Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdstanzaEtym: It. stanza = strofe, standplaats < Lat. stare = stilstaan; vandaar: het rusthouden na de strofe. In het algemeen: rustpunt of onderbreking in een gedicht. Aanvankelijk was het de aanduiding voor het eind van een strofe. Later werd stanza synoniem voor strofe. In de oorspronkelijke klassieke Italiaanse vorm telde elke regel elf syllaben en later werd deze vijfjambisch (jambe). De achtregelige Italiaanse strofevorm (ottava rima), bestaande uit jambische verzen, had drie vrouwelijke rijmen (rijmschema: abababcc). Men vindt deze vorm bijv. in Tasso’s Gerusalemme liberata (1580) en Byrons Don Juan (1819-24). Enkele variaties zijn het huitain (ababbcbc) en de spenseriaanse stanza. Deze laatste telt negen jambische versregels, waarvan de eerste acht pentameters zijn en de laatste een hexameter (alexandrijn). Het rijmschema is: ababbcbcc. Edmund Spenser ontwikkelde deze versvorm voor zijn The Fairie Queene (1590-96). De Nederlandse stanzen hebben zelden deze vorm. Zo bevat N. Beets' De maskerade (1835) mannelijk rijm en vrouwelijk rijm door elkaar. De Genestets De Sint-Nikolaasavond heeft hetzelfde kenmerk en is bovendien geschreven in zesvoetige jamben met het rijmschema aabbccdd. De elegische stanza (een kwatrijn) heeft alleen de naam ermee gemeen. Een specifieke vorm van het novet is de nonarime, een stanza vermeerderd met één regel. Synoniem: stanze. Zie ook rhyme royal. Lit: Ph. Hobsbaum, Metre, rhythm and verse form (1996), p. 121-148 J. Lennard, The poetry handbook (20052), p. 33-80.
|
|