Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdrei-1Rei is de renaissancistische term voor koor uit de Griekse tragedie. P.C. Hooft is wellicht de eerste die in Granida (1605) de term ‘rey’ gebruikte. De rei is een groep dansende toneelspelers die gezamenlijk een onderdeel van een toneelstuk zingen of reciteren. Dat gedeelte van de tekst dat door de rei wordt gezongen (het betreft altijd lyrische gedeelten) heet vervolgens ook rei. De rei onderscheidt zich van het in de handeling betrokken koor doordat ze tussen de bedrijven door de moraliserende commentaar van de ideale toeschouwer verwoordt. In de Griekse tragedie is het koor altijd in de gebeurtenissen betrokken met óf handelingsgebonden functies (samenvatten, verslag doen, voorspellen e.d.) óf niet-handelingsgebonden functies (moralisatie, meditatie). Een rei komt al voor in het schooldrama Susanne (1532) van Sixt Birk, maar heeft daar nog niet de functie de bedrijven af te sluiten. In de klassieke tragedie van de Nederlandse renaissance valt een ontwikkeling waar te nemen van koor naar rei bij drama-auteurs als Abraham de Koning, P.C. Hooft, Samuel Coster en Joost van den Vondel. In Hoofts vroegste drama's Achilles en Polyxena en Theseus en Ariadne worden de reien koren genoemd; in het iets jongere Granida reien. In Vondels eerste tragedie Het Pascha (1610) komen zowel koren als reien voor, de eerste als anoniem ‘choor’ en moraliserend na ieder bedrijf, de tweede binnen het vierde en vijfde bedrijf als ‘Reye der Egyptenaren’ en ‘Reye der Israeliten’. Een bekend voorbeeld is de ‘Rey van Engelen’ die optreedt in Lucifer: Wie is het, die zoo hoogh gezeten, Een enkele auteur gebruikt ook de term ‘zang’ of ‘tussenspraak’ in plaats van rei. In het buitenlandse barokdrama maken Milton (Samson Agonistes, 1671) en Gryphius gebruik van reien. In het classicistisch drama is geen plaats voor de rei omdat die zondigt tegen de regel van de waarschijnlijkheid. In later tijd zijn er nog incidenteel reien te vinden bij Bilderdijk, Boutens en Henriëtte Roland Holst. Lit: G. Kamphuis, 'De reien in Vondels 'Hierusalem verwoest' in Nieuwe Taalgids 37 (1943) 2, p. 49-61 L. van Gemert, Tussen de bedrijven door? De functie van de rei in Nederlandstalig toneel 1556-1625 (1990).
|
|