| |
| |
| |
Wolfsmelkfamilie.
Euphorbiaceeën, Euphorbiaceae.
Eenslachtige bloemen (met enkel meeldraden of enkel stampers), hetzij die met meeldraden (mannelijke) en die met stampers (vrouwelijke) op dezelfde plant: éénhuisig, of over verschillende planten verdeeld: tweehuizig. Overigens is het geslacht Wolfsmelk gemakkelijk herkenbaar; in de overige geslachten ziet men echter niet zoo dadelijk het Wolfsmelktype. Kenmerkend is de meestal driehokkige doosvrucht, die met kleppen openspringt. Voor sierplanten zie Aanh., blz. 605.
| |
Geslachtentabel.
1
a. |
Tuinheester met leerachtige, harde blaadjes.
Blz. 606, Palmboompje |
|
|
b. |
Stengel niet houtig (behalve bij sommige als sier planten gekweekte Wolfsmelksoorten, zie Aanh., blz. 605). Bladeren niet leerachtig. |
2 |
| |
2
a. |
Plant met wit melksap, dat bij verwonding te voorschijn treedt; uit sommige (oudere) bloempjes komt de stamper of de vrucht op een meestal krom steeltje te voorschijn. Zie fig. Blz. 600, Wolfsmelk |
|
| |
| |
b. |
Geen wit melksap en geen lang gesteelde stamper. |
3 |
| |
3
a. |
Tuinplant met groote (2 dM.), diep ingesneden bladeren, die langs den stengel verspreid staan.
Blz. 605, Wonderboom |
|
|
b. |
In 't wild groeiende plant. Bladeren kleiner dan 1 dM., alleen aan den rand ondiep ingesneden, 2 aan 2 tegenover elkaar geplaatst. Blz. 604, Bingelkruid |
|
| |
Geslacht: Wolfsmelk, Euphorbia.
Wat een bloem lijkt, is eigenlijk een groep van één stamperbloem met talrijke mannelijke bloemen, die elk maar uit één meeldraad bestaan en achtereenvolgens bloeien; het geheel omgeven door een klokvormig ‘omwindseltje’ van saamgegroeide blaadjes, op welks rand honingkieren zitten, en dat het bloemdek nabootst. Deze schijnbloemen zijn meestal weer tot grootere groepen vereenigd, omgeven door, soms gekleurde, schutbladeren. Zie fig.
Het melksap van alle soorten is vergiftig, van sommige tropische zelfs doodelijk. Eenige Afrikaansche soorten lijken, als ze niet bloeien, veel op cactussen. Voor sierplanten zie Aanh., blz. 605.
| |
1
a. |
De bladeren hebben aan den rand zeer fijne tandjes. Zie fig. |
2 |
b. |
Bladeren geheel gaaf van rand. |
4 |
| |
2
a. |
De vrucht (het uit de ‘bloempjes’ neerhangende ‘bolletje’) is glad, alleen met een groef op elk derde deel. Zie fig. De hoofdstengel eindigt in één ‘bloem’, waaromheen vijf zijtakken zitten, die elk weer een aantal bloemen en schutbladeren dragen (vijfarmig bijscherm). Verder meestal geen bloeitakken in de |
|
| |
| |
|
oksels der lagere bladeren. Algemeen op bouw- en moesland. ☉ Kroontjeskruid, Eu. helioscopia |
|
b. |
De vrucht is met knobbeltjes bezet. Onder het 3- tot 5-armige bijscherm zitten ook nog eenige bloeitakken in de oksels der lagere bladeren. |
3 |
| |
3
a. |
Knobbeltjes op de vrucht half-bolvormig. Zie fig. De bladeren, die vlak bij en tusschen de bloemen zitten. zijn breed hartvormig of bijna rond, dikwijls geelachtig. z.z.z. ☉ Breede Wolfsmelk, Eu. platyphyllos |
|
b. |
Knobbeltjes op de vrucht vrij hoog en rolrond. Zie fig. De bladeren tusschen de bloemen haast driehoekig of breed eivormig.
z.z.z. ☉ of ♃ Stijve Wolfsmelk, Eu. stricta |
|
| |
4 (1)
a. |
De stengelbladeren staan twee aan twee tegenover elkaar. |
5 |
b. |
De bladeren staan alle afzonderlijk (behalve de schutbladeren bij en tusschen de bloemen). |
7 |
| |
5
a. |
Forsche plant van 1 M. en meer hoogte, met groote, vaak 6-8 cM. lange en omstreeks 2 cM. breede, grijsachtig groene bladeren. Zuid-Europeesche plant, soms als sierplant en vroeger ook als geneesmiddel gekweekt, vooral in moestuinen verwilderd.
z.z.z, Kruisbladwolfsmelk, Eu. Lathyris |
|
b. |
Kleinere plant; stengelbladeren smaller dan ½ cM. |
6 |
| |
6
a. |
Stengel rechtopstaand; stengelbladeren 2 cM. en meer lang, zeer smal, grijsgroen. Aan den top een veelarmig bijscherm (zie bij 2a) en ook in de bladoksels bloeitakken. Aan dijken en wegen, langs bouwlanden nabij de rivieren. Fig blz. 604.
