| |
| |
| |
Verspreide bladstand.
1
a. |
Samengestelde Bloemen.
(Wat op het eerste gezicht een bloem lijkt en ook gewoonlijk als een bloem wordt beschouwd, blijkt bij nader toezien, en stellig bij het doorbreken, uit een aantal kleine bloempjes te bestaan. Deze worden vaak saamgehouden of althans gesteund door eenige groene of gekleurde blaadjes, zoodat het geheel iets heeft van een miniatuur bloemkorfje of boeketje; òf het geheel vormt een rolrond of bolvormig voorwerp, al of niet binnen een wit of groen blad besloten. Zie de figuren en lees ook b en c.) |
2 |
|
b. |
De bloem lijkt enkelvoudig, maar is inderdaad samengesteld: elke meeldraad vertegenwoordigt een bloem; op den rand van een groen of geel kommetje zitten 4 gele, ovale of halvemaanvormige schubjes en uit oudere bloemen hangt een bolletje. Zie fig.
Blz. 599, Wolfsmelkfamilie |
|
|
c. |
Enkelvoudige bloemen.
(Elke bloem staat duidelijk op zich zelf; al staan er ook vele dicht opeengedrongen, toch heeft elk zijn eigen steeltje, of ze zijn althans niet tot één geheel vereenigd door een gezamenlijken kelk of omwindsel; |
|
| |
| |
|
soms zijn er wel enkele smalle of kleine blaadjes onder een platten of ronden tros geplaatst, maar de bloemstelen steken er dan ver boven uit.) |
9 |
| |
2
a. |
Composietenfamilie, zie blz. 979.
(De bloempjes vormen een mandje of korfje, ze zijn omgeven door een gemeenschappelijken kelk of omwindsel; in geen enkel van de kleine bloempjes zijn afzonderlijke helmknoppen op de meeldraden te zien; dit komt (loep gebruiken!), doordat wèl de draden los van elkaar zijn, maar de 5 helmknoppen vergroeid zijn tot een kokertje, waarin het stuifmeel wordt uitgestort. Daar binnendoor groeit de stamper heen en schuift 't stuifmeel uit den koker. Daarna komt de stijl te voorschijn, meestal met twee stempels; sommige bloemen van 't mandje, de buitenste, hebben vaak alleen een stamper of zijn geheel ‘loos.’ In een enkel geval zijn er òf alleen meeldraad-bloemen, òf alleen stamperbloemen in elk mandje. Het vruchtbeginsel zit als een wit knopje onder elk bloempje; daarop vaak pluishaartjes. Er kunnen zijn (zie fig.): A. lintvormige bloempjes, B. buisvormige dito's en C. beide soorten te zamen in één bloem. Lees, vóórdat ge beslist, wat hieronder volgt en ook b.
Zijn de bloemen wel samengesteld uit vele kleinere en is er misschien ook wel een gemeenschappelijke kelk, een omwindsel van groene blaadjes of zoo iets aanwezig, maar zijn de helmknopjes op de meeldraden, of anders de verdroogde draden zelf afzonderlijk te onderscheiden, dan zijn het dus geen Composieten. Er staat ten overvloede op blz. 1009 een tabelletje voor deze soms bedriegelijk op Composieten lijkende bloemen.) |
|
|
b. |
Platte, halfbolvormige of ijle bloemtrosjes; de kleine, |
|
| |
| |
|
rozeroode of witte bloempjes hebben een haast onzichtbaren kelk, 5 kroonblaadjes, 5 meeldraden en een stamper met 2 stijlen. Fig. hiernaast. Zie voor de bladeren van de andere Schermbloemen zonder duidelijk scherm de figuren op blz. 620 en 625, bovenaan.
