| |
| |
| |
Schermbloemenfamilie.
Umbelliferen, Umbelliferae.
Op enkele uitzonderingen na, zijn bij deze familie de bloempjes vereenigd tot samengestelde schermen. Een verzameling van eenige gesteelde bloempjes vormt een schermpje; een aantal dezer schermpjes vormen met elkander weer het samengestelde scherm. Zie fig. Wanneer aan den voet der bloemsteeltjes kleine blaadjes (schutblaadjes) voorkomen, dan vormen deze een omwindseltje, de schutblaadjes aan den voet der schermpjes-stelen vormen het omwindsel. Zie fig. De al of niet aanwezigheid van omwindsel en omwindseltjes en de vorm en stand der schutblaadjes leveren gewichtige kenmerken op voor de onderscheiding van de geslachten en soorten. Elk bloempje bestaat in den regel uit een vijftandigen, moeilijk waar te nemen kelk, een vijfbladige kroon, vijf meeldraden en één stamper met twee stijlen. De rijpe vrucht splitst zich in twee deelen, die ieder één zaad bevatten en nog eenigen tijd aan dunne steeltjes blijven hangen (hangvrucht). De vruchten zijn geribd; elk deelvruchtje vertoont vijf overlangsche ribben en in de ‘dalen’ ertusschen meestal nog vier bijribben. Bovendien vindt men in elk dal een of meer donkere strepen, veroorzaakt door de ‘oliestriemen’, buisjes, gevuld met vluchtige olie, die bij vele soorten zeer geurig is en aanleiding geeft tot het gebruik der vruchtjes als specerij. Voor zaadetende vogels schijnt deze olie echter in vele gevallen schadelijk te zijn.
| |
| |
De bladeren staan verspreid aan de meestal holle stengels. De voet der bladstelen is naar weerskanten verbreed tot een bladscheede.
Aan de bovenzijde van 't onderstandige vruchtbeginsel wordt veel honing afgescheiden, die geheel bloot ligt, en dus vooral korttongige bijen, wespen, vliegen en kevers lokt: Bloemenklasse A. De schermen vallen licht in 't oog, vooral wanneer de buitenste bloempjes stralend zijn, d.w.z. wanneer hun buitenste kroonblaadjes de andere in grootte overtreffen. De meeldraden openen zich achtereenvolgens voordat de stempels rijpen, zoodat er veel kans is op kruisbestuiving.
Vele soorten worden gekweekt om de eetbare bladeren, stengels of wortels, andere om de vruchtjes. Sierplanten telt deze familie maar weinig; zie hiervoor ook het Aanhangsel, blz. 633.
| |
1
a. |
Moerasplantje met liggende stengels en bijna cirkelronde bladeren. Zie fig. Blz. 620, Waternavel |
|
b. |
Anders gevormde plant. |
2 |
| |
2
a. |
Bladeren, vooral ook die van 't omwindsel, leerachtig met harde, scherpe stekels. Blz. 620, Kruisdistel |
|
b. |
Bladeren zonder stekels. |
3 |
| |
3
a. |
Bladeren alle enkelvoudig, soms wel diep ingesneden. |
4 |
b. |
Enkele of alle bladeren samengesteld. |
6 |
| |
| |
5
a. |
De schutblaadjes, die in een kring om de schermpjes staan, zijn wit of roodachtig, en even lang als of langer dan de bloemsteeltjes. Sierplant. Blz. 633, Astrantia |
|
| |
| |
b. |
Groene schutblaadjes, die weinig in 't oog loopen. Bloempjes zéér dicht opeen in de schermpjes. Zeldzame boschplant. Blz. 620, Heelkruid |
|
| |
6 (3)
a. |
Bloemen geel of groenachtig geel. |
7 |
b. |
Bloemen wit of rozerood. |
16 |
| |
7
a. |
Bladeren enkel gevind, d.i. de samenstellende blaadjes, die in verscheidene paren langs den gemeenschappelijken bladsteel zitten, zijn zelf niet weer samengesteld. Zie fig. Blz. 628, Pinksternakel |
|
b. |
Bladeren, althans sommige, dubbel of driedubbel gevind. |
8 |
| |
8
a. |
Blaadjes, tenminste de bovenste, fijn, draadvormig, weinig of niet meer breed dan dik. Zie fig. |
9 |
b. |
Blaadjes vlak, meer breed dan dik, of wel vleezig. |
11 |
| |
9
a. |
Vrucht plat. Zie fig. Blz. 628, Dille |
|
b. |
Vrucht rond en dik of gevleugeld (zie bij 12a). |
10 |
| |
| |
11 (8)
a. |
Bovenste bladeren enkelvoudig, of wel drietallig met bijna ronde blaadjes. Blz. 634, Smyrnium |
|
b. |
Bovenste bladeren anders. |
12 |
| |
12
a. |
Vrucht gevleugeld, d.i. met platte, breede randen. Zie doorsnee-fig. hiernaast. |
13 |
b. |
Vrucht niet gevleugeld. |
14 |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
16 (6)
