De wonderlijcke historie van de Noordersche landen(1562)–Olaus de Groot– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Inhout vant Priuilegie. Den Eersamen, vromen ende seer voorsienighen Heere, Gherardt Grammay Heere van Sgreuenwezel, ende Thresorier van oirloghe der Staten van Brabant ende andere, &c. Het eerste boeck van Olaus de groote vvt Gotlant Aertsbisscop van Vpsalen, int corte begrepen, inde welcke beschreuen worden, de nature, seden, ende manieren van oorloghen vanden Noorderschen natien, ende volcken. Vande gheleghentheyt vanden lande van Biarmen. Vande gheleghentheyt van Finlandt. Vande gheleghentheyt van Scricfinlant. Vanden ghewelt ende groote cracht vanden Noortwesten windt. Vanden ghewelde ende cracht vande Noorde winden. Vanden donder, blicksem ende weerlichten die men siet gheschieden inde Noordersche landen, ende vande diuersche operatien, ende effecten van dien. Vande scherpe ende bijtende coude. Vandem rijm ende sneeu. Vande diuersche ende vremde ghedaenten vanden sneeu ende glasen. Vanden sloten ende blockhuysen van sneeu ghemaeckt, ende hoe datse vanden ionghers bestormt ende ghewonnen worden. Hoe datmen ten ijse loopet metten peerden ende vande prijsen die daer mede sijn te winnen. Hoe dat die lieden ten ijse loopen om prijs te winnen. Vandem herberghen die op het ijs ghemaeckt worden tot behoef vanden reysende man. Hoe dat men ouer het ijs gaende is tusschen die open plaetsen ende scheuren. Vande instrumenten die men ten ijse is gebruyckende. Vande viercante steenen ende teeckenen die vanden Gotthen opgherecht sijn, tot memorie van eenigher victorie. Vande hooghe viercante steenen die opgherecht staen op die grauen ende sepultueren vanden oude Gotthen. Vande ghebeelden steenen. Vande vrewercken die metter schaduwe wijsen. Vanden stocken daer mede men weten mach die tijden vanden iaere. Vanden A.B.C. oft letteren der Gotthen. Het tvveede Boeck van Olaus de groote, Aertsbisschop van Vpsalen int corte begrepen int welcke verclaert wordt die wonderlijcke nature oft eyghentschap vanden Noorderschen landen. Vanden solfer aderen ende brandende hitte der wateren. Vande wonderlijcke ende vremde natuere van sommighe berghen. Vande gheleghentheyt van Ijslant ende manieren vanden volcke. Vanden vreeselijcken gheluyde datmen hoorende is inde hollen vande steenrootssen die vast aende zee staen. Vande Rootse die See Monick. Vande ghecroonde rootse ende groote menichte van visschen. Vande vloet ende Ebbe inde Zee Oceane. Vande groote perijckelen die inde Noordersche see gheleghen sijn, ende vande wonderlijcke nature vanden ijse. Vande lere schuyten vanden seeroouers van Groenlandt. Vande ongrondelijcke diepte, die aende canten van Noorweghen is. Vande hauens mette ijseren ringhen. Vanden periculeusen doorganck op die berghen Scars en Sula, staende tusschen Sweeden ende Noorweghen. Vande steenen beelden die op die hooghe sneeuberghen ghestelt sijn. Hoe dat men gaet door die doncker weghen. Vanden lichten ende tortsen van pijnboom haut ghemaeckt. Van de speluncken der roouers ende Moorders. Vande groote excellentie ende scoonheyt vanden huyse ende slote Aranes ghenaemt. Vanden lustighen hof die opden hooghen berch Kindaber is ghestaen niet verre vanden voorseyden huyse. Van het schoone ende vruchtbaer eylant Elant ghenaemt. Vanden vermaerden Eylande Gothlant ghenaemt in Oostgothlant gheleghen. Vande wapenen vanden Coninghen ende princen van Gothlandt die ghehouwen sijn inden berch Hangoe. Vande ghehelmde steenrootsen. Vande enghe passagien tusschen de rootsachtighe hauens. Vanden Steenrootsen ende periculeusen wech tusschen de rootsen van Idebencken. Vanden seer snel loopende beecken. Vande diuersche figuren van steenrootsen die aende canten van Oostgothlant staen. Vanden steenen der reusen, ende vanden fonteyn aderen. Het derde Boeck van Olaus de Groote wt Gothland, Aertsbisschop van Vpsalen int corte gheredigeert: het welcke sprekende is vande afgoderijen ende aenbiddinghe der duyuelen vanden Noordersche natien. Vande afgoderije der heydenen van Letauwen. Vande valsche afgoderije vanden ghenen die onder den Pole