Blz. 611, Schermbloemenfamilie |
|
|
c. |
Niet zulke Schermbloemen en ook geen Composieten. |
3 |
| |
3
a. |
Zeer kleine bloempjes, bijna uit niets anders bestaande dan uit één of meer meeldraden of uit een stamper, zijn dicht opeen geplaatst, onder aan of langs een lange knots of kolf. Zie fig. beneden als voorbeeld. |
5 |
|
b. |
Geen bloemdragende knots of kolf. |
4 |
| |
4
a. |
De bloemen (meeldraden- en stamperbloemen afzonderlijk) vormen bolronde lichaampjes, zoo groot als knikkers, aan vertakte of onvertakte stengels. Moerasplanten met bladeren als gras, maar veel breeder. Zie fig. blz. 89. Lischdoddefamilie, blz. 210, Egelskop |
|
|
b. |
Niet zulke knikkers van bloemen en geen grasbladeren. |
7 |
| |
5
a. |
De bloemdragende knots of kolf is geheel of gedeeltelijk omgeven door een wit, gevlekt of groenachtig blad (scheede). Fig. blz. 12. Blz. 204, Aronskelkfamilie |
|
|
b. |
De kolf heeft geen scheede. |
6 |
| |
6
a. |
De groenachtige of bruine knotsen (bij het begin van den bloei twee boven elkaar) steken recht omhoog. Zie fig. Lischdoddefamilie, blz. 209, Lischdodde |
|
|
b. |
De groene, fraai geciseleerde knots steekt als een vinger of duim of als een augurkje zijwaarts uit het |
|
| |
| |
| |
7 (4)
a. |
Vlinderbloemen. De bloempjes, die de samengestelde bloem vormen, hebben een bloemblad, dat naar boven is gericht (de vlag), twee zijdelingsche (de zwaarden) en twee saamgegroeide blaadjes (de kiel), waarin de 10 meeldraden en de stamper geheel verborgen zijn; dus, geen meeldraden of stampers zijn te zien, zonder dat de bloempjes door u geopend zijn of door insekten bezocht. Fig. onderaan. Blz. 722, Familie der Vlinderbloemen |
|
b. |
Wel meeldraden of stampers te zien, geen vlinderbloemige plant. |
8 |
| |
8
a. |
Geen bebladerde stengels, een korfje (hoofdje) van rozeroode bloempjes met vliezigen kelk. Zie fig. blz. 35.
Strandkruidfamilie, blz. 792, Engelsch Gras |
|
b. |
Het bloemhoofdje bestaat uit vijfslippige bloempjes, elk met een vijfslippig kelkje; de vijf meeldraden zijn al verdord bij het opengaan der bloem; het stuifmeel ligt eerst buiten op den stempel. Zie fig. als voorbeeld.
Blz. 933, Klokjesfamilie |
|
c. |
Geen Engelsen Gras of Klokjesfamilie. |
9 |
| |
9 (1 of 8)
a. |
Schermbloemen. Eenige kleine bloempjes vormen samen een platten of ronden bloemtros; elk bloemje (bestaande uit 5 blaadjes, 5 meeldraden en een stamper met 2 stempels) heeft een eigen steeltje; al de steeltjes van een trosje komen samen op één punt als de ‘baleinen’ van een parasol; en let hier vooral op: die steeltjes komen weer samen op één punt, den top van den gemeenschappelijken bloemsteel. Zie fig. Deze bloeiwijze heet een samengesteld scherm.
Blz. 611, Familie der Schermbloemen |
|
| |
| |
b. |
Niet zulk een samengesteld scherm; een enkelvoudig scherm of in 't geheel geen, ook zijn de bloemen anders gevormd. |
10 |
| |
10
a. |
Cruciferen of Kruisbloemen. Elke bloem heeft, van buiten naar binnen bekeken: 4 groene of gekleurde kelkblaadjes, 4 bloembladeren, 2 korte en 4 lange meeldraden (soms, in kleine bloemen, maar 4) en een stamper met één of twee stempelknoppen. Zie fig.
Blz. 483, Familie der Kruisbloemen of Cruciferen |
|
b. |
Geen Crucifeer. |
11 |
| |
11
a. |
Regelmatige of alzijdig symmetrische bloemen,
d.w.z.: Alle bloemen van de plant vertoonen cirkel-, vierkant- of stervorm. Zijn de bloemblaadjes tot een beker of koker vergroeid, dan vertoonen toch de zoomslippen een van die vormen. De vier kransen van de bloem (kelk, kroon, meeldraden, stampers) liggen als cirkels om elkaar heen! Daardoor kan de bloem op vele wijzen in twee gelijke helften verdeeld worden; dit heet in de botanie: alzijdig symmetrisch. (Bestaat de bloem schijnbaar alleen uit een menigte witte of gele meeldraden en 1 of meer stampers, zie dan eerst bij Ranonkelfamilie, blz. 449, bij Weegbree, blz. 910, bij Reseda, blz. 530; fig hiernaast.) |
12 |
b. |
Onregelmatige of tweezijdig symmetrische bloemen,
d.w.z.: De bloembladeren zijn ongelijk van vorm; er is een rechter en linker zijde aan de bloem, zoodat ze maar op één wijze in twee gelijke helften verdeeld kan worden; dit heet: tweezijdig symmetrisch. |
20 |
| |
12
a. |
Drietallige, regelmatige bloemen.