a. |
De schermen zijn onduidelijk, doordat de schermstralen zeer kort, de bloempjes weinig talrijk en bijna ongesteeld zijn. |
17 |
b. |
Er zijn duidelijke samengestelde schermen. |
23 |
| |
17
a. |
Bladeren enkel gevind (zie bij 7a). |
18 |
b. |
Bladeren dubbel gevind of driedubbel gevind. |
20 |
| |
18
a. |
Landplant met roodachtige, harige vruchten, envruchtbeginsels, zie fig. Blz. 630, Borstelscherm |
|
b. |
Water- of moerasplant, vrucht zonder haren of stekels. |
19 |
| |
19
| |
| |
| |
20 (17)
a. |
Vrucht met zeer langen ‘snavel’ (minstens zes maal zoo groot als de vrucht). Zie fig. Blz. 630, Naaldenkervel |
|
b. |
Snavel kort of niet aanwezig. |
21 |
| |
21
a. |
Vrucht met stekels, minstens even lang als de vrucht zelf. Zie fig. Blz. 629, Caucalis |
|
b. |
Vrucht glad of met korte stekels, kleine knobbeltjes of korte haartjes. |
22 |
| |
| |
23 (16)
a. |
Bladeren enkelvoudig of enkel gevind (zie bij 7a). |
24 |
b. |
Bladeren meerendeels dubbel of driedubbel gevind. |
36 |
c. |
Bladeren voor 't meerendeel samengesteld uit 3 blaadjes, die elk weer diep zijn ingesneden of elk uit 2 of 3 kleinere samengesteld. |
46 |
| |
24
a. |
De bladeren staan aan een liggenden stengel. |
25 |
b. |
Bladeren aan een rechtopstaanden stengel. |
26 |
| |
25
a. |
Blaadjes van het samengestelde blad zeer smal, weinig talrijk; er is geen omwindsel. Blz. 625, Torkruid |
|
b. |
Het samengestelde blad bestaat uit minstens zeven vrij breede blaadjes, bloemscherm met omwindsel.
Blz. 622, Moerasscherm |
|
| |
26
a. |
Het omwindsel ontbreekt, wel kunnen soms omwindseltjes voorkomen. |
27 |
b. |
Omwindsel aanwezig, soms echter éénbladig. |
30 |
| |
| |
| |
27
a. |
Blaadjes klein en smal, met gaven rand en weinig in aantal. Blz. 625, Torkruid |
|
b. |
Blaadjes vrij groot, met gezaagden rand. |
28 |
| |
28
a. |
Schermen alle op flink ontwikkelde stelen. Vruchtbeginsel en vrucht glad of zachtharig.
Blz. 623, Pimpernel |
|
b. |
Evenzoo, maar vrucht stekelig. Blz. 630, Doornzaard |
|
c. |
De meeste schermen zeer kort gesteeld. |
29 |
| |
29
a. |
Bovenste bladeren drietallig (als klaverblad, maar de blaadjes hoekiger, zie fig.). Blz. 621, Selderie |
|
b. |
Bladeren alle gevind, veeljukkig, d.i. vele paren blaadjes aan één bladsteel. Blz. 622, Moerasscherm |
|
| |
30 (26)
a. |
De vruchten, ook reeds de vruchtbeginsels, zijn met stijve haren of stekeltjes bezet. Fig. hiernaast. |
31 |
b. |
Vruchten glad. |
32 |
| |
| |
32
a. |
De blaadjes zijn gaafrandig en glad. Blz. 627, Zeevenkel |
|
b. |
Blaadjes met getanden of gezaagden rand of ruw. |
33 |
| |
33
| |
| |
| |
34
a. |
Vruchten plat, bladeren zeer ruw. Blz. 628, Bereklauw |
|
b. |
Vrachten rond, bladeren niet ruw. |
35 |
| |
| |
36 (23)
a. |
Er is een omwindsel. |
37 |
b. |
't Omwindsel ontbreekt, de omwindseltjes al of niet. |
45 |
| |
37
a. |
Omwindselblaadjes groot, in fijne slippen verdeeld. |
38 |
b. |
Omwindselblaadjes ongedeeld. |
39 |
| |
| |
39
a. |
Vrucht bezet met stekeltjes of lijsten. |
40 |
b. |
Vrucht glad, soms overlangs gegroefd. |
42 |
| |
40
a. |
Buitenste bloempjes der schermen zeer sterk stralend, d.i. de naar buiten gekeerde kroonblaadjes zijn grooter dan de andere. Zie fig. Blz, 629, Straalscherm |
|
b. |
Bloempjes niet of weinig stralend. |
41 |
| |
41
| |
| |
| |
42 (39)
a. |
Op de rijpende vrucht lange, bijna rechte stijlen. Zie fig. Blz. 625, Torkruid |
|
b. |
Stijlen kort en krom. Figuren hiernaast. |
43 |
| |
| |
| |
45 (36)
a. |
Er zijn geen omwindseltjes. |
47 |
|
b. |
Omwindseltjes aanwezig; soms alleen aan de buitenzijde van de schermpjes. |
49 |
| |
| |
47
a. |
Aan de rijpende vruchten zijn de kelktanden nog duidelijk te zien. Fig. boven, links. Blz. 625, Torkruid |
|
b. |
Geen duidelijke kelktanden. |
48 |
| |
48
| |
| |
| |
49 (45)
a. |
Vrucht langwerpig, minstens driemaal zoo lang als breed. |
50 |
b. |
Vrucht weinig of niet meer lang dan breed. |
53 |
| |
50
a. |
Op de vrucht bevinden zich duidelijke lengtegroeven. |
51 |
b. |
Geen duidelijke lengtegroeven op de vrucht. Zie fig.
