Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdalexandrijnEtym: Versmaat ontleend aan de Franse Roman d'Alexandre (12de eeuw). Term uit de prosodie voor een zesvoetige jambe, veelal met een diaeresis-1 (pauze, syntactische grens) na de derde versvoet, waardoor de regel in twee gelijke helften (hemistichomythie) wordt gesneden. Deze metrische (metrum) vorm is in de renaissance veelvuldig toegepast, bijv. Ĭn ’t woēst ĕn eēnzăam vēld,/ bĕgrōeid mĕt ruīgt’ ĕn hēggĕn [...] Maar ook in de 20ste komt de alexandrijn nog voor, zij het soms zonder diaeresis, zoals bij M. Nijhoff:
De naam is ontleend aan de Franse Alexanderroman uit de 12de eeuw, waarin de traditionele decasyllabe vervangen werd door de dodecasyllabe. Men kan de Griekse jambische trimeter, zoals die in de tragedie voorkomt, er reeds als voorloper van zien. Lit: F. Kossmann, ‘Het noodlot van de Nederlandse alexandrijn’ in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden (1963), p. 3-17 G. Kazemier, In de voorhof der poëzie (1965), p. 37-39 G.J. de Vries, ‘De alexandrijnen in perspectief’ in Hermeneus 17 (1985) 3, p. 130-140 F. Moreau, Six études de métrique: de l’alexandrin au verset contemporain (1987) G. Otterloo, ‘De geboorte van de Vondeliaanse alexandrijn’ in K. Porteman & K. Schöndorf (red.), Liber amicorum Prof. Dr. Kare Langvik-Johannessen (1989), p. 135-144 Cl.M. Beaujeu, L'alexandrin dans le crève-coeur d'Aragon: étude de rythme (1993).
|
|