discourse: Narrative structure in fiction and film (1978; reprint 1990) J. van Luxemburg, M. Bal & W.G. Weststeijn, ‘Tekst en communicatie in de literatuurwetenschap’ in Inleiding in de literatuurwetenschap (1981), p. 47-64 M. Bal, De theorie van vertellen en verhalen (19905) L. Herman & B. Vervaeck, Vertelduivels. Handboek verhaalanalyse (20053) J.H. Petersen, Die Erzählformen: er, ich, du und andere Varianten (2010).
|