Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdkwatrijnFr. quatrain < quatre = vier. Term uit de genreleer en de prosodie voor een vierregelige strofe of een vierregelig gedicht. Vaak biedt zo’n gedicht een treffend verwoorde levenswijsheid. De ontwikkeling van het Nederlandstalige kwatrijn heeft sterke impulsen gekregen vanuit de Grieks-Romeinse Oudheid enerzijds en de Perzische literatuur anderzijds. Sinds de renaissance heeft het kwatrijn grotendeels als epigram gefungeerd. Doorgaans heeft het eindrijm, dat gepaard, gekruist of omarmend kan zijn. Het Perzisch kwatrijn heeft als rijmschema aaba. Het volgende kwatrijn heeft slechts één rijmklank: Laetse by quaedt weder varen, Soms lijkt het kwatrijn een dubbel distichon, zoals in het gedicht ‘Profeten en poëten’ van Revius: Waer in verschillen doch propheten en poëten? Over de relatie tussen Griekse en Perzische kwatrijnen schreef J.I. de Haan het gedicht ‘Kwatrijnen’: Ook Grieksche dichters schreven in Kwatrijnen. De door De Haan bedoelde Omar Khayyam (wellicht een mythe!) is met zijn Rubaiyat (ca. 1100) de meest bekende Perzische kwatrijnendichter. Hij is o.m. vertaald door Edward Fitzgerald, Leopold, Keuls, De Mérode en Boutens. Bijv.: Een pottenbakker zag ik aan zijn wiel, ’k Was jong, en vroeg: wie is de Vrije Man? - Men hanteert het kwatrijn ook als strofe: het dubbele kwatrijn fungeert als octaaf in het sonnet. Lit: J.D.Ph. Warners, Het vierregelig gedicht in de Nederlandse letterkunde sinds de Renaissance (1947) P. Bekker, Die kwatryn (1974) W. Brakman & N. Gregoor, Op het quatrijn: kwatrijnen (1981) S. Vestdijk, De glanzende kiemcel (reprint, 2007).
|