Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdepideiktische literatuurEtym: Gr. epideiktikos = pronkend < epi-deiknunai = ver-tonen, onderwijzen. Term uit de retorica voor een vorm van literatuur die verband houdt met één van de drie door Aristoteles onderscheiden genera causarum, namelijk het genus demonstrativum, dat voortgekomen is uit publieke ceremonies en rituelen waarin het de belangrijkste taak was goden of mensen te prijzen. Weldra vielen hier ook andere vormen van de lofrede onder, zoals ‘felicitatieteksten’ en funeraire redes. Teksten van dit type waren - in tegenstelling tot de juridische en politieke rede - primair en vaak uitsluitend afgestemd op de sierlijke vorm van zeggen (ornatus), waarbij het publiek alleen toehoorder was en geen beoordelaar. De later als epideiktisch aangeduide literatuur is een afgeleide van dit genre en werd gekenmerkt door gerichtheid op vermaak. Dit aspect kwam uitstekend van pas bij gelegenheidsliteratuur (gelegenheidspoëzie), zoals het lofdicht, de satire, het epithalamium, de zegezang, het lijkdicht (lijkrede) en andere vormen van dit type gebruikskunst. Lit: G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 2 (1994), kol. 1258-1267 J. Kopperschmidt & H. Schanze, Fest und Festrhetorik: zu Theorie, Geschichte und Praxis der Epideiktik (1999).
|
|