Blz. 631, Kervel |
|
| |
51
a. |
De blaadjes van de samengestelde bladeren zijn smal en gaafrandig. Blz. 625, Torkruid |
|
b. |
Blaadjes met gezaagden rand. |
52 |
| |
| |
53 (49)
a. |
Er zijn alleen lange omwindseltjes-blaadjes aan de buitenzijde der schermpjes. Blz. 626, Hondspeterselie |
|
b. |
Omwindseltjes volledig. |
54 |
| |
54
a. |
Blaadjes der bovenste bladeren zeer smal, lijnvormig. |
55 |
b. |
Blaadjes tamelijk breed, met gezaagden rand. |
56 |
| |
| |
56
| |
| |
| |
Geslacht: Waternavel, Hydrocotyle.
Moerasplantje met kruipenden stengel, waaraan lang gesteelde, cirkelronde bladeren, die soms plat op den grond schijnen te liggen, maar toch op lange stelen zitten. Daartusschen vindt men de bloempjes in kransjes aan dunne stelen, rooskleurig tot wit. Veel op natte plaatsen. Mei-September. Fig. beneden.
♃ Waternavel, H. vulgaris
| |
Geslacht: Heelkruid, Sanicula.
Uit een wortelstok komt een rozet van glanzig donkergroene, handvormig ingesneden bladeren. De afzonderlijke bloempjes zijn kort gesteeld of ongesteeld, de schermstralen dik en weinig in getal, omwindsel en omwindseltjes beide aanwezig; sommige bloempjes hebben alleen meeldraden. Boschplant, veel in Zuid-Limburg, overigens z.z. Mei-Juli.
♃ Heelkruid, S. europaea
| |
Geslacht: Kruisdistel, Eryngium.
Deze planten maken door hun stekelige bladeren en hun enkelvoudige schermen, die op bloemhoofdjes lijken, geheel den indruk van distels.
a. |
Plant grijsgroen of geelachtig. Stengel sterk vertakt, stengelbladeren drietallig, met zeer stekelige randen. Bloemen in hoofdjes, wit of grijs. In zandstreken, vooral langs wegen en dijken. Juli-Augustus.
♃ Kruisdistel, E. campestre |
|
b. |
Plant blauw of zeegroen. Stengelbladeren niet samengesteld, wel diep ingesneden en zonder steel om den stengel vast zittend. Bloemen in hoofdjes, blauwachtig. In de zeeduinen. Juni-Augustus. Wordt ook gekweekt. en ♃ Zeedistel, E. maritimum |
|
c. |
Zie voor sierplanten ook Aanh., blz. 633. |
|
| |
| |
| |
Geslacht: Waterscheerling, Cicuta.
Oeverplant met rechtopstaanden, ronden wortelstok, in kamertjes verdeeld. Bladeren dubbel gevind of driedubbel gevind, blaadjes glanzig groen met gezaagden rand. Bloemen wit. Geen omwindsel of omwindseltjes. Vruchtjes bijna bolrond, glad, maar duidelijk geribd (fig. blz. 619). Vrij veel in veenstreken en moerassen. Zeer vergiftig (vooral de wortelstok). Juni-Aug. ♃ Waterscheerling, C. virosa
De knolvormige, witte wortelstok, die, bij het doorsnijden, een aangenamen geur verspreidt, is van eetbare knollen gemakkelijk te onderscheiden doordat hij van binnen in kamertjes verdeeld is. De bekende gifbeker van Socrates schijnt met een afkooksel van deze plant gevuld geweest te zijn.
| |
Geslacht: Selderie, Apium.
Onderste bladeren gevind, bovenste drietallig, hardgroen, glimmend. De meeste schermen zijn zeer kort gesteeld. Geen omwindsel of omwindseltjes. Bloempjes wit, soms groenachtig. Vrij veel op zilte gronden. Ook gekweekt als groente (bladeren, bladstelen, knolvormige wortel). Juli-September.
Selderie, A. graveolens
| |
Geslacht: Peterselie, Petroselinum.
Bloemen geel of geelgroen. Omwindsel aanwezig, omwindseltjes soms ontbrekend, soms uit een of twee blaadjes gevormd. Bladeren dubbel gevind en in omtrek driehoekig, blaadjes sterk ingesneden. Tuinplant, soms verwilderd. Juni-Augustus.
