Poëtische werken. Deel 5. Mengelpoëzy. Deel 1(1861)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Mengelpoëzy. Aan Bilderdijk Met mijn idyllen. Academische idyllen. Aan mijn academie-vrienden. I. Hollands roem in alle vakken van geleerdheid. II. De zware keuze. III. Wat is het zoetst op aarde? IV. Liefde en studie. V. De groenen. VI. Arbeid en uitspanning. VII. De sentimenteele drinker. VIII. De epicurische drinker. IX. De rijmelaars. X. Het kerkhof. XI. Het reisplan. XII. De dichter. Orfeus, lierzang op ste. Ceciliaas dag. Graaf Floris eerste krijgstocht. Legende. Het studenten-vaandel, te Leyden, door den baron De Nostits in het oproer van 1642 gered. Op zekere spooren, als duivelsklaauwen, in de steenen vloer der boekery van de groote kerk te Zutphen geprent. Uitboezeming aan mijn vriend P. Lijndrajer, by gelegenheid, dat hy op den negentienden junij gelijktijdig met my de waardigheid van doctor in de beide rechten verkreeg. Aan zijne excellentie den heere M. Willem Frederik baron Röell, minister van staat, enz. enz. enz., ter gelegenheid, dat ik, als aanstaande schoonzoon van Z.E. ten zijnen huize ontfangen, hem mijne dissertatio inauguralis aanbood. De dichter aan zijn verloofde. Ten geleide van een goudene keten. Feestgroet, aan mijne bruid op onzen huwlijksmorgen toegezongen. Op het Muiderslot, toen het met afbraak bedreigd werd. De paradijsroos. Legende. Op de drie bevalligheden, door Canova gebeeldhouwd. Op dezelfde, door Thorwaldsen gebei[t]eld. De bouwkunst, leerdicht. De bouwkunst. Aanteekeningen op de bouwkunst.