♃ Heksenmelk, En. Esula |
|
| |
| |
b. |
Meest neerliggende, vertakte stengel met kleine, minder dan ½ cM. lange bladeren. Uit Zuid-Europa, een enkele maal aangevoerd gevonden.
z.z.z. ☉ Kleinste Wolfsmelk, Eu. Chamaesyce |
|
| |
7 (4)
a. |
Blaadjes rond of, op zijn hoogst, 1½ maal zoo lang als breed. Algemeen onkruid in tuinen en op bouwland. Stengel zelden hooger dan 25 cM., meestal minder. Honingklieren op de omwindsels der ‘bloemen’ halvemaanvormig met lange, dunne punten. Zie fig.
☉ Tuinwolfsmelk, Eu. Peplus |
|
|
b. |
Stengelbladeren (niet de schutbladeren der bloemen) meer dan tweemaal zoo lang als breed. |
8 |
| |
8
a. |
Bladeren aan den hoofdstengel alle of meerdeels breeder dan 1 cM. en 3 cM. of meer lang. |
9 |
b. |
Bladeren aan den hoofdstengel smal, minder dan ½ cM. breed en, in verhouding, zeer lang. |
11 |
| |
9
a. |
De schutbladeren, die tegenover elkaar onder de bloemen staan, zijn twee aan twee saamgegroeid (zie fig.); honingklieren op den rand van het omwindsel der bloemen halvemaanvormig. Alleen in bosschen in Z.-Limburg. Bloeit reeds in April.
z.z.z. ♃ Amandelwolfsmelk, Eu. amygdaloïdes |
|
|
b. |
Schutbladeren niet saamgegroeid. |
10 |
| |
10
a. |
Moerasplant, meer dan 1 M. hoog. Schutbladeren onder de bloemen ovaal, stomp; bloemen dicht opeen. Zie fig. blz. 599. ♃ Duivelsmelk, Eu. palustris |
|
b. |
Boschplant, niet hooger dan ½ M. Schutbladeren onder de bloemen spits; bloemen weinig talrijk, tamelijk |
|
| |
| |
ver uiteen. Zie fig. Vroeger een paar maal gevonden
z.z.z. ♃ Zoete Wolfsmelk, Eu. dulcis |
|
| |
11 (8)
a. |
Stengelbladeren (niet de schutbladeren bij de bloemen) niet of nauwelijks breeder dan 1 mM. |
12 |
b. |
Stengelbladeren 2 mM. of meer breed. |
13 |
| |
12
a. |
Forsche, 3 dM. en meer hooge plant met een kruipenden wortelstok en, aan den top, zeer talrijke bloemen. Schutbladeren onder de bloemen haast even breed als lang. Zie fig. Op zandgrond.
z. ♃ Cypreswolfsmelk, Eu. Cyparissias |
|
b. |
Klein, tenger plantje, niet veel hooger dan 1 dM. of lager, met een dunnen wortel. Schutbladeren onder de bloemen veel meer lang dan breed. Klei- en leemachtig bouwland. ☉ Kleine Wolfsmelk, Eu. exigua |
|
| |
13
a. |
De stengelbladeren zijn dik en vleezig, staan dicht opeengedrongen en schuin omhoog, zooals dat bij strand-sapplanten veel voorkomt. Zie fig. Bijscherm aan den stengeltop (zie onder 2a) omstreeks 4-armig. In de zeeduinen. z. ♃ Zeewolfsmelk, Eu. Paralias |
|
b. |
Stengelbladeren niet dik en vleezig, maar dun. slap of stijf. |
14 |
| |
14
a. |
De stengelbladeren worden naar hun top smaller, althans niet breeder (zie fig.) en zijn weinig talrijk. Stengel slank, soms meer dan ½ M. hoog. Uit Zuidelijker streken, nu en dan aangevoerd gevonden.
z.z.z. ♃ Roedewolfsmelk, Eu. virgata |
|
b. |
De stengelbladeren worden naar hun top iets breeder. |
15 |
| |
15
a. |
Honingklieren op den rand van't omwindsel ovaal |
|
| |
| |
|
of halfcirkelvormig, ook in 't laatste geval zonder spitse punten. Schutbladeren onder de bloemen met een stekelpuntje aan hun top. Bijscherm aan den stengeltop (zie onder 2a) meestal meer dan 5-armig. Aan dijken en wegen langs de rivieren.
