Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdleesdramaDramatekst die niet bedoeld is voor opvoering, maar bestemd is om te worden gelezen. Bij uitbreiding wordt de term ook gebruikt voor dramateksten die in de praktijk uitsluitend geschikt blijken om te worden gelezen. De kenmerken van het leesdrama moeten dan ook gezocht worden in de mate waarin het onmogelijk is om het drama daadwerkelijk op de planken te brengen. Zulke kenmerken zijn bijv. het ontbreken van aanwijzingen binnen de tekst om een locatie te verwezenlijken en de tekst te visualiseren, de lengte van het stuk die opvoering in de praktijk niet goed mogelijk maakt, het gebrek aan handeling, het grote aantal (soms inactieve) personages of de ingewikkelde zinsbouw die de begrijpelijkheid bij het publiek in de weg staat. Voorts kan de gecompliceerdheid van de plot een belangrijke factor zijn. Door Hogendoorn werd het ontbreken van simultaneïteit in de dialogen aangegeven als een van de kenmerken van het leesdrama. Tegenover deze beperkingen die een opvoering bemoeilijken, geeft het leesdrama de schrijver ruimte voor allerlei zaken die zijn verbeelding meer vrijheid verlenen. Anderzijds krijgt ook de scheppende verbeelding van de lezer meer kansen omdat hij zich de geboden situaties en personages zelf moet voorstellen en de neventekst zijn verbeelding niet in voorgeprogrammeerde banen leidt. Intussen dient men zich te realiseren dat de tegenstelling tussen opvoeringsgericht drama en leesdrama relatief is. Sommige stukken die voorheen als leesdrama golden, worden inmiddels opgevoerd en opvoeringsgerichte stukken worden nu soms alleen nog gelezen. Als typische voorbeelden van klassieke leesdrama’s gelden de toneelstukken van de Romeinse schrijver Seneca. Uit de middeleeuwse literatuur kunnen de teksten van Hrosvitha von Gandersheim (10de eeuw) en Mariken van Nieumeghen (ca. 1515) als leesdrama’s beschouwd worden. Het genre werd graag en veel beoefend door de Engelse romantici (het zgn. ‘closet drama’ van auteurs als Byron, Shelley, Keats en Wordsworth). Andere voorbeelden van leesdrama’s zijn F. de Rojas’ La Celestina (1499-1502), Goethe’s Faust II (1831), Frederik van Eedens De broeders (1894), Albert Verwey’s Johan van Oldenbarnevelt (1895) en P. Claudels Le livre de Christoph Colomb (1935). Het toneelstuk Die letzten Tage der Menschheit (1918) van Karl Kraus, één grote satire op de Eerste Wereldoorlog en Oostenrijks rol daarin, kent zo’n 500 personages en zou bij integrale uitvoering 10 avonden in beslag nemen. Om die reden gold het lange tijd als leesdrama, hoewel het toch tot uitvoering is gekomen. Lit: W. Hogendoorn, Lezen en zien spelen (1976) H. van den Bergh, Teksten voor toeschouwers (19832), p. 135-138 (19914) W. Kuiper, ‘Mariken van Nieumeghen: een gerenoveerd Maria-mirakel’ in Spektator 15 (1985-1986), p. 249-267.
|
|