☉ Peterselie, P. sativum
Gekweekt om de bladeren, vooral een gekroesde verscheidenheid (Krulpeterselie).
| |
| |
| |
Geslacht: Moerasscherm, Helosciadium.
1
a. |
Schermen twee- of driestralig. De ondergedoken bladeren zijn dubbel gevind of driedubbel gevind met lijnvormige blaadjes. Stengel kruipend of drijvend. Bloempjes wit. Veenplant. Mei-Juli.
♃ Ondergedoken Moerasscherm, H. inundatum |
|
b. |
Schermen drie- of meerstralig. Bladeren enkel gevind. |
2 |
| |
2
a. |
Bloemen wit of geelachtig wit. Omwindsel een- of tweebladig of ontbrekend. Schermen zes- of meerstralig. Stengel niet over de geheele lengte kruipend, maar aan 't jongste deel opgericht. Veen- en oeverplant. Juni-Augustus.
♃ Knoopbloemig Moerasscherm, H. nodiflorum |
|
b. |
Bloemen wit. Omwindsel drie- tot zesbladig, stengel geheel kruipend.
z. ♃ Kruipend Moerasscherm, H. repens |
|
| |
Geslacht: Sikkelkruid, Falcaria.
Bladeren meerendeels drietallig; de blaadjes diep ingesneden, scherp gezaagd, grijsgroen. Bloemen wit, omwindsel en omwindseltjes aanwezig. Kalkplant, vrij veel op den Sint-Pietersberg, overigens zeldzaam. Juli-September.
z z. ♃ Sikkelkruid, F. vulgaris
| |
Geslacht: Akkerscherm, Ammi.
Bladeren enkel gevind, blaadjes smal, gezaagd. Bloemen wit, schermen veelstralig; omwindseltjes veelbladig, omwindselblaadjes gedeeld. Zie fig. Juli-September.
z.z.z. ☉ Akkerscherm, A. majus
| |
Geslacht: Zevenblad, AEgopodium.
Bladeren dubbel drietallig, dikwijls onvolkomen gesplitst,
| |
| |
zoodat er in 't geheel 7 in plaats van 9 blaadjes zijn; bovenste bladeren drietallig. Bloemen wit of groenachtig wit. Schermen veelstralig; geen omwindsel of omwindseltjes. Boschplant en onkruid. Juni-September.
♃ Zevenblad, AE. Podagraria
| |
Geslacht: Karwij, Carum.
1
a. |
Omwindsel en omwindseltjes ontbrekend of slechts uit één of twee blaadjes bestaande. Bloemen wit of rozerood, schermen veelstralig. Bladeren dubbel gevind, de onderste paren van blaadjes staan kruiswijs. Veel in kleistreken langs wegen en dijken. Ook gekweekt. Mei-September. ☉ Karwij, C. Carvi |
|
De vruchtjes dienen als specerij en tot bereiding van likeur (Kümmel).
b. |
Omwindsel en omwindseltjes veelbladig, |
2 |
| |
2
a. |
Stengel onderaan knolvormig. Blaadjes diep vindeelig, daardoor lijken de bladeren driedubbel gevind. Bloemen wit, schermen veelstralig. Kalkplant. Juni-Augustus. z. ♃ Aardkastanje, C. Bulbocastanum |
|
b. |
Blaadjes sterk gedeeld, de draadvormige slippen staan naar alle zijden, lijken in kransen te staan. Bloemen wit. Schermen tot achtstralig. Wortels verdikt. Juli-Augustus. Vochtig weiland. Alleen veel in in Limburg en Brabant
z.z. Kranskarwij, C. verticillatum |
|
| |
Geslacht: Pimpernel, Pimpinella.
a. |
Onderste bladeren ongedeeld, middelste gevind, de bovenste driedeelig. Juli-Augustus. Kweekplant, om de vruchtjes: anijs-‘zaad’. ☉ Anijs, P. Anisum |
|
| |
| |
b. |
Onderste bladeren gevind. |
2 |
| |
2
a. |
Stengel duidelijk gegroefd, de blaadjes van de onderste bladeren in hoofdvorm langwerpig en gesteeld. Stijl langer dan het vruchtbeginsel. Bovenste bladeren goed ontwikkeld. Bosch- en heggeplant. Juni-September. ♃ Groote Pimpernel, P. magna |
|
|
b. |
Stengel rond, gestreept, de blaadjes van de onderste bladeren in hoofdvorm breed ovaal, ongesteeld. Stijl korter dan het vruchtbeginsel. Van de bovenste bladeren is meestal niet anders dan de bladscheede voorhanden. Zandstreken. Juni-October.
♃ Kleine Pimpernel, P. Saxifraga |
|
| |
Geslacht: Kleine Watereppe, Berula.
Stengel rond, gestreept, de blaadjes van de bovenste bladeren onregelmatig gezaagd; schermen kort gesteeld, bloemen wit, omwindsel en omwindseltjes groot, met ingesneden blaadjes Oever- en moerasplant. Juli-September. Eenigszins vergiftig.
