Edesche verlustingen of geestelijcke gezangen en lof-zangen(1677)–Joannes Cloeck– Auteursrechtvrijop verscheyden voorvallen en gelegentheden t’ zaamen gesteldt, en ten dienst der zang-lievende in ’t licht gebracht Vorige Volgende [pagina *6v] [p. *6v] Op de Eedische Gezangen van den Eerwaerdigen, Godtsaligen, ende seer geleerden Heer, Johannes Cloeck. In Eden was de loose Slange Kloeck, Om over ’t menschelick Geslacht den vloeck Te brengen: maer der Vrouwen Zaedt, met Eede Ons toegeseyt, bracht wederom den Vrede Des Satans Woordt was, Ede, g’hebt geen noot; Doch eylaes! ’t Eeten deed’ den Mensch den doodt. Maer Christus seyt oock, Ede, ‘k sal u geven Mijn eygen Vleesch, om eeuwighlick te leven. O Eede! wat geluck is dit, dat ghy Oock me’e tot desen Boom des Levens vry Toe-treden mooght, hoorende Kloeck prangen Met kloecke stemm’, en Eedische Gezangen, Dat elck, die sijne Saligheyt bemind, Met Eede sich aen sijnen Godt verbind’, Om ’t Hemelsch Eden kloeck’lick te bestrijden, En als geweldt het selve te doen lijden. Wel aen dan Eede, Ede van dit Broodt, De Heer belooft met Eede, dat de Doodt U niet sal houden uyt het Hemelsch Eden, Soo ghy sijn stemm’ hoort, nu het noch is Heden. Jacobus Steen, V.D.M. Scherpenzelanus. Vorige Volgende