Geïllustreerde flora van Nederland
(1909)–Eli Heimans, Hein Willems Heinsius, Jac. P. Thijsse– Auteursrecht onbekendHandleiding voor het bepalen van de naam der in Nederland in het wild groeiende en verbouwde gewassen en van een groot aantal sierplanten
Narcissenfamilie.
| ||||||||||
1
| ||||||||||
2
| ||||||||||
3
| ||||||||||
4
| ||||||||||
5 (1)
| ||||||||||
6
| ||||||||||
7
| ||||||||||
8
| ||||||||||
9 (5)
| ||||||||||
Geslacht: Sneeuwklokje, Galanthus.Bolplantje. Bloem alleenstaand op een stengel, die boven de beide bladeren uitsteekt. Buitenste bloemdekblaadjes eivormig; binnenste hartvormig met een diepe bocht, aan de buitenzijde met een halvemaanvormige groene vlek, aan den binnenkant met 8 groene lengtestrepen. Meeldraden met een spits aanhangsel. Bosschen, hagen, langs dijken en zeer veel in tuinen. Januari-April. ♃ Sneeuwklokje, G. nivalis Ofschoon de mooie bloem door geur en kleur de insekten lokt, die den honing zuigen uit de groene strepen aan de binnenzij der binnenste bloemdekblaadjes, en elk bloempje door zijn langen levensduur kans heeft op voldoend insektenbezoek, krijgt dit plantje zoo goed als-nooit rijpe vruchten. In tuinen wordt tegenwoordig veel gekweekt het sneeuwklokje van den Kaukasus, G. Elwesii, dat op de buitenzijde van de binnenste bloemdekblaadjes twee groene plekken heeft, in plaats van één. | ||||||||||
Geslacht: Leucojum, Laucojum.
| ||||||||||
Geslacht: Narcis, Narcissus.1
| ||||||||||
Een vorm met kleinere bloemen en bijna gaven bijkroonrand wordt ook veel geweekt: Kleine Narcis (Narcissus minor).
| ||||||||||
2
| ||||||||||
3
Van al deze soorten worden verscheidene variëteiten gekweekt. | ||||||||||
Aanhangsel.
|
a. | Geen duidelijke bol, maar een wortelstok met uitloopers. Vele lange, breede bladeren, die jaren aan de plant blijven. Bloemen oranje, in groot aantal (40- |
50) aan 't eind der bloemschacht, dikwijls knikkend, tweezijdig symmetrisch. Sierplant uit Kaapland.
♃ Edele Clivia, C. nobilis |
||
b. | Bloeiwijze meestal met minder dan twintig bloemen, die alzijdig symmetrisch zijn. Sierplant uit Kaapland.
♃ Clivia, C. miniata |
Dit is de gewone Clivia, die tegenwoordig ook dikwijls Himantophyllum wordt genoemd. De Clivia's worden bij ons als kamerplanten gekweekt en kunnen alleen 's zomers buiten staan.
Geslacht: Amaryllis, Amaryllis.
Bolgewas, bol tot 1 dM. dik. Bloeiwijze met 6-12 rose bloemen, die zich ontwikkelen voordat de 7-9 platte, 2 cM. breede bladeren te voorschijn komen. Potplant uit 't Kaapland.
Amaryllis, A. Belladonna
Geslacht: Vallota, Vallota.
Bolplant; de bladeren verschijnen tegelijk met de bloemen, die bij 3-6 aan 't eind van de bloeischacht staan. Bloem rood. Potplant uit 't Kaapland.
Vallota, V. purpurea
Geslacht: Sternbergia, Sternbergia.
Bolplant, in den herfst bloeiend met gele bloemen, alleen of bij paren aan 't eind van de bloemschacht. De vrucht rijpt gedurende den winter en in 't voorjaar komen de bladeren te voorschijn, juist zooals bij den Herfsttijloos. Wordt als droogbloeier gehouden, afkomstig uit 't Balkan-schiereiland.
Gele Amaryllis, S. lutea
Geslacht: Tuberoos, Polyanthes.
Tuberoos, Polyanthes tuberosa. Knolgewas, afkomstig uit Mexico. Bij ons niet winterhard, maar zeer veel als snijbloem gekweekt. Stengel tot 1 M. hoog, grondstandige bladeren half zoo hoog als de stengel, gootvormig. Bloemen in een enkelvoudige tros, wit, meestal gevuld, maar anders met een lange kroonbuis en zes slippen, stijl draadvormig met drie gebogen stempels. Zeer geurig.
Geslacht: Agave, Agave.
Van de vele soorten is het meest bekend de Agave americana, gewoonlijk honderd-jarige Aloë genoemd, maar 't is geen Aloë en de plant wordt ook doorgaans geen honderd jaar oud; in warme landen zelfs slechts 8-15 jaar. Na 't bloeien gaat de plant dood. Bladeren taai, met stekels. De bloeistengel wordt wel meer dan 10 M. hoog en heeft vele vertakte zijtakken, met wel 15000 bloemen; deze ziyn rijk aan honing en geurend, geelwit, met meeldraden, tweemaal zoo lang als het bloemdek.
In de 16e eeuw ingevoerd uit tropisch Amerika, aan de Middellandsche Zee verwilderd, bij ons kuipplant. Uit het sap van de in den bloeitijd verwonde plant wordt, of werd de bekende pulque bereid, de alcoholische drank der Indianen.