Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdoperetteEtym: It. operetta = klein werk; verkleiningsvorm van opera < Lat. opus = werk. Vorm van muzikaal theater die in tegenstelling tot de meeste opera’s een luchtige inhoud heeft en doorgaans ook een goede afloop kent. De operette bestaat uit een verhaal (het libretto) dat deels gesproken en deels gezongen (zang) wordt in solo’s, duetten, koorzang e.d. met begeleiding van orkestmuziek. De operette heeft zich ontwikkeld uit de opera buffa, de opéra comique en de vaudeville. J. Offenbach wordt gezien als de eerste belangrijke operettecomponist met Pépito (1853), Orphée aux enfers (1854) en La belle Hélèn (1864), waarin hij de wals, de galop en de cancan verwerkte en tevens de opera parodieerde. Met name de Weense operette heeft een grote faam met componisten als Frans von Suppé (Boccacio, 1879), Johan Strauss (Die Fledermaus, 1874) en Oscar Strauss (Ein Walzertraum, 1907). Beroemde andere operettecomponisten zijn Emmerich Kàlman (Die Czardasfürstin, 1915) en Frans Lehar (Das Land des Lächelns, 1930). In Amerika ontwikkelde zich uit de operette de musical met als overgangsfiguur S. Romberg met The desert song (1926). In Nederland ontstond aan het begin van de 20ste eeuw een opvoeringstraditie (o.m. onder leiding van leden van de toneelfamilie Bouwmeester), maar een belangrijke operetteproductie is hier niet van de grond gekomen, terwijl er na de Tweede Wereldoorlog wel een musicaltraditie is ontstaan. Toch werden er wel enkele Nederlandstalige operettes geschreven, zoals Sepp’l (1926) van Emiel Hullebroeck en Marijke (1942) van Jan Vogel (muziek) en Anton Beuving (tekst). Evenals de musical is de operette een directe opvolger van het zangspel. Sommigen (K. ter Laan) noemen de ‘singhende klucht’ Melis Tyssen van J.Jzn. Starter een operette. Het genre heeft in de Nederlandstalige situatie ook producties opgeleverd die voor kinderen zijn bedoeld, zoals het in de jaren ’30 geschreven ‘kinderzangspel’ Zigeunerleven van A.J. van der Knaap met muziek van Anton Th. Vis, dat veel op scholen werd uitgevoerd. Lit: B. Grun, Kulturgeschichte der Operette (19672) F. Bredschneyder, Nieuw operette en musicalboek (1989) M. White & E. Henderson, Opera & operette (vert., 1998) K. Gänzl, The encyclopedia of the musical theatre (20012) R. Fath & A. Würz, Reclams Opern- und Operettenführer (2002) V. Klotz, Operette: Porträt und Handbuch einer unerhörten Kunst (20042).
|
|