Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdabsurd toneelEtym: Lat. ab-surdus = kwetsend voor het gehoor, afwijkend van de toon. Aanduiding voor theatervormen vanaf de jaren 1950 met sterk internationale inslag waarin de absurditeit en de zinloosheid van het menselijk bestaan (absurdisme) worden uitgebeeld. Hoewel de feitelijke afhankelijkheid van het Franse existentialisme van Sartre en Camus vaak wordt geloochend, bestaat er wel degelijk een geestelijke verwantschap. Dit blijkt uit een aantal parallel lopende thema’s, zoals de absurde positie van de mens in zijn vergeefse zoektocht naar orde, logica en coherentie in een wereld die deze categorieën niet bezit en ze zelfs ontkent; verder de onmogelijkheid te communiceren, de eenzaamheid, de angst en de vlucht in een illusoire werkelijkheid. De mens wordt gezien als een geïsoleerd individu, levend in een vijandige en ongeordende samenleving, op weg van het niets naar het niets. Afgesneden van zijn religieuze, metafysische of transcendentale wortels is hij losgeraakt van zijn zekerheden. Vandaar ook het verzet van het absurdisme tegen traditionele cultuurvormen. Deze ideeën worden ook uitgedrukt door de andere benamingen voor absurd theater die men wel eens tegenkomt: antitheater, théâtre du dérisoire, théâtre de l’absence, farces métaphysiques. Omdat het menselijk bestaan als irrationeel en absurd wordt beschouwd, kan dit ook alleen maar weergegeven worden in teksten en voorstellingen die zelf een absurde vorm hebben. Het sterkst komt dit tot uiting in de zinloosheid van de dialogen die het onvermogen van werkelijk menselijk contact demonstreert (solipsisme). De desoriëntatie blijkt ook uit de afbraak van plot, karakters en tijdsverloop. De ruimte fungeert als directe metafoor van de desolaatheid van de uitgebeelde situatie. Geliefde procédés zijn de tragische farce, de zwarte humor, de paradox en de ironie. Een belangrijk model was Eugène Ionesco’s La cantatrice chauve (1950). Andere schrijvers van absurdistisch toneel zijn Beckett, Adamov, Genet, Vian, Albee en Pinter. In het Nederlands schreven Tone Brulin met Verticaal (1955) en Harry Mulisch met De knop (1960) absurdistisch toneel, evenals Lodewijk de Boer met De kaalkop luistert (1963), De verhuizing (1964), Borak valt (1967), e.a. Lit: M. Esslin, The theatre of the absurd (1961) D. Grossvogel, The blasphemers. The theatre of Brecht, Ionesco, Beckett, Genêt (1965) A.P. Hinchcliffe, The absurd (1969) A. van der Starre, ‘Bestaat er een absurdistisch toneel?’ in F.F.J. Drijkoningen e.a., Avant-garde en traditie in het moderne toneel (1978) U. Drechsler, Die ‘absurde Farce’ bei Beckett, Pinter und Ionesco. Vor- und Überleben einer Gattung (1988) E. Jacquart, Le théâtre de la dérision: Beckett, Ionesco, Adamov (1998) M. Pruner, Les théâtres de l'absurde (2003) M. Bennett, Reassessing the theatre of the absurd (2011).
|