Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdPerzisch kwatrijnSynoniem: oosters kwatrijn. Term uit de genreleer voor een type kwatrijn dat in de Nederlandse letterkunde beoefend is naar het voorbeeld van de roebai uit Perzië. Het betreft speciaal die kwatrijnen welke zijn toegeschreven aan de (wellicht legendarische) figuur van Omar Khayyam (11de eeuw). Bekende Nederlandse bewerkers/vertalers zijn Boutens, Leopold en J.I. de Haan. Het Perzisch kwatrijn geeft een levenswijsheid, zoals het gedicht ‘Dwaasheid’ van De Haan: Hij zegt: ‘Omar Khayyam heeft niet geschreven, In het algemeen is de inhoudelijke opbouw van het gedicht zo, dat de twee eerste verzen (vers-1) de grondgedachte weergeven, het derde vers er een wending aan geeft, en het laatste een oplossing bevat. Hiermee corresponderend treft men vaak het rijmschema aaba erin aan, dat als gesloten vorm de inhoud ondersteunt. Nijhoff zei hierover: De eerste twee regels, bij Khayyam, rijmen op elkaar, om terstond het thema in zo kort mogelijk bestek aan te geven, de derde regel houdt in zijn rijmloosheid de uitzwaai der gedachte nog even onbeslist, verhardt daarmee de kern van het eerste paar, maar verlengt tevens als aanloop de kracht van de vierde regel, die, het rijm verder opnemend, het kwatrijn tot een om zichzelf ster-snel wentelend, licht-spattend en kristal-hard geheel maakt. Hieronder een recent voorbeeld, met een lichte variatie op het rijmschema aaba: VARENS Lit: J.D.Ph. Warners, Het Nederlandse kwatrijn (1947) A.P. Braakhuis, De thematische structuur van de versregel (1962) G. Kazemier, In de voorhof der poëzie (1965), p.157 e.v. M. Goud, 'Honger naar kwatrijnen: P.C. Boutens en de Perzische literatuur' in M. Goud & A. Seyed-Gohrab (red.), De Perzische muze in de polder (2006), p. 93-114.
|
|