Edesche verlustingen of geestelijcke gezangen en lof-zangen
(1677)–Joannes Cloeck– Auteursrechtvrijop verscheyden voorvallen en gelegentheden t’ zaamen gesteldt, en ten dienst der zang-lievende in ’t licht gebracht
Stem: Schoonste Nimphje van het woudt.I.
Ach hoe moeyelijck! hoe zwaar!
Valt het haar,
| |
[pagina 64]
| |
Die op ‘s Hemels nauwe wegen
Wand’len willen, ‘t valt zoo bang,
Met gedrang
Word het Hemel-rijck verkregen.
II.
Denckt niet ydel werelds wight
Dat het licht
Zonder moeyte word bekomen;
Stormen moet men als een Helt
Met gewelt,
Want zo word het ingenomen.
III.
Hier en geld geen laffe zught,
In de lucht,
Neen, ‘t word strijdende verkregen;
‘t Koninckrijcke Gods bestaat
Niet in praat,
Maar het is in kracht gelegen.
IV.
Meentje dan verdwaasde mensch
Met een wensch
‘s Hemels Koninckrijck te winnen?
Neen, maar die met alle macht
En met kracht
Dringen, raacken daar te binnen.
V.
O de poorte van de Hel
Krijgt men wel
Licht en zonder arbeyd open!
Men komt daar van zelfs genoeg
Al te vroeg,
‘t Is onnodig hart te loopen.
VI.
’t Helsche pat is ruym en breed,
En men treed
Zoo gemackelijck daar henen;
| |
[pagina 65]
| |
Ja men daalt van zelfs al heen
Na beneen,
Zonder moeyelickheid of steenen.
VII.
’t Hemels paadtje gaat steyl op,
Die den top
Daar van te beklimmen poogen,
O! die worde ‘k weet niet hoe
Mat en moe,
Die daar zijn wil moet dat mogen.
VIII.
Zalig is hy die lijd,
Dapper strijd
Tegens zijne heyl-vianden;
En met macht geweldelijck
‘t Hemel-rijck
Nemen, en in yver branden.
IX.
God zal haar een eeuw’ge kroon
Tot een loon
Op haar bloed’ge hoofden zetten,
En seer schoon in ‘t wit bekleên,
Tot beneên
Zonder vuyligheid of smetten.
X.
Om ten eynde van den strijt,
Zeer verblijt
Boven by den Heer der Heeren
Met palm-tacken triumphant
In de hand
Eeuwiglijck te triumpheren.
|
|