Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdlegendeEtym: Lat. legenda = wat moet worden gelezen. Verhaal in versvorm of in proza rond het leven van Christus, Maria (Marialegende), een heilige, een martelaar of over heilige voorwerpen. Oorspronkelijk werd het op de geboortedag van een heilige of van een kerkelijk feest (bijv. ter ere van het H. Sacrament) in de kerk of de refter van een klooster voorgelezen of naverteld, met de bedoeling de toehoorders te overtuigen van de kracht die van de persoon of het onderwerp in kwestie uitging, zodat zij voortaan zouden leven en handelen naar het voorbeeld van het verhaal (zie ook exempel). Deze verhalen werden steeds meer uitgebreid en gingen een eigen leven leiden. Een legende is minder uitgebreid dan een hagiografie, maar de precieze grens tussen de twee is niet nauwkeurig aan te geven. Veelal reserveert men de term legende voor afzonderlijke episoden uit het leven van een heilige: de bekering, de marteldood of wonderen op het graf. Daarnaast is de legende ook verwant aan het mirakelspel, maar de lering van het beschrevene speelt een grotere rol dan de wonderen die erin gebeuren. Ook zijn er overeenkomsten met de mythe, die een bovennatuurlijke, niet-menselijke hoofdpersoon heeft en tenslotte met de niet-religieuze sage. Vele legenden zijn collectief op schrift gesteld in verzamelingen (zie legendarium) zoals in Vincentius van Beauvais’ Speculum Historiale of afzonderlijk uitgegeven, zoals Henric van Veldekens Sint Servatiuslegende (einde 12de eeuw) en Van Tondalus Vysioen. De meest vermaarde bundel legenden is de ook in het Middelnederlands vertaalde Legenda aurea van Jacobus de Voragine (ca. 1230-1298). De term legende en vooral het adjectief ‘legendarisch’ worden in overdrachtelijke zin ook gebruikt voor verhalen die niet rond een christelijk thema spelen, maar die op volksoverlevering berusten en waarvan het waarheidsgehalte enigszins twijfelachtig is. Door mondelinge of schriftelijke overlevering ontstaat namelijk rond bepaalde figuren soms een cyclus van verhalen die de waarheid op de een of andere manier geweld aandoen. Door dit geheel van oncontroleerbare addenda die het sprookjesachtige kunnen benaderen, evolueert een historische figuur dan tot een ‘legendarische’ figuur (bijv. Faust, de Wandelende Jood, Koning Arthur, Jeanne d’Arc, Che Guevara, Lady Diana). Zo verschenen van Couperus verschillende verhalen onder de titel ‘legende’ en bewerkte Hugo Claus een boek tot een toneelspel met als titel De legende en de heldhaftige, vrolijke en roemrijke avonturen van Uilenspiegel en van Lamme Goedzak in Vlaanderen en elders (1965). Zie ook urban legend. Lit: C.G.N. de Vooys, Middelnederlandse legenden en exempelen. Bijdrage tot de kennis van de prozateksten en het volksgeloof der middeleeuwen (19262) A. Jolles, ‘Legende’ in Einfache Formen (19684;1930), p. 19-49 H. Rosenfeld, Legende (19723) J.P. Étienne (red.), La légende: anthropologie, histoire, littérature (1989) A.B. Mulder-Bakker & M. Carasso-Kok, Gouden legenden. Heiligenlevens en heiligenverering in de Nederlanden (1997) N.J. Lacy, The Arthurian handbook (19972).
|