Edesche verlustingen of geestelijcke gezangen en lof-zangen(1677)–Joannes Cloeck– Auteursrechtvrijop verscheyden voorvallen en gelegentheden t’ zaamen gesteldt, en ten dienst der zang-lievende in ’t licht gebracht Inhoudsopgave Op-dracht aan die Hoog-Edel-geborene en Godtvruchtige Vrouwe, Vrouw Joanna Margareta van Arhem, Geboren van Arnhem, Vrouwe tot den Roosendaal en Harsseloo. Op de Eedische Gezangen van den Eerwaerdigen, Godtsaligen, ende seer geleerden Heer, Johannes Cloeck. Morgen-gesang, of Eenige Zielzuchten, in den Morgenstont onder het gezang tot Godt uitgestort. Avond-gesang, of Eenige Ziel-suchten, in den Avondt onder het gesang tot Godt uytgestort. Eindeloose Eeuwigheit ter Elende. Triumphe des Geloofs over de Wereldt Eens Christens klagte over dat droevig eygen Ick. Vreughde-gezang over eens Christens groot intrest, of zijn deel aan God zijn eenigh All. Stervens lust Jesus den goeden Herder. Eens Christens hert na Boven. Klaghte over de onnodige buyck-zorg. Eens Christens Zoet, bestaande in zijn na by Godt te zijn. Droevige klachte eens Christens over de dodigheidt zijner ziele. De na-volginge Christi. Eensaamheids troost. Broosheit des menschen levens. Een Geestelijck Mey-liedt Bede voor de Maaltijdt. Lof-sang na de Maaltijt. Hert-stercking tegens de bespottinge des Wereldts. Vrolijcke samen-komste der Vroomen. Hemels geweldt. Zoetigheidt en nuttigheidt der eensame Meditatien. Gelatenheidt eens Christens onder de droevige oordeelen Godts. Nederlandts klaag-liedt in den Jaare 1672. Twist des Heeren met zijn Volck in den Jaare 1672. Zegen-zang over de onverwachte uyt-tocht, en des Heeren wonderbare verlossinge van onze tyrannijcke Vianden, geschied den 7. April 1674. Historische uytbreidinge over de heyl-zaame Geboorte onzes Heeren Jesu Christi. II. Deel.Zijnde de Openbaringe Christi aan de Herders, met den Lof-sang der Engelen. III. Deel. Hoe de Herders Christum hebben gezoght en gevonden. Nieuw-jaars-gezang, Of ‘t Voornemen van een nieuw leven met het Nieuw-jaar te leyden. Op het Lijden Christi in het Hofken Gethzemane. Op de zendinge des Heyligen Geest. Geestelick gezang, tot overtuyginge der bloote Naam-christenen, die op hare uyterlicke voordeelen hare zaligheidt grond-vesten. Toon: Als een uytgestorten balsem. Een Christens bieght. Stem: {Ietwes moet ick Lauwra vragen. {Roosemondt die lag gedoken. {Als de hooge noodt by rijden. {Jonge Dochters vol van jeughden. Bede om Heyligheit. Levit. 11: 44, 45. Zijt heyligh, want ick ben heylig. Eens Christens houw-vast aan Jesus. Rom. VIII: 35, 36, 37, 39. Bladt-wyzer der gezangen. Bladt-wyzer.