Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdharlekijnEtym: It. arlecchino, Fr. arlequin. Stereotiepe figuur uit de pantomimische commedia dell'arte, die ook in latere literatuur vaak voorkomt. Zijn veelkleurige en ordeloze lapjespak, korte jas en collants, en zijn pseudoknuppel hadden niet steeds dezelfde betekenis. De harlekijn komt wellicht uit de volkse mysteriespelen. Half kamerknecht, half boer, kon hij zich tegenover zijn meester heel wat vrijheden veroorloven en diens liefdesperikelen parodiëren. Later wordt hij de geraffineerde incarnatie van een gepolijste satire tegen de adel. In Duitsland spreekt men dan van Hanswurst of Kasperl (zie ook Haupt- und Staatsaktion). Voorbeelden geven S. Brants, Narrenschiff (1494) en Goldoni's, De Knecht van twee meesters (1748). De tegenhanger van de slimme Arlecchino was Pedrolino, een robuuste clown met een gezond vitalisme en rondborstige humor. De Franse versie, Pierrot, nam wel de uitmonstering van deze clown over, te weten een wit pak met lange mouwen, een plooikraag en een puntmuts boven een witgeschminkt gelaat, maar niet zijn karakter. Hij wordt een wat tere verschijning, naïef en onhandig, die snelle opeenvolgingen van kinderlijke vreugde en komische, pathetische droefheid kent. Hij wordt mooi getekend door M. Nijhoff: Ik was als kind te ouwelijk,
'Arlequin' door de ogen van Cornelis Troost (1738). [bron: R.L. Erenstein (red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden (1996), p. 132].
Lit: A. Nicoll, The World of harlequin: a critical study of the commedia dell’ arte (1986) H. Uitman, ‘1826: Arlequin als Aladdin op de Amsterdamse planken: harlekinades en dansspelen’ in R.L. Erenstein e.a. (red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden (1996), p. 390-395 E. Rallo (red.), Le valet passé maître, Arlequin et Figaro (1998) Ch. Mazouer, Le théâtre d'Arlequin: comédies et comédiens italiens en France au XVIIe siècle (2002).
|