Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdepithalamiumEtym: Gr. epi-thalamos = bij de bruidskamer. Gelegenheidsgedicht (gelegenheidspoëzie) bij een huwelijk. In de oudheid werd nog een onderscheid gemaakt tussen het lied dat door jongeren in koor gezongen werd voor de deur van het bruidsvertrek ter ere van de jonggehuwden (epithalamium) en anderzijds het lied dat onder fluit- en citerbegeleiding gezongen werd door vriendinnen van de bruid bij het begeleiden van de bruid naar het huis van de bruidegom; dit laatste werd hymenaeus (Gr. hymen = maagdenvlies) genoemd naar de in het refrein weerkerende naam van de huwelijksgod. Maar dat verschil vervaagde al snel. Belangrijke epithalaamdichters in de oudheid waren Sappho en Catullus (o.m. Carmen 61 en 62, 1ste eeuw v. Chr.). Vrijwel ieder belangrijk auteur uit de aangegeven perioden heeft epithalamia vervaardigd. Het kende succes bij o.m. Ben Jonson, Malherbe en Marino. In de Nederlandse literatuur opent Jan van der Noot de rij in 1583 met zijn Epitalameon, oft houwelycx sanck (ed. Smit en Hellinga, 1953). Hooft, Bredero en Vondel lieten zich evenmin onbetuigd. J.B. Wellekens bracht in 1729 een gehele bundel Bruiloftdichten bijeen. Tal van bruiloftsliederen staan beschreven in J. Bouman, Nederlandse gelegenheidsgedichten voor 1700 (1982), bijv. de strofe uit de ‘Zang ter bruyloft van Heer Constantyn Huigens en Joffrouw Susanne van Baerle’ door P.C. Hooft: Hunn' Mingod is de Zon. Wen die haer komt verwarmen, Ook in latere tijd werden nog bruiloftsliederen geschreven, o.a. door G. Gezelle (‘Bruiloftlied’, ca. 1856, uit Dichtoefeningen).
Huwelijkslied van Jan der Noot t.g.v. het huwelijk van Otto van Vicht met Cornelia van Balen (1583). [Bron: J. van der Noot, Epitalameon oft Houwelycx sanck, ed. W.A.P. Smit & W.Gs Hellinga (1953), p. 49].
Lit: V. Tufte, The poetry of marriage. The epithalamium in Europe and its development in England (1970) M.A. Schenkeveld-Van der Dussen, ‘Bruilofts- en liefdeslyriek in de 18e eeuw: de rol van de literaire conventies’ in Nieuwe taalgids 67 (1974), p. 449-461 M.A. Schenkeveld-Van der Dussen, ‘Christus, Hymenaeus of de teelzucht’ in Visies op Vondel na 300 jaar (1979), p.11-25 P. Lammens-Pikhaus, ‘Vondels Bruyloftbed’ in Visies op Vondel na 300 jaar (1979), p. 72-87 J. Bouman, ‘Inleiding’ in Nederlandse gelegenheidsgedichten voor 1700 (1982), p. XIII-XVI J.E. Eber, The epithalamion in the late English Renaissance (1985) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 2 (1994), kol. 1312-1314 J.M. Girard, Le livre d’or des épithalames ou chants nuptiaux. Textes d’auteurs anciens et modernes (1999) J. Verdonck, ‘Bij twee epithalamia van Guido Gezelle’ in Rijmtijd 41 (2004), p. 16-23.
|
|