Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdstrofeEtym: Gr. strofè = wending. Oorspronkelijk het eerste deel van de ode in het Griekse drama, gezongen door het koor, terwijl het van de ene zijde van het toneel naar de andere ging (vgl. de etymologie). Ze werd gevolgd door een antistrofe-1 (het koor verplaatste zich in tegengestelde richting) en door een epode-2, in een andere metrische (metrum) vorm (die door het koor gezongen werd terwijl het stilstond). In de strofische poëzie is de strofe een verbinding van een aantal verzen (vers-1) van het gedicht met gelijke of met verschillende structuur tot één geheel, waarbij ook grafische weergave, ritme en rijm een rol kunnen spelen. Strofische poëzie staat aldus tegenover stichische poëzie, waarin de verzen niet onderbroken worden door wit-1 tussen de regels. We treffen in de literatuur tientallen strofevormen aan. Enkele van de meest bekende zijn: het distichon, de terzine, het kwatrijn, de sestine, het huitain, de stanza (ottava rima, octaaf), het dizain en de clausule. Wanneer men spreekt van ‘strofische opbouw’ (bijv. in verband met de Horatiaanse ode) dan bedoelt men altijd dat het gaat om strofen met identieke structuur (regellengte en -aantal, metrum, rijmschema). De grote groepen verzen die soms in stichische poëzie onderscheiden worden, bijv. door interliniëring, zou men versparagrafen kunnen noemen (Eng. verse paragraph). In sommige situaties gebruikt men voor strofe de term vers-3. De strofe in een lied noemt men couplet. Zie ook sapfische strofe, cobla, da capo-strofe. Lit: A.P. Braakhuis, De thematische structuur van de versregel (1962) G. Kazemier, In de voorhof der poëzie (1965), p. 143-177 E. Häublein, The stanza (1978) Drs P. & I. de Wijs, Het rijmschap compleet (1984), p. 17-19 E. van Alphen e.a., Op poëtische wijze. Handleiding voor het lezen van poëzie (1996).
|
|