De bloem heeft in bijna al zijn deelen het getal drie vertegenwoordigd: 3 buitenste, 3 binnenste bloem- |
13 |
| |
| |
|
bladeren, meestal samen een bloemdek vormend, waarbij de bladeren van beide kransen in vorm en kleur veel op elkaar gelijken; ook 3, 6, 9, 12 of meer meeldraden. De bladeren zijn vaak lang en smal als gras, tulpen- of hyacintenblad, en de nerven loopen evenwijdig, althans voor zoover het landplanten zijn. Fig. hiernaast. Planten, die dit alles vertoonen, behooren tot de Eenzaadlobbige gewassen; enkele moerasplanten maken hierop een uitzondering: zij hebben ronde, breede of pijlvormige bladeren. |
13 |
b. |
De bloem is niet drietallig; 2, 4 of 5 is gewoonlijk het grondtal van de kelk- en kroonbladeren, ook het getal meeldraden vormt een veelvoud van 2 of 5, of er zijn er meer dan 10. De bladnerven loopen zelden alle evenwijdig. Zie fig hiernaast als voorbeeld. |
37 |
| |
13
a. |
Elke bloem heeft een buitensten krans van 3 of 6 bladeren (soms nog met een kroontje er tusschen), die alle dezelfde kleur en vorm kunnen hebben; ze hebben dan een bloemdek, d.w.z. een duidelijk verschil tusschen kelk en kroon is er niet, of in elk geval zijn er geen geheel groene kelk en geheel gekleurde kroon. Zijn alle bloemblaadjes tot een bekertje of klokje vereenigd, dan zijn de 6 slipjes te tellen. Binnen in 't bloemdek 3 of 6 meeldraden. Eén vruchtbeginsel. De stijl kan een knop, een spitse punt of drie slippen dragen. Fig. hiernaast en volgende blz. |
14 |
b. |
Ook wel 3 of 6 bloemblaadjes, maar òf meer dan 6 meeldraden òf meer dan één stamper. |
17 |
| |
14
a. |
Russchen, gras- of biesachtige planten. Het bloemdek bestaat uit 6 smalle, groenachtige of bruine blaadjes met- een vliezigen rand, 3 of 6 meeldraden en drie (zelden twee) draadvormige stempels op één stijl en |
|
| |
| |
|
vruchtbeginsel. De bladeren zijn lang en rolrond, priemvormig of, als ze plat zijn, bezet met lange haren langs den rand. Zie fig. en vergelijk ook even 18a.
Blz. 283, Russchenfamilie |
|
|
b. |
Ook 6 bloemdekblaadjes, 6 (of in 't geheel geen) meeldraden en 3 stempels (of de stamper ontbreekt). Maar de bladeren zijn gewone, vlakke bladeren; waar zij aan den stengel zitten, is deze door een vliezig kokertje omgeven. De plant is niet éénzaadlobbig. Zie fig.
Duizendknoopfamilie, blz. 401, Zuring |
|
|
c. |
Geen grasachtig gewas met zulke 3- of 6-tallige bloemen en ook geen Zuring. |
15 |
| |
15
a. |
Maar 3 meeldraden. De stempels in drie blad- of franjeachtige slippen verdeeld. Zie fig.
Blz. 316, Lisschenfamilie |
|
|
b. |
Zes meeldraden in elke bloem. |
16 |
| |
16
a. |
Onder de bloem is een groene, bolvormige of langwerpig ronde verdikking zichtbaar. Het vruchtbeginsel (met de eitjes of zaadknoppen) bevindt zich daar. Zie fig. vorige blz. Blz. 310, Narcisfamilie |
|
b. |
Het vruchtbeginsel is, door het bloemdek omsloten, binnen in de bloem te vinden. (Bij de Herfsttijloos ligt het onder in de lange bloembuis dicht bij den bloembol). Zie fig. vorige blz. Blz. 291, Leliefamilie |
|
| |
17 (13)
a. |
De bloemen hebben 3 buitenste en 3 binnenste bladeren, die meestal (niet altijd) in kleur en vorm verschillen, en 0 of 3 of 6 of 9 of meer meeldraden. |
18 |
b. |
De bloemen zijn niet in alle deelen drietallig; zijn er echter wèl 6 bloembladeren of -slippen (fig. blz. 20), dan |
|
| |
| |
|
zijn de bladeren niet gras- of tulpachtig, òf het aantal meeldraden en stampers is geen drievoud. |
37 |
c. |
Zie voor roode bloemen eerst fig. op blz. 29, Kattestaart |
|
| |
18
a. |
Geen of weinig kleurverschil tusschen de kleine bloemdekblaadjes; deze zijn groen, soms met een rood randje. Meeldraden 6. Zie fig. Blz. 202, Zoutgrasfamilie |
|
b. |
Even weinig verschil tusschen de groote, roode of witte bloembladeren. Meeldraden 9. Zie fig.
Waterweegbreefamilie, blz. 199, Zwanebloem |
|
c. |
De driebladige kroon is helder wit, wit met geel, rozerood of lila, de kelk groenachtig. |
19 |
| |
|
|