z.z. ♃ Spitse Wolfsmelk, Eu. Gerardiana |
|
|
b. |
Honingklieren op den rand van 't omwindsel halvemaanvormig met spitse punten. Schutbladeren onder de bloemen breed hartvormig of bijna rond. Bijscherm 5- of meerarmig. |
16 |
| |
16
a. |
Bijscherm veelarmig. In den grond een horizontale wortelstok, waaruit verschillende stengels ontspringen: de plant is overblijvend. Aan dijken en wegen, langs bouwland nabij de rivieren. ♃ Heksenmelk, Eu. Esula |
|
b. |
Bijscherm op zijn hoogst 5-armig. In den grond een omlaaggroeiende wortel: de plant is éénjarig. Uit Zuid-Europa, misschien een enkelen keer aangevoerd gevonden. ? z.z.z. ☉ Korenwolfsmelk, Eu. segetalis |
|
| |
Geslacht: Bingelkruid, Mercurialis.
De vruchtjes lijken op die van Wolfsmelk, maar bestaan uit slechts 2 deelen. Er is een driebladig bloemdek om elke bloem, die òf alleen meeldraden, òf alleen een stamper bevat. De planten zijn gewoonlijk tweehuizig, d.i. dragen òf alleen meeldraad òf alleen stamperbloemen; de eerstgenoemde staan in aren, de laatste afzonderlijk of in kleine groepjes bijeen. Geen wit melksap. Windbloemen.
| |
1
a. |
Stengel vierkant, meestal vertakt. Stamperbloemen ongesteeld of op korte steeltjes in de bladoksels; aren van meeldraadbloemen lang gesteeld. Zie fig. Aan |
|
| |
| |
|
heggen, in moestuinen en op bouwland. Bloeit van Juli tot laat in den herfst en bij zacht weer den geheelen winter door. z. ☉ Bingelkruid, M. annua |
|
b. |
Stengel meer rond, weinig vertakt. Ook de stamperbloemen op lange stelen. Zie fig. De bladeren staan boven aan den stengel dicht opeen, soms zóó dicht. dat ze haast in kransen lijken te staan. Bergachtige, boschrijke streken. Bloeitijd: April, Mei.
z.z.z. ♃ Overblijvend Bingelkruid, M. perennis |
|
| |
Aanhangsel.
Geslacht: Wolfsmelk, Euphorbia.
Kasplanten, die als versiering in kamers worden aangetroffen, wegens de helderrood gekleurde schutbladeren, zijn:
a. |
Stengel met dorens bezet, eenigszins houtig, lang en slap, ongeveer 1 cM. dik. Bladeren alleen aan de jonge takjes, met stompen top en spitsen voet. Onder de bloemen twee aaneengegroeide, vuurroode schutbladeren. Uit Madagaskar.
♄ Schitterende Wolfsmelk, Eu. splenaens |
|
b. |
Stengel houtig, rechtopstaand, zonder dorens. Bladeren langwerpig, spits, de allerbovenste, bij de bloemen, bloedrood. Uit Mexico.
♄ Prachtwolfsmelk, Eu. of Poinsettia pulcherrima |
|
| |
Geslacht: Wonderboom, Ricinus.
Tuinplant met prachtige groote, 7- of 9-slippige bladeren, bij ons altijd éénjarig, maar toch met een boomachtig uiterlijk, soms wel 2½ M. hoog (in haar vaderland, O.-Indië, wel 12 M.). De stengel is veelal blauwachtig door een waslaagje, dat aan mieren het
| |
| |
opkruipen belet. De stamperbloemen hebben lange, roode stempels en staan boven de meeldraadbloemen, die door hun sterk vertakte meeldraden op kleine bloemkooltjes lijken en waarvan de helmknoppen bij het openspringen hun stuifmeel in wolkjes wegslingeren: windbloemen. Buiten de bloemen zitten echter honingklieren, waardoor wespen worden aangelokt, die wellicht de plant tegen andere dieren beschermen. De zaden (‘wonderboonen’) zijn gevlekt en leveren de wonder- of castor-olie. Er bestaan variëteiten met bruine en met rood geaderde bladeren.
Wonderboom, R. communis
| |
Geslacht: Palmboompje, Buxus.
's Winters groen blijvende heester, afkomstig uit Zuidelijker streken, maar sedert lang overal in tuinen te vinden, soms in allerlei vormen gesnoeid: als dieren, tafels of randjes voor perken, enz. Bladeren meestal kruiswijs geplaatst, ovaal, leerachtig, van voren donkergroen en glanzend. 2-3 cM. lang. Bloemen klein, groenachtig. in April en Mei. Vergiftig! Levert het palmhout. ♄ Palmboompje, B. sempervirens
|
|