♃ Kleine Watereppe, B. angustifolia
| |
Geslacht: Groote Watereppe, Sium.
Stengel kantig, gegroefd, de blaadjes van de bovenste bladeren regelmatig gezaagd, die van de onderste, ondergedoken bladeren fijn verdeeld. Schermen lang gesteeld, omwindsel en omwindseltjes met onverdeelde bladeren. Oever-en moerasplant. Juli-September Eenigszins vergiftig. Fig. ook blz. 617.
♃ Groote Watereppe, S. latifolium
| |
Geslacht: Doorwas, Bupleurum.
a. |
De ongesteelde bladeren zijn om den stengel heen |
|
| |
| |
|
gegroeid, zoodat deze als het ware midden door het blad heen steekt. Bloemen geel, de blaadjes der omwindseltjes zijn groot, geelachtig; een omwindsel is niet voorhanden. In graanvelden en bij meelfabrieken. Uit Z.-Europa. Juli-Augustus.
z.z. ☉ Rond Doorwas, B. rotundifolium |
|
b. |
De langwerpige bladeren zijn niet doorgroeid. Omwindsel en omwindseltjes beide aanwezig, smalbladig. De schermen bevatten meestal niet meer dan zes schermpjes. Op zilte klei, bijna uitsluitend in Zeeland. Juli-Augustus. Fig. ook blz. 100.
z.z. ☉ Fijn Doorwas, B. tenuïssimum |
|
| |
Geslacht: Torkruid, Oenanthe (spr. uit: Eunante).
1
a. |
Stengels en bladstelen hol en opgeblazen. Bladeren weinig ontwikkeld. Bloempjes bijna ongesteeld, zoodat de schermpjes op hoofdjes gelijken, en met zeer ongelijke, witte kroonblaadjes. Stijlen lang en blijvend. Moeras- en slootplant. Juni-Augustus. Schijnt schadelijk te zijn voor 't vee.
♃ Pijptorkruid, Oe. fistulosa |
|
b. |
Bladstelen niet buisvormig. |
2 |
| |
2
a. |
Vrucht met zeer lange stijlen, bladeren met lange, smalle slippen. Langs de rivieren. Juni-Augustus.
z.z. ♃ Varkenskervel-torkruid, Oe. peucedanifolia |
|
b. |
Stijlen niet langer dan de halve vruchtlengte, bladslippen, ten minste die der onderste bladeren, breed. |
3 |
| |
3
a. |
Zeer sterk vertakte slootplant met dunne wortels en sterk gegroefden stengel. Bladeren dubbel gevind, de ondergedokene viervoudig gevind. Bloemen |
|
| |
| |
|
wit, kroonblaadjes ongeveer gelijk van grootte, omwindsel ontbreekt. Juli-Augustus.
♃ soms Watervenkel, Oe. aquatica |
|
b. |
Stengel gestreept, wortels dik, bovenste bladeren enkel gevind. Bloemen wit, kroonblaadjes ongelijk van grootte, omwindsel veelbladig. In brakke slooten en zilte weilanden. Juni-September.
♃ Weidetorkruid, Oe. Lachenaliï |
|
| |
Geslacht: Hondpeterselie, AEthusa.
Stengel gestreept, rond, sterk vertakt. Bladeren dubbel- of drievoudig gevind, glanzig donkergroen. Bloempjes wit, schermen veelstralig, omwindsel ontbrekend, omwindseltjes éénzijdig, uit drie lange, smalle blaadjes bestaande.Vergiftig. Zeer algemeen onkruid. Juni-September.
☉ Hondspeterselie, AE. Cynapium
| |
Geslacht: Venkel, Foeniculum.
Bladeren drie- of meervoudig gevind met lange, draadvormige slippen en lange, geoorde bladscheeden. Bloemen geel, schermen veelstralig, zonder omwindsel of omwindseltjes. Kweekplant, dikwijls verwilderd. Juli-October.
en ♃ Venkel, F. capillaceüm
Wordt gekweekt om de vruchtjes, die als specerij en in de geneeskunde gebruikt worden; vroeger gold ook de wortel als geneeskrachtig.
| |
Geslacht: Weidekervel, Silaüs.
Bladeren dubbel gevind tot viervoudig gevind; blaadjes zelf weer vindeelig. Bloemen bleekgeel, schermen veelstralig, zonder omwindsel en met vliezig-gerande omwindselblaadjes; vrucht langwerpig met hooge ribben. Kleiplant langs dijken en rivieren. Juli-Augustus.
z. ♃ Weidekervel, S. flavescens
| |
| |
| |
Geslacht: Zeevenkel, Crithmum.
Onderste bladeren dubbel, bovenste enkel gevind, slippen smal, vleezig, schermen veelstralig, bloemen groenachtig geel of wit. Strandplant. Juli-October.
z.z.z. ♃ Zeevenkel, C. maritimum
| |
Geslacht: Lavas, Levisticum.