woonende sijn. Vande dry Meeste Goden der Gotthen. Vande drye Minder Goden. Vande costelijcke ende triumphante kercke vande Noordersche Goden. Vande sacrificien ende offeranden der Gotthen. Vande superstitien der Gotthen die sy ghebruycten alst donderde. Hoe dat de Gotthen die Goden beuochten. Vande dry ghesusters gouuernanten van des menschen leuen, ende vande Nymphen oft water Goddinnen. Vanden aluen dans by nachte. Vande maniere van vechten teghen die bosch gheesten. Vande waersegghers. Vande toouerie vanden Coninck Eric, diemen hiet winthoet, ende meer anderen. Vande toouererssen. Vande Tooueraers van Finlandt. Vande instrumenten der tooueraers int lant van Bothnien Vande zee tooueraers. Vande ghelijcken toouerijen. Van Gilbert die tooueraer, dewelcke betoouert sidt in een diepe Cauerne. Vanden tormenten dat die toouererssen vanden quaden gheesten aenghedaen wert. Vande groote schade die de quade gheesten doen. Het vierde Boeck van Olaus de groote wt Gothlant, Aertsbisschop van Vpsalen int corte begrepen, het welcke is inhoudende vanden oorloghen, leuen ende manieren vanden wilde heydenen ende omligghende ghebueren. Vanden ongheluckighen strijdt van Coninck Reynier van Denemercken. Vande groote wreetheyt vande wilde menschen. Noch van de wreetheyt vande wilde menschen. Vande vijf diuersche spraken vande Noordersche landen. Vande handelinghe der coopmanschap ende dat sonder ghelt, manghelende waere om waere. Vanden Iaermercten ten ijse. Hoe dat die wilde Lappen haer houwelijcken maken metten viere dat wt eenen keysteen gheslaghen wort. Vande druckelijcke danssen. Vanden hantwercke dat sy doende sijn bijden lichte vander Manen Vande timmeragie van haerlieder schepen. Hoe dat sy die Iongers leeren schieten. Vande maniere van Iaeghen der wilde Lappen. Hoe dat men die peerden doet gaen ouer die hooghe sneeu berghen Vanden sorghelijken doorganck tusschen die gheberchten. Hoe dat Noort ende Oostfinlant is bekeert gheweest totten Christen ghelooue, ende hoe eerlijck dat sy de vremde lieden tracteren. Het vijfste Boeck van Olaus de groote wt Gothlant, Aertsbisschop van Vpsalen int corte begrepen, het welcke is tracterende vande vrome daden der Reusen ende cloecke campuechters. Vanden Reusen Van diuersche Reusen ende campuechters. Van de soberheyt der Reusen ende campvechters. Vande vromicheyt vanden seer vromen ende stercken Starchater. Vande hulpe ende bystant die Starchater dede den ghenen diemen ouerlast was doende. Van des selfs Starchaters oeffeninghe. Een cort verhael van Starchaters vrome ende cloecke feyten van wapenen. Vanden grooten ende vreeselijcken slach der Gotthen ende Sueetschen teghen die Denen, daer Sterchater Capiteyn generael was vanden Sueetschen ende Gotthen. Vande doot van Starchater. Vande vromen Haldan ende ander vrome Campuechters die van hem sijn verwonnen geweest. Van eenen anderen Haldan ende zijn vrome daden. Van Olo Vegetus. Vanden strijdt die de voorseyde Coninck Olo hadde teghen twee Campuechters dat ghebroeders waren, om te beschermen de eere van eender Maecht. Van de vrome feyten van Arngrim ende Arnarod. Vanden seluen Arngrim, ende van de toouerie der Finlanders. Hoe dat Biarcho doot stack eenen beyr, ende dede sijn medegheselle het bloet van den beyr drincken. Van Reynier Rouwen broeck ghenaemt. Van Alfo een beschermer der maechdelijcker eere. Van de orloochsche practijcken van Fridleue. Van der ghelijcke practijcken met voghelen. Vanden strijt die Coninck Haralt hadde teghen eenen tammen draeck. Vanden strijdt die Frotho ende Fridleue hebben ghehadt teghen een serpent. Vanden seluen Fridleue. Vande zeeroouerije die sommighe edel maeghden waren bedrijuende. Het seste Boeck van Olaus de groote wt Gothlant, Aertsbisschop van Vpsalen int corte begrepen, tracterende vanden Metallen ende minerale saken. Voorreede des Auteurs. Vanden Mijnnen ende hoe datse gheuonden worden. Vande ghelegentheyt der aderen inden berghen. Hoe datmen die Metalen wter aerden graeft. Vande differentie der berch aderen. Vanden raders, instrumenten, ende periculen der berchwerckers. Vande conste ende behendicheyt vande Smeden. Vanden