Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdclassicistisch dramaEtym: Fr. classicisme = navolging van de klassieken. Het toneel in de periode van het classicisme, ook Frans-klassiek toneel genoemd, staat sterk onder invloed van het Franse drama van met name Corneille en Racine. De Nederlandse toneeltheorie uit deze periode is verwoord door Andries Pels uit de kring van Nil volentibus arduum in zijn Het gebruik en misbruik des tooneels (1681). Volgens hem heeft het toneel een opvoedende functie, wat impliceert dat er niet langer plaats is voor kluchten (klucht-1) en voor het afbeelden van misdaden. Deze kritiek richt zich tegen het toneel van Jan Vos, wiens stukken met tal van gruwelen en technische trucs veel succes hadden. Het Franse toneel wordt door Pels nadrukkelijk ten voorbeeld gesteld aan het Engelse en Spaanse (Lope de Vega) en aan de navolging daarvan. Vondel wordt gekritiseerd omdat het onwelvoeglijk zou zijn Bijbelstof op de planken te brengen. Alle stukken – in principe gebouwd op een gegeven uit de klassieken – worden door de Frans-classicisten getoetst aan vrij strenge regels, vooral die voor de indeling in bedrijven en de drie Aristotelische eenheid van handeling, tijd en plaats. De reien (rei-1) tussen de bedrijven worden afgeschaft. Goed toneel moet bovendien voldoen aan de eis van waarschijnlijkheid (vraisemblance), aan een goede verbinding tussen de tonelen (scène-1) en aan helder taalgebruik. Auteurs en vooral ook vertalers van Frans-klassieke stukken zijn Balthazar Huydecoper, Lodewijk Meijer, Lukas Rotgans, Juliana de Lannoy, Lucretia van Merken, Onno Zwier van Haren en begin 19de eeuw Bilderdijk nog. Lit: A.G. van Hamel, Zeventiende-eeuwsche opvattingen en theorieën over litteratuur in Nederland (19732), p. 194-199 S.F. Witstein, ‘Met het oog op de doctrine: het Frans-classicisme in Huydecopers Achilles’ in id., Een Wett-steen voor de ieught (1980), p. 139-152 Th.M.M. Mattheij, Waardering en kritiek: Johannes Nomsz en de Amsterdamse schouwburg 1764-1810 (1980) J. Stouten, Verlichting in de letteren (1984), p. 68-70 A.J.E. Harmsen, Onderwys in de tooneel-poëzy (1989) M.B. Smits-Veldt, Het Nederlandse renaissancetoneel (1991), p. 118-121 A.S. de Haas, De wetten van het treurspel. Over ernstig toneel in Nederland, 1700-1772 (1997).
|
|