Groote, forsche plant met groote, glimmend groene bladeren, enkel- tot drievoudig gevind; blaadjes breed. Bloemen geel. Schermen veelstralig met omwindsel en omwindseltjes. Gekweekt in boerentuinen en verwilderd. Juli-Augustus. z. ♃ Lavas, L. officinale
De wortelstok wordt in de veeartsenijkunde gebruikt.
| |
Geslacht: Karwijselie, Selinum.
Stengel kantig gegroefd, min of meer gevleugeld. Bladeren enkel- tot drievoudig gevind, met smalle slippen. Bloemen wit, schermen veelstralig, omwindseltjes veelbladig; omwindsel op zijn hoogst tweebladig, meestal ontbrekend. Boschplant. Juli-Augustus.
z.z.z. ♃ Karwijselie, S. Carvifolia
| |
Geslacht: Engelwortel, Angelica.
Stengel forsch, rond, gestreept, met wijde holte. Bladeren tot drievoudig gevind, met zeer groote bladscheede. Schermen veelstralig, omwindsel 1- tot 3-bladig, meestal geheel ontbrekend, veelbladige omwindseltjes. Bloemen wit, soms rozerood. Weg-, hegge- en boschplant. Juli-September.
♃ Engelwortel, A. silvestris
| |
Geslacht: Varkenskervel, Peucedanum.
a. |
Fijn behaarde, dof grijsgroene,hooge moerasplant met gegroefde stengels, die meestal een wit melksap |
|
| |
| |
|
bevatten. Bladeren tot drievoudig gevind, blaadjes weer vinspletig. Schermen veelstralig, omwindsel en omwindseltjes veelbladig, bloemen wit. Moerasplant. Juli-Augustus. en ♃ Melkeppe, P. palustre |
|
Wordt door het vee niet gegeten.
b. |
Omwindsel en omwindseltjes armbladig of ontbrekend. Stengel gegroefd, bladeren glanzig groen, enkel- of dubbel gevind; de onderste deelblaadjes staan, evenals bij Karwij, kruiswijs. Bloemen groenachtig geel tot wit. Juli-Augustus. Op vochtige weiden.
z.z. ♃ Karwij-varkenskervel, P. carvifolium |
|
| |
Geslacht: Dille, Anethum.
Stengel rond, gestreept, blauwgroen. Bladeren tot drievoudig gevind met draadvormige slippen. Schermen veelstralig, zonder omwindsel of omwindseltjes, bloemen geel. Gekweekt (om de vruchtjes), soms verwilderd. Juli-September.
☉ Dille, A. graveolens
| |
Geslacht: Pinksternakel, Pastinaca.
Stengel gegroefd, bladeren enkel gevind met breede blaadjes, aan de onderzijde behaard. Schermen veelstralig, omwindsel en omwindseltjes armbladig of ontbrekend. Bloemen geel. Langs dijken en wegen.
Pinksternakel, P. sativa
Wordt ook veel gekweekt om den eetbaren wortel, bij ons gewoonlijk als veevoeder.
| |
Geslacht: Bereklauw, Heracleüm.
Groote, forsche, ruw behaarde plant met diep gegroefde stengels. Bladeren gevind of vindeelig, soms zelfs maar zeer weinig ingesneden, bladscheeden zeer groot. Schermen veelstralig, omwindsel éénbladig of ontbrekend, omwindseltjes
| |
| |
veelbladig. Bloemen wit of rozerood, soms groenachtig. Zeer algemeen langs dijken en wegen. Juli-October.
en ♃ Bereklauw, H. Sphondylium
Tot dit geslacht behooren ook sierplanten; zie Aanh., blz. 634.
| |
Geslacht: Peen, Daucus.
Stengel ruw behaard. Bladeren tot drievoudig gevind met vinspletige blaadjes. Schermen veelstralig met omwindsel, bestaande uit groote, vindeelige blaadjes. Bloemen wit, soms roodachtig. In 't midden van 't scherm veelal een donkerroodbruin bloempje, waarvan de beteekenis nog onbekend is. Veel langs dijken en wegen. Juni-September. Fig. ook blz. 611. Peen, D. Carota
De schermen maken gedurende 't bloeien, vooral in 't begin, z.g. slaapbewegingen, d.i. ze sluiten de stelen aaneen en gaan overhangen bij duisternis. Ook de stelen der jonge vruchten staan aaneengesloten. Verscheidenheden met een gelen of oranjekleurigen, vleezigen wortel worden om deze wortelen gekweekt.
| |
Geslacht: Straalscherm, Orlaya.
Stengel kaal, bladeren tot drievoudig gevind met smalle bladslippen. Schermen veelstralig, omwindsel en omwindseltjes aanwezig, bloemen wit, zeer sterk stralend. In graanvelden en op afvalplaatsen, meest in Limburg. Juni-Augustus. z.z.z. ☉ Straalscherm, O. grandiflora
| |
Geslacht: Caucalis, Caucalis.
