Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdoperaEtym: It. opera = (kunst)werk < Lat. opera: collectivum van opus. Vorm van muzikaal theater met orkestrale begeleiding waarin de zangers/acteurs de hele tekst (libretto), of een groot deel ervan, zingend ten gehore brengen. Dit gebeurt in de vorm van aria (uitgewerkte solozang), recitatief (muzikale declamatie van vertellende passages tegen een zachte muzikale achtergrond) en/of koorzang. Als typisch voorbeeld van een artistiek menggenre bevat de opera ook een sterk ontwikkelde visuele dimensie (ballet, theatermachinerie, decors). Hoewel het genre talrijke voorlopers kende (soms aangeduid als melodrama of zangspel), zou het als zodanig zijn ontstaan in de late 16de eeuw, toen een aantal Florentijnse componisten (waaronder J. Peri) de oude Griekse tragedie poogden te reconstrueren d.m.v. een muziekdrama dat alleen uit recitatieven en koren bestond. De aria eiste spoedig een belangrijke rol op, vooral in de zgn. Napelse school (o.m. Scarlatti, 1660-1725), waardoor het dramatische aspect op de achtergrond raakte ten voordele van zuivere muzikaliteit en virtuoze zangtechniek (belcanto). De spanning tussen de muzikale en de dramatisch-literaire dimensie is een constante in de verdere geschiedenis van het genre. De opera verspreidde zich vanuit Italië over de rest van Europa, waarbij Frankrijk en Duitsland een eigen traditie ontwikkelden (specifieke stijl, gebruik van de volkstaal). Als grootmeesters van het genre gelden: Monteverdi, Lully, Rameau (17de eeuw); Pergolesi, Händel, Mozart, Von Gluck (18de eeuw); Rossini, Verdi, Puccini, Berlioz, Gounod, Bizet, Von Weber, Wagner (Gesamtkunstwerk, muziekdrama), Tsjaikowski (19de eeuw); R. Strauss, Debussy, Strawinsky, Prokofjev en Britten (20ste eeuw). Te vermelden is nog dat de opera snel tal van varianten en hybride vormen kende, zowel komische als meer ernstige. Het is uit de lichtere vormen dat in de 19de eeuw de operette is ontstaan, d.w.z. een luchthartig muzikaal stuk met veel gesproken dialoog (bijv. J. Offenbach). De eerste opera-uitvoering in Nederland, die van Isis van Jean-Baptiste Lully, vond plaats in 1677. Vondels Faëton werd in een bewerking van Govert Bidloo ‘met balletten en musijck’ opgevoerd in 1685, maar behalve enkele incidentele opvoeringen van dit stuk in de 18de eeuw kwamen er geen opera's op de planken. Bidloo is ook de auteur van de Opera op de zinspreuk ‘Zonder spys en wyn kan geen liefde zyn’ (1686). Belangrijk is de oprichting van de Wagnervereniging (1883) en de sinds 1886 ondernomen actie van de Hollandsche Opera ten gunste van de Nederlandstalige opera onder de stimulerende leiding van J.G. de Groot. Van de oorspronkelijke Nederlandse opera's uit de 20ste eeuw verdienen o.a. vermelding Willem Pijpers Halewijn (1933) op tekst van M. Nijhoff, Philomela (1934) van H. Andriessen op tekst van J. Engelman, Reconstructie (1969) van H. Claus, H. Mulisch en P. Schat, Naïma (1985) van Th. Loevendie en Ithaka (1986) van K. Hin en O. Ketting. In tegenstelling tot het oratorium wordt de opera altijd scenisch opgevoerd. In dat opzicht is de opera verwant aan het zangspel. Zie ook zarzuela. Lit: S.A.M. Bottenheim, De opera in Nederland (1946) L. Riemens, Groot operaboek (19744) G.A. Marco, Opera: a research and information guide (1984) J.W. Hofstra (red.), Prisma van de opera (1990) L. Orrey, Opera in the High Baroque (1991) W. Bernhart & U. Weisstein (red.), The semantics of the musico-literary genres (1994) R.A. Rasch, ‘19 februari 1685: Onder regie van Govard Bidloo wordt Vondels Faëton opgevoerd als een muziekdramatische show; toneel en muziek aan het eind van de zeventiende eeuw’ in R.L. Erenstein (hoofdred.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden (1996), p. 272-277 P. Béhar e.a. (red.), Spectaculum Europaeum: theatre and spectacle in Europe (1580-1750) (1999) R. Cannon, Opera (2012).
|
|