onderscheet der smiltelijcke metalen. Noch van de selue metalen. Vanden berchmannekens. Vanden blicxem ende zijn operatie inden metallischen berghen. Vande goutsmeden. Vande costelijcke ende rijcke cleederen der ionghe dochteren binnen die stadt van Scheninghen. Het seuenste boeck van Olaus de groote wt Gothlant, Aertsbisschop van Vpsalen, int corte begrepen, tracterende vande oorloochiche instrumenten, costuymen, oorsaken ende practijcken van oorloghen. Vanden Boochmakers die Cruysboghen ende pijlen maken. Vande pijlen ende worp pijlen dienende ter oorloghen. Hoe dat de ghemeynte seer haestelijck in de wapenen is ende op die beenen. Hoe dat die weghen beset ende bewaert worden voor de bespieders. Vande ordonnancien van dese vergaderde ghemeynte. Hoe datmen is vechtende op die oeuers vander zee. Vande slinghers daer sy steenen ende gloyende ijsers mede worpen. Vande velten die van hondert mannen voort gerolt werden. Vande maniere ende tijdt om die Velten aen te bringhen. Vande listighe putten om de vianden te bedriegen. Vande orloochsche practijcke die Coninck Hacho dede met tacken van boomen. Hoe dat die vianden die brantstichten ghepuniert worden. Van het selue. Van het garnisoen dat in tijden van orloge ghestelt wort ontrent het Meer van Meler. Het achtste Boeck van Olaus de groote wt Gothlant, Aertsbisschop van Vpsalen int corte begrepen, trackterende in wat manieren die Coninghen gecoren worden, ende vanden staet vanden Officiers, ende vanden Crijchshandel. Voorrede. Hoe dat de Coninck ghecoren wort. Hoe dat die edelen worden vanden Coninghen gheadopteert door vrome feyten van oorloghe. Vande selue maniere van adopteren. Hoe dat die edel ende hooch gheboren kinderen worden gheleert inden crijchshandel. Hoe datmen die ede Ionghers leert rijden te peerde. Hoe dat die Ionghers ghecoren worden om te gaen ter oorloghen. Vanden seluen door een wtwendighe ceremonie. Vande wapenen ende gheweere van oorloghe vande oude Gotthen. Van andere oude costuymen vanden ruyters. Vande oeffeninghe der ruyters. Vande wapenen ende practijcken der ruyters. Vande groote exactien ende wreetheyt van sommige officiers ende gouuernuers. Noch vande boose ende wreede Gouuernuers. Vande eeuwighe viantschap die de Swetsche ende Gotthen sijn draghende tot die van Denemarcken. Van dierghelijcke saken. Vande groote tyrannije van Coninck Christerne die tweede van die name. Noch vande wreetheyt vanden seluen Coninck. Het neghenste Boeck van Olaus de groote wt Gothlant, Aertsbisschop van Vpsalen, int corte begrepen, twelcke is tracterende vander oorloghen te velde, ende haerlieder istrumenten van oorloghen. Vande draeyende sweerden die op raders ghestelt, ende draeyende ghemaect sijn. Vande waghens met seysenen toegherust. Vande Coperen vierspouwende peerden. Vande Noordersche artillerie. Van het drycantich gheschut. Vande orghelbussen. Van het waghen gheschut. Hoe datmen die sloten ondergraeft ende ruineert. Van de groote tyrannien die dicwils bedreuen sijn gheweest vande vreemdelinghen ende verraders binnen Stocholmen. Vande fondacie ende gheleghentheyt vande Coninclijcke stadt van Stocholmen. Vanden berch Bruncaberch, die ghelegen is buyten de Coniclijcke stadt van Stocholmen, ende vanden campen die daer gheschiet sijn. Hoe dat die schapen weyden op die huysen, als de stadt beleghert is. Hoe dat die steden die beleghert sijn, water vergaderen teghen datter ghebreck mach wesen. Hoe dat die Gotthen hun behelpen als sy broot ghebreck hebben. Het thienste Boeck van Olaus de groote wt Gothland, Aertsbisschop van Vpsalen, int corte begrepen, tracterende vanden strijden ter zee. Vanden strijden tusschen die marasschen aende ghebroken brugghe. Van het faetsoen ende ghebruyck van die oude Noordersche schepen. Van een ander soorte van schepen. Hoe dat die Cooplieden inde hauens van Ijslant om die plaetse te hebben malcander doot slaen. Hoe dat die wederspannige bootghesellen ghepuniert worden. Hoe dat die ruyters metten peerden ouer die riuieren swemmen. Hoe dat die lantsknechten sonderlinghe die vet sijn al ghewapent swemmen. Het elfste Boeck van Olaus de groote