Stengel gestreept, behaard, bladeren tot drievoudig gevind met vindeelige blaadjes. Schermen armstralig, omwindseltjes meest driebladig, omwindsel eenbladig of ontbrekend. Bloemen wit en rozerood; vrucht met 8 rijen groote, gebogen stekels en zes rijen korte stekeltjes. Graanvelden op kalkgrond. Juni-Juli. z.z.z. ☉ Caucalis, C. daucoïdes
| |
| |
| |
Geslacht: Borstelscherm, Turgenia.
Stengel gegroefd, met gemengde stijve en zachte beharing. Bladeren enkel gevind; langwerpige blaadjes met grof gezaagden rand. Schermen met weinig stralen, bloemen wit en rood, omwindsel en omwindseltjes aanwezig, meerbladig, de vijf tanden van den kelk lang en stijf, vrucht met vele rijen van stekels. Juli-Augustus. Kalkplant, aangevoerd in koornvelden, langs wegen, enz.
z.z.z. ☉ Borstelscherm, T. latifolia
| |
Geslacht: Doornzaad, Torilis.
1
a. |
De bloeiwijzen lijken eer op hoofdjes dan op schermen, doordat de bloempjes en schermpjes zeer kort gesteeld zijn. Omwindseltjes meerbladig, omwindsel ontbreekt. Bladeren tot drievoudig gevind. De buitenste vruchten van elk scherm met stekeltjes, de binnenste met knobbels bezet. Op en aan zeedijken. Mei-September.
z. ☉ Knoopig Doornzaad, T. nodosa |
|
b. |
Er zijn duidelijk gevormde schermen. |
2 |
| |
2
a. |
Stengel ruwharig, bladeren dubbel gevind. Omwindsel en omwindseltjes veelbladig, bloemen wit en rozerood. Vrucht met kromme stekeltjes. Heggeplant. Juni-Augustus. Heggedoornzaad, T. Anthriscus |
|
b. |
Bloemen wit, stralend, omwindsel eenbladig of ontbrekend, vrucht met rechte, aan den top omgebogen stekels. Op akkers, langs wegen, enz. Juni-Augustus.
z.z.z. ☉ of Zwitsersch Doornzaad, T. helvetica |
|
| |
Geslacht: Naaldenkervel, Scandix.
Bladeren drievoudig gevind. Schermen met weinig stralen; omwindsel ontbrekend, omwindseltjes veelbladig. Omwindsel-
| |
| |
tjes-blaadjes meestal ingesneden. Vrucht met zeer langen snavel, oppervlakkig gelijkend op die van Reigersbek. Bij rijpheid splijt deze met de vrucht en doet de twee helften daarvan met kracht wegvliegen. Onkruid op graanvelden. Mei-Juli. ☉ Naaldenkervel, S. Pecten Veneris
| |
Geslacht: Kervel, Anthriscus.
1
a. |
Schermem meestal veelstralig, groot, omwindsel ontbrekend, omwindseltjes vijfbladig. Bloemen wit of rozerood, vruchten met korten snavel. Bladeren tot drievoudig gevind. Stengel gegroefd, ruwharig. Heggeplant. Juni-September. of ♃ Toeters, A. silvestris |
|
b. |
Schermen met weinig stralen, klein, soms met ongesteelde schermpjes. |
2 |
| |
2
a. |
Stengel kaal, bladstelen en bladscheeden behaard. Bloemen wit, omwindsel ontbrekend, omwindseltjes 2- tot 5-bladig. Schermstralen onbehaard. Vruchtsnavel ongeveer ⅓ van de lengte der vrucht. In de duinstreken algemeen, elders veel minder. Mei-Juni.
☉ Fijne Kervel, A. vulgaris |
|
|
b. |
Stengel boven de knoopen behaard, schermstralen ook behaard. Vruchtsnavel half zoo lang als de vrucht. Gekweekt (om de bladeren),soms verwilderd. Mei-Juni.
☉ Kervel, A. Cerefolium |
|
| |
Geslacht: Ribzaad, Chaerophyllum.
a. |
Stengel meestal roodgevlekt, slank, aan de knoopen dikker, behaard. Bladeren dubbel gevind. Schermen veelstralig, omwindseltjes veelbladig, omwindsel eenbladig of ontbrekend. Schermstralen zacht behaard. |
|
| |
| |
|
Vrucht langwerpig, zonder snavel of stekels. Heggeplant. Mei-Augustus. Gaat door voor vergiftig.
☉ of Dolle Kervel, Ch. temulum |
|
b. |
Stengel alleen beneden rood gevlekt en ruwharig, bovenaan onbehaard. Bladeren 3- tot 4-voudig gevind, met smalle, spitse slippen. Wortel zeer dik, eetbaar. Onder kreupelhout, aan waterkanten, enz. Wordt in Duitschland ook gekweekt.
z.z.z. Knolribzaad, Ch. bulbosum |
|
| |
Geslacht: Roomsche Kervel, Myrrhis.
