Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdvraisemblanceEtym: Fr. waarschijnlijkheid < Lat. veri-similis = op waarheid gelijkend. Beoordelingscategorie uit de geschiedenis van de literaire kritiek. De eis van waarschijnlijkheid (in de zin van geloofwaardigheid) werd beklemtoond door de Franse klassieke literaire theorie, vooral met betrekking tot het theater. Deze eis tot geloofwaardigheid van historisch niet-controleerbare motieven was nl. problematisch geworden na de opvoering van Le Cid (Corneille, ca. 1636). In het 17de-eeuwse Frankrijk maakte men een onderscheid tussen gewone en buitengewone waarschijnlijkheid. De eerste (‘vraisemblance ordinaire’) impliceert aangepastheid van een personage aan datgene wat bij zijn sociale milieu behoort en aan zijn motivatie (zie ook bienséance(s)). Deze eis was onmisbaar en gold als wet. De tweede eis heeft betrekking op al dan niet verrassende en bovennatuurlijke (d.i. van goden afkomstige) ontknopingen (‘vraisemblance extra-ordinaire’). Dit type diende tot extra genoegen en was ‘ad libitum’. Waarschijnlijkheid hangt dan blijkbaar samen met de geldende (maatschappelijke of literaire) conventies. Waarschijnlijk zijn hoeft daarom niet synoniem te zijn met ‘waar’ zijn: ‘Le vrai peut quelquefois n’être pas vraisemblable‘ (Boileau, Art Poétique, 1674). Een bekend uitvloeisel van de eis van waarschijnlijkheid van de eerste categorie is het drietal Aristotelische eenheden: eenheid van handeling, tijd en plaats. Zo is het bijv. waarschijnlijker om de handeling binnen een bepaalde tijd (eenheid van tijd) te laten verlopen dan om dit niet te doen. In de Voorrede van Samuel Coster bij de Isabella (1619) wordt de waarschijnlijkheid van de uitspraken en handelingen van personages in relatie tot hun karakter en status voorop gesteld: Mijn Heeren, dit Spel heet Isabella, en daar wort niet meerder in vertoont Belangrijke verdedigers van de beginselen van vraisemblance zijn J. Chapelain (Lettre sur les vingt-quatre heures, 1630) en F.H. d’Aubignac (La pratique du théâtre, 1657). Behalve in het Frans-classicistische drama gold de eis van waarschijnlijkheid ook in het 18de-eeuwse genre van de briefroman. Waarom deze eis hier gold - en niet in de ‘gewone’ roman - motiveert Richardson in The Proscript van zijn briefroman Clarissa Harlowe (1748) als volgt: de realiteitsweergave achteraf van een gemoedshistorie veronderstelt bij de betrokken personen die de schrijver hieromtrent zouden hebben ingelicht een onwaarschijnlijk sterke kracht van herinnering en een even onwaarschijnlijk vertrouwd contact met de auteur. Het begrip waarschijnlijkheid blijft overigens een rol spelen in de moderne kritiek, zoals blijkt uit recent receptie-onderzoek (zie receptie-esthetica). Lit: R. Bray, La formation de la doctrine classique en France (1951), p. 191-214 G. Genette, ‘Vraisemblance et motivation’ in Figures II (1969), p. 71-99 H. Phillips, ‘Vraisemblance and moral instruction in seventeenth-century dramatic theory’ in Modern language review 73 (1978), p. 267-277 H.T. Boonstra, ‘Van waardeoordeel tot literatuuropvatting’ in De gids 142 (1979), p. 243-253 S. Zebouni, 'Classicisme et vraisemblance' in Papers on French seventeenth century literature 8 (1977-78), p. 63-73 F. MacIntosh, La vraisemblance narrative: Walter Scott, Barbey d'Aurevilly (2002) Y. Le Bozec (red.), Le vrai et le vraisemblable: rhétorique et poétique (2006) A. Duprat, Vraisemblances: poétiques et théories de la fiction, du cinquecento à Jean Chapelain (1500-1670) (2009).
|