Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdcommedia dell'arteEtym: It. kunstig blijspel. Oorspronkelijk Italiaanse blijspelvorm waarin de acteurs de tekst improviseren (vandaar ook de term 'commedia all' improviso') op grond van een van te voren slechts in grote lijnen vastgelegd scenario. De commedia dell’arte kende een aantal vaste figuren die, o.m. door hun masker en kostuum, meer getypeerd dan gekarakteriseerd werden: Arlecchino (de clown, harlekijn), Il Dottore (de pedante dokter of kwakzalver), Colombina (het jonge meisje), Pantalone (de rijke oude vader), Scapino (de slimme dienaar), Capitano (de blufferige militair) e.v.a. Deze figuren waren tevens vaak representant van een bepaalde stad of streek. Naast toneelspel was in de commedia dell’arte zang, dans en pantomime verwerkt. De commedia dell’arte ontwikkelde zich in het midden van de 16de eeuw in Italië als tegenhanger van het zgn. ‘geleerden’-toneel (commedia erudita) aan de Italiaanse hoven. Het werd gespeeld door rondreizende professionele gilde-acteurs, die aanvankelijk vooral in Noord-Italië optraden, maar later geheel West-Europa rondtrokken. Ze oefenden daarmee een grote invloed uit op het West-Europese blijspel van met name Molière, Marivaux en bij ons Pieter Langendijk. In de 18de eeuw herleefde het genre nog in de stukken van Carlo Gozzi (1718-1801). Ook het werk van Carlo Goldoni (1707-1793) vertoont duidelijk verwantschap met de commedia dell’arte, maar zijn teksten zijn geheel uitgeschreven en laten dus weinig of geen improvisatie toe, bijv. De knecht van twee meesters (1745).
Commedia dell'arte-artiesten trekken een stad binnen. [bron: R.L. Erenstein (red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden (1996), p. 127].
Lit: B. Albach, De commedia dell'arte (1959) • C. de Leeuwe, Commedia dell'arte, dat is puur toneel (1968) • G. Malipiero, Figuren uit de commedia dell'arte (1970) • R.L. Erenstein, De geschiedenis van de commedia dell’arte (1985) • S. Ferrone (red.), Commedia dell'arte, 2 dln. (1985-1986) • C. Cairns (red.), The commedia dell’arte from the Renaissance to Dario Fo (1989) • D.J. George & C.J. Gossip, Studies in the commedia dell’arte (1993) • Ph. Bossier, La commedia dell’arte nel secondo cinquecento (diss. K.U. Leuven) (1995) • R. L. Erenstein, ‘Neue Wege der Forschung über Commedia dell’arte’ in Maske und Kothurn 38 (1996), p. 7-16 • W. Theile, Commedia dell’arte: Geschichte, Theorie, Praxis (1997) • M.A. Katritzky, The Art of commedia: a study in the commedia dell’arte, 1560-1620 (2006) • P. Jordan, The Venetian origins of the Commedia dell'arte (2012) • Chr. B. Balme, P. Vescovo & D. Vianello (red.), Commedia dell'arte in context (2018).
|
|