Stengel gestreept. Bladeren heldergroen, drievoudig gevind, zachtharig, geurig. Schermen veelstralig, omwindsel ontbrekend, omwindseltjes veelbladig, met gewimperde blaadjes. Vruchtjes met scherpe ribben, glanzig bruin. Juni-Juli. Gekweekt (om de bladeren) en soms verwilderd.
z.z.z. ♃ Roomsche Kervel, M. odorata
| |
Geslacht: Gevlekte Scheerling, Conium.
Stengel glad, kaal, bruinrood gevlekt en berijpt. Bladeren tot drievoudig gevind, blaadjes zacht-glanzend, bladstelen hol. Schermen veelstralig, omwindsel en omwindseltjes aanwezig. De plant riekt onaangenaam. Langs dijken en wegen. Juli-Augustus. Vergiftig. Wordt in de geneeskunde gebruikt.
Gevlekte Scheerling, C. maculatum
| |
Geslacht: Koriander, Coriandrum.
Stengel gestreept, onderste bladeren enkel gevind, bovenste drievoudig gevind met smalle slippen. Bloemen rozerood of wit. De plant riekt onaangenaam. Gekweekt (om de vruchtjes) en verwilderd. Juni-Augustus.
z.z.z. ☉ Koriander, C. sativum
| |
| |
| |
Geslacht: Holzaad, Bifora.
Stengel kantig. Bladeren tot drievoudig gevind met draadvormige slippen. Bloemen wit of geelachtig wit, stralend. Juni-Juli. Soms met zaden ingevoerd uit Z.-Europa.
z.z.z. ☉ Holzaad, B. radians
| |
Aanhangsel.
Geslacht: Astrantia, Astrantia.
De door groote, wit of roodachtig gekleurde omwindseltjes omgeven bloemschermpjes bootsen, evenals Composieten, een enkele bloem na. Ook de hoogere stengelbladeren zijn meer of minder gekleurd. De lagere bladeren zijn groen, diep ingesneden, met nog weer ingesneden slippen en gezaagden rand. Sierplant uit Midden- en Zuid-Europa.
♃ Astrantia, A. major
| |
Geslacht: Kruisdistel, Eryngium.
Van dit geslacht worden verscheidene soorten gekweekt, o.a.:
a. | ♃ Amethistdistel, E. amethystinum. Alle bladeren diep ingesneden. Bloemen, omwindselblaadjes en stelen der schermen alle prachtig blauw. Juli-Aug. |
b. | ♃ Oliver's Kruisdistel, E. Oliverianum. Als de vorige (misschien een variëteit hiervan), maar nog fraaier staalblauw. Juli-Sept. |
c. | ♃ Alpenkruisdistel, E. alpinum. De onderste bladeren hartvormig, alleen aan den rand gezaagd. Omwindselblaadjes fijn verdeeld. Bloemen wit of paars, plant meestal blauwachtig. Juli-Aug. |
d. | ♃ Reuzenkruisdistel, E. giganteüm. Als de vorige, maar bloemen blauw en omwindselblaadjes minder diep ingesneden en zeer groot. Juli-Aug.
|
| |
| |
e. | ♃ Vlakbladige Kruisdistel, E. planum. Onderste bladeren hart-eivormig, stomp. Omwindselblaadjes lang en smal, stekelig getand, evenals bloemen en bloemstelen blauw. Plant overigens grijsachtig. Juli-Oct. |
f. | ♃ Ivoorkruisdistel, E. eburneüm. Alle bladeren lang en smal met stekeligen rand, als van Aloë. De bloemschermpjes zitten in groote pluimen en zijn, evenals hun stelen en de stengeltoppen, ivoorwit. Juli-Aug. |
| |
Geslacht: Bereklauw, Heracleüm.
Op buitenplaatsen wordt veel gekweekt de Perzische Bereklauw, H. persicum. Niet zelden verwildert de plant daar. Het is als 't ware een reuzenvorm van de gewone Bereklauw, met schermen van soms 4 dM. middellijn en stengels, tot 2,5 M. hoog. Ook de bladeren naar verhouding. De vruchten zijn van achteren stijf behaard. ♃. Juli-Aug.
| |
Geslacht: Smyrnium, Smyrnium.
a. |
Op Texel moet, volgens een oude opgaaf (1781) van De Gorter, veel voorkomen de ♃ Zwartmoeskervel, S. Olusatrum. Later is zij nooit meer gevonden; daar ze zelden bloeit, is het echter mogelijk, dat zij over 't hoofd is gezien. De onderste bladeren zijn drievoudig drietallig, de bovenste gewoon drietallig, als klaverblad. Zie fig. Bloemen groengeel. |
|
b. |
Eens is, bij Haastrecht, gevonden de ♃ Rondbladkervel, S. rotundifolium. Onderste bladeren als bij de vorige soort, maar de middelste enkelvoudig, ongesteeld en de bovenste geheel om den stengel heen gegroeid. Zie fig. Bloemen groengeel. |
|
|
|