Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdsapfische strofeBenaming van een naar de Griekse dichteres Sappho (7de eeuw v. Chr.) genoemde antieke vers-1- en strofevorm, vaak door Horatius gebruikt in zijn Carmina (zie sapfische ode) en met lichte variaties nagevolgd door o.m. Sidney, Tennyson, Ezra Pound, Klopstock en Hölderlin, en in de Nederlandse literatuur door Bilderdijk, Boutens, Kloos, Bloem en Nijhoff. Bij het sapfisch vers onderscheidt men de elflettergrepige sapphicus minor en de vijftienlettergrepige sapphicus maior waarin vóór de dactylus een catalectisch, adonisch vers of choriambe is ingevoegd. Het is een vierregelige strofe die twee typen kent. Het meest voorkomende is dat van de zgn. eerste sapfische strofe. De verzen 1 tot en met 3 volgen het patroon van de elfsyllabige saficus minor (ˉ ˇ / ˉ ˉ / ˉ // ˇ ˇ / ˉ ˇ / ˉ ˇ). De vierde regel is een adonisch vers in de vorm van een dactylus plus trochee ( ˉ ˇ ˇ/ ˉ ˇ) die ook wel quinarius genoemd wordt. De tweede sapfische strofe heeft een ingewikkelder patroon, globaal gekenmerkt door een eerste en een derde regel van zeven syllaben, en een vierde regel van vijftien syllaben. Hierin wisselt een pherecrateus in de eerste en de derde regel af met een sapphicus maior in de tweede en de vierde. Enkele Nederlandse dichters hebben zich op de sapfische strofe geïnspireerd. Zo eindigt Kloos zijn gedicht ‘Sappho’ met een vierregelige strofe, waarvan de eerste en de derde regel een verlengde sapphicus minor te zien geven, terwijl vs. 2 en vs. 4 een variatie vormen op de korte regels uit de tweede sapfische strofe: Mij ook is het licht in de lome ziel gevallen, Boutens hield zich wat strenger aan de regels, zoals blijkt uit de eerste strofe van zijn ‘Gebed aan Afrodita’ (Oden en fragmenten van Sapfo), waarin hij nauwkeurig het schema volgt van de eerste sapfische strofe: Flonkertoonge onsterfelijke Afrodita, Ook Nijhoff doet dit in zijn ‘Morgengebed’, met de ondertitel ‘Sapphische strophen’, waarvan de eerste strofe luidt: Zon, die met uw stralenden wagen opwaarts J.C. Bloem paste het procédé toe in het gedicht ‘Na de bevrijding’ uit de bundel Sintels (1945). Zie ook sapfische ode. Lit: P. Stolz, Sonderformen der sapphischen Dichtung (1982).
|