Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–anoniem Algemeen letterkundig lexiconbriefromanRoman die bestaat uit gefingeerde brieven van één of meer fictieve personages, ook wel epistolaire (Lat. epistola = brief) roman of roman in brieven genoemd. Vaak wordt in de briefroman gebruik gemaakt van de editeursfictie, die de authenticiteit van de gewisselde brieven moet bevestigen. Zo wordt bijv. in Clarissa (1748) van Samuel Richardson de authenticiteit voorgewend door het te laten voorkomen dat er iemand belast is met het verzamelen van de gevoerde correspondentie om die na de dood van Clarissa uit te geven, opdat ze als een waarschuwend voorbeeld kan gelden voor latere generaties. Meestal wordt de editeursfictie in een voorwoord uiteengezet. Er laten zich drie typen briefromans of briefwisselingsromans onderscheiden:
Bij de laatstgenoemde typen is er in feite sprake van een wisselend perspectief , ondanks het gebruik van de ik-vorm in deze romans. Sommige auteurs zijn van mening dat het beter zou zijn om alleen in het eerste geval te spreken van briefroman, terwijl bij romans met meer correspondenten de term briefwisselingsroman op zijn plaats zou zijn. De briefroman wordt ook wel epistolaire roman of roman in brieven genoemd. De briefroman beleefde een hoogtepunt in de tweede helft van de 18de eeuw, mede onder invloed van de toen heersende briefcultuur. In de 20ste eeuw werden opnieuw veel briefromans geschreven, o.m. door A. Gide met L’école des femmes (1929), Hella Haasse met Een gevaarlijke verhouding of Daal- en Bergse brieven (1976) en A. Walker met The color purple (1982). Aan het einde van de 20ste eeuw heeft de digitale briefroman (cyber epistolary novel) zijn opwachting gemaakt via e-mail en het online chatten. De anonieme, directe, virtuele contacten, mogelijk gemaakt door de ontwikkelingen van de informatietechnologie, leveren ook nieuwe romantechnieken op. Een markant voorbeeld van een dergelijke digitale briefroman is de trilogie Chat, connect and crash (1995) van de Amerikaanse journaliste Nan McCarthy. In Ter navolging (2004) van Kees 't Hart wordt gebruik gemaakt van brieven van Betje Wolff en Aagje Deken en daarnaast van e-mails en sms-teksten tussen hedendaagse personages. Lit: F.G. Black, 'The technique of letterficton in England from 1740-1800' in Harvard studies and notes in philology and literature 15 (1933), p. 291-312 B. Romberg, Studies in narrative technique of the first-person novel (1962) N. Würzbach, Die Struktur des Briefromans und seine Entstehung in England (1964) F. Jost, 'Le roman épistolaire et la technique narrative au 18e siècle' in Comparative Literature Studies (1966), 3, p. 397-427 W. van den Berg, 'Epistolariteit als literair procédé' in Handelingen Nederlands Filologencongres 33 (1974), p. 13-28 L. Versini, Le roman épistolaire (1979) J.G. Altman, Epistolarity: approaches to a form (1982) J. Herman, Le mensonge romanesque: paramètres pour l'étude du roman épistolaire en France (1989) P. Calas, Le roman épistolaire (1996) A. Kempton, The epistolary muse: Women of letters in England and France, 1652–1802 (2017).
|
|