Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdrijmbrekingEigenschap van de verstechniek die zich kenmerkt door het verschijnsel dat het einde van een mededeling niet samenvalt met het einde van een verspaar, zonder dat hierbij (zoals bij het enjambement) bewust naar een zeker effect wordt gestreefd. Bij rijmbreking of rijmbreuk is het niet noodzakelijk dat een eenheid van mededeling twee niet-rijmende verzen vult; het is mogelijk dat die eerder begint. Het is echter essentieel, dat het einde van de mededeling niet samenvalt met het einde van het rijmpaar: Dit soe herdi alden dach Rijmbreking komt in principe weinig voor in gedichten met het lange vers met binnenrijm (Langzeile) als basiseenheid van de versificatie, omdat het lange vers doorgaans een eenheid van mededeling vormt. In werken die gedicht zijn in paren van korte verzen daarentegen kan het een frequent voorkomend verschijnsel zijn. Een algemeen gangbare opvatting is, dat rijmbreking kenmerkend zou zijn voor oudere middeleeuwse werken. Het gaat hier echter eerder om een laat dan om een vroeg verschijnsel. In de Middelhoogduitse literatuur komt, naast de Langzeile, rijmbreking in de 12de eeuw meer en meer voor, waarbij na het midden van die eeuw het rijmpaar van korte verzen de overhand krijgt. In het Middelnederlandse taalgebied lijkt deze ontwikkeling zich in de 13de eeuw te voltrekken. Deze ontwikkeling hangt waarschijnlijk samen met het loslaten van de orale traditie (orale literatuur) waarin literatuur werd voorgedragen, ten gunste van een schriftelijke traditie waarin (voor)gelezen werd. Lit: W.H. Beuken, 'Rijmbreking in middeleeuwse poëzie' in Spiegel der letteren 12 (1969-1970) 1, p. 1-10 E. van den Berg, Middelnederlandse versbouw en syntaxis. Ontwikkelingen in de versifikatie van verhalende poëzie ca. 1200 - ca. 1400 (1983), p. 155-197 J. Reynaert, 'Clausen, zinsbouw en versificatie in de abele spelen: theatrale en stilistische aspecten van het 'rijmoverschrijdende verzenpaar' in Queeste 16 (2009) 1, p. 15-38.
|
|