| |
Tweezijdig symmetrische bloemen.
20 (11)
a |
Vlinderbloemen. Vijf bloembladeren: één naar boven gekeerd: de vlag; twee zijdelings geplaatste: de zwaarden; en nog twee saamgegroeide, die de 10 meeldraden en het peultje omsluiten of omsloten hebben: de kiel. Zie fig. als voorbeeld.
Blz. 722, Familie der Vlinderbloemen |
|
b. |
Geen Vlinderbloemen. |
21 |
| |
21
a. |
Orchideeën. Er zijn geen gewone meeldraden, evenmin stampers in de bloem te vinden. De stuifmeel- |
|
| |
| |
|
korrels zijn vereenigd tot klompjes, die los in een beursje geborgen liggen. De stempel is een kleverig plekje. Het vruchtbeginsel ligt buiten de bloem en doet ook dienst als bloemsteel. Zie fig. als voorbeeld.
Blz. 323, Familie der Orchideeën |
|
b. |
Geen Orchideeën. |
22 |
| |
22
a. |
Wolfsmelk. Groene of groen met gele bloemen, vele bijeen, op groene of gele bladeren tot een platten tros vereenigd. Het zijn vereenigingen van bloempjes, die elk enkel uit 1 meeldraad of 1 stamper bestaan. Uit den bloembeker hangt gewoonlijk een bolletje (de vrucht) neer, waarop drie of zes stempels zitten. Zie fig.
Wolfsmelkfamilie blz. 600, Wolfsmelk |
|
b. |
Geen Wolfsmelk. |
23 |
| |
| |
24
a. |
De bloem bestaat schijnbaar uit enkel meeldraden, doordat de bloemkroonslippen op meeldraden lijken. Zie fig. blz. 19. Resedafamilie, blz. 530, Wouw |
|
b. |
Er is een duidelijke bloemkroon of bloemdek. |
25 |
| |
25
a. |
De bloem is tot onder toe bijna vlak uitgespreid en |
|
| |
| |
|
bijna regelmatig van vorm, ze bestaat uit 4 of 5 bloemslippen met een zeer korte buis. Zie fig.
Blz. 837, Helmkruidfamilie |
|
b. |
De bloem is duidelijk tweezijdig symmetrisch of onregelmatig. |
26 |
| |
26
a. |
De bloemen dragen een spoor, d.w.z. één van de bloembladeren (in zeldzame gevallen 5) heeft een buis- of zakvormig verlengstuk, dat naar achteren of naar onderen is gericht; zoodat het achter de aanhechtingsplaats van de bloem uitsteekt. Zie fig. |
27 |
b. |
Niet zulke gespoorde bloemen. |
31 |
| |
| |
28
a. |
De bloem is geheel gesloten door een welving van de onderlip of door twee saamgevoegde bloemblaadjes, zoodat, zonder de bloem te openen, de meeldraden niet te zien zijn. |
29 |
b. |
De bloem is niet geheel door de onderlip of op andere wijze gesloten; men kan er in kijken. |
30 |
| |
| |
30
| |
| |
| |
31 (26)
a. |
Weinig of geen bladeren aan den bloeistengel; de smalle, grasachtige bladeren op den natten heibodem, zie fig. Lobeliafamilie, blz. 943, Lobelia |
|
b. |
Sterk bebladerde stengels. |
32 |
| |
32
a. |
Fijn verdeelde bladeren (als wortelloof; bloemkroon uit één stuk bestaande, met een boven- en onderlip. Zie fig. Helmkruidfamilie, blz. 854, Kartelblad |
|
b. |
Diep naar den bladsteel toe ingesneden bladeren. Bloem uit losse blaadjes bestaande. Zie fig. vorige blz.
Ranonkelfamilie, blz. 461, Monnikskap |
|
c. |
Onverdeelde bladeren, gaaf of alleen aan den rand een weinig ingesneden. |
33 |
| |
33
a |
Bloemen geel, pijpvormig met een ronde verdikking onderaan, geen kelk. Bladeren in hartvorm. Zie fig.
Pijpbloemfamilie, blz. 768, Pijbloem |
|
b. |
Bloem niet pijpvormig, en geen hartvormige bladeren. |
34 |
| |
| |
35
a. |
Bloemen gesloten door de onderlip, zie fig. hiernaast; 4 meeldraden en een onverdeeld vruchtbeginsel.
Blz. 837, Helmkruidfamilie |
|
b. |
Bloem niet gesloten |
36 |
| |
| |
| |
36
a. |
Bladeren onbehaard of zachtharig; hangende of zijwaarts gerichte bloemen met 4 of 5 duidelijke, onderling vrije meeldraden. Blz. 837, Helmkruidfamilie |
|
b. |
Bladeren envenzoo; bloemen rechtop of zijwaarts gegericht, met 5 meeldraden, waarvan de helmknopjes tot een buisje vereenigd zijn. Blz. 942, Lobeliafamilie |
|
c. |
Bladeren evenzoo. Vreemd gevormde bloemen, rood, wit of blauw, met een kuifje op de bloemkroon; 2 der 5 kelkblaadjes zijn groot en gekleurd. Acht saamgegroeide meeldraden. Zie fig.
Vleugeltjesbloemfamilie, blz. 588, Vleugeltjesbloem |
|
d. |
Bladeren ruw behaard, prikkelig op het gevoel; roode, blauwe of gele bloemen met 5 onderling vrije meeldraden. Blz. 818, Familie der Ruwbladigen |
|
| |
37 (12, 17 of 19)
a. |
Een tros van fijne witte of, na den bloei, roodachtige bloempjes met 4 blaadjes (geen kelk), 4 meeldraden, 2 stempels en 1 of 2, hoogstens 3, hartvormige bladeren aan den stengel. Leliefamilie, blz. 304, Dalkruid |
|
Dit plantje vormt met Eenbes of Paris (zie: Kransstand blz. 42) en de Fonteinkruiden de eenige uitzonderingen voor ons land op den regel, dat regelmatige bloemen van eenzaadlobbige planten drietallig zijn.
|
|