Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtrocheeEtym: Gr. trochaios (pous) = snellopende (voet) < trechein = draven, lopen. Term uit de prosodie voor het metrum van een versvoet bestaande uit een heffing gevolgd door een daling (bijv.: ‘lōpĕn’). In het volgende fragment van M. Nijhoff ('Psalm 150', vs. 1-3) is elke regel gebouwd op de trochee (met een antimetrie in het begin van vs. 1, en een extra syllabe aan het eind van elk van de drie regels): Looft God /, looft Hem / ove/ral. In de volgende strofe uit het gedicht ‘De humorist’ van P.A. de Genestet is elke regel gebouwd op de trochee (met in de even regels een halve voet aan het eind): Eēnmăal / hād ĭk / zēvĕn / vrīndĕn, / Een Grieks synoniem is choree (uit 'choros' = dans, koor). Lit: A.P. Braakhuis, De thematische structuur van de versregel (1962) G. Kazemier, In de voorhof der poëzie (1965), p. 39-43 M.E. Loots, Metrical myths: an experimental-phonetic investigation into the production and perception of metrical speech (1980) B. Hayes, Metrical stress theory: principles and case studies (1995) N. Fabb, Language and literary structure: the linguistic analysis of form in verse and narrative (2002) J. Lennard, The poetry handbook (20052), p. 1-30 N. Fabb & M. Halle, Meter in poetry: a new theory (2008).
|
|