wt Gothlant, Aertsbisschop van Vpsalen, int corte begrepen, tracterende vanden orloghen ten ijse. Vanden strijden ten ijse. Vande tochten der Moscouiten oft Russen. Van het grouwelijck gheluyt int hol van Smellen. Van het selue. Vande strijden tusschen die Finlanders ende Moscouiten. In wat manieren dat die Moscouiten gaen roouen. Van het selue. Hoe dat vreemde ambassaten vanden Moscouiten worden ontfanghen. Van eenen Italiaenschen Ambassaet die seer wreedelijck ghedoot wert. Vande behendicheyt der Cooplieden van Moscouien. Van vreemde ende diuersche manieren van vechten vanden Finlanders. Vande wapenen vande Finlanders. Vande gouuerneurs vanden Coninck van Sweden inde Noordersche landen. Hoe dat die sterckten vanden wreede regenten verbant werden. Vande engienen die sy ghebruycken te ijse. Van de vier waghens. Hoe dat die artillerije wort gebrocht op het ijs ende vande manier van schieten. Hoe dat men mach passeren dese scheuren vanden ijse. Hoe datmen belet het ijs toe te vriesen. Vande vesten oft mueren van ijs ghemaeckt. Vande wacht die men is houdende op het ijs. Vande strijden inden dagheraet. Hoe dat die stercke sloten worden bestormt ten ijse. Hoe dat die schepen van orloghen worden beuochten die tusschen het ijs veruroren liggen. Vande pijne diemen aendoet die onghetrauwe ende onghewillighe dienaers met ijs cout water. Vande selue pijnen. Hoe dat sy met peerden opt ijs loopen om prijs. Hoe dat die wilde Ezels opt ijs loopen. Vande Rangiferen om ouer den sneeu mede te loopen. Hoe de vianden onder den sneeu versmoort blijuen inde diepe dalen. Vande sneeuballekens die hanghende blijuen aen de voeten vande peerden. Het tvvelfste Boeck van Olaus de groote wt Gothlant, Aertsbisschop van Vpsalen, int corte begrepen, tracterende vande huysen ende timmeragien vande Noordersche landen. Vande diuersiteyt ende faetsoen van steenen. Vande diuersche timmeragie van huysen. Van het selue. Vande groote menichte vande seer groote boomen inde Noordersche landen. Noch vande Noordersche boomen. Van diuersche boomen. Vande vruchten oft fruyten. Vande Gomme die wten dennen comt ende oorspronck vanden Ambre. Het derthienste Boeck van Olaus de Groote wt Gothlant Aertsbisschop van Vpsalen int corte begrepen, het welke is tracterende vande landts neeringhe ende vruchten die tot des menschen nootdruft dienende sijn. Vande diuersche vruchten die men is inden oogst inne doende. Vande backerijen ende backen vanden broode. Hoe die vruchten ghedroocht werden om langhe ouer te houden ende te bewaren. Vande maniere van drincken vanden Noorderschen volcke. Van de diuersche manieren van sout te sieden. Hoe datmen qualijck Sout voeren can inde Noordersche landen. Van de seer groote menichte van boter. Van de groote ende goede keesen. Van de weuers. Het XIIII. Boeck van Olaus de groote wt Gothlant, Aertsbisschop van Vpsalen, int corte begrepen, inhoudende diuersche ende vremde manieren vanden Noorderschen volcke. Voorrede. Vande diuerscheyt der cleederen. Van de eerbaerheyt der Maechden int wesen ende cleeden. Vande saluinghe der Christen Coninghen. Vanden Ridders ende den eedt die sy doen. Vande bruyloften vanden ghemeynen volcke. Vanden ouerspeelders ende hoe dat sy ghepunieert worden. Het vijfthienste Boeck van Olaus de groote wt Gothland, Aertsbisschop van Vpsalen, int corte begrepen, tracterende van diuersche oeffeninge vanden volcke. Vande oeffeninghe der kinderen. Hoe dat sy de winter veriaghen ende die somer ontfanghen. Van het selue. Vande Meyfeesten. Van het schaeckspel. Vande sweert dansers. Vande reep danssers. Vande vier danssers. Het XVI. Boeck van Olaus de groote wt Gothlant, Aertsbisschop van Vpsalen, int corte begrepen, tracterende vande ceremonien der kercken. Vande manieren van bidden inde kercken. Vande sepulturen ende begrauinghe der princen. Van veelderhande siecten ende medecijnen. Het XVII. Boeck van Olaus de Groote wt Ghotlant Aertsbisschop van Vpsalen int corte begrepen, inhoudende vanden tammen dieren. Voorrede. Vande schapen, hamels, ende lammers. Vanden ossen ende coyen. Vande Noordersche peerden. Vande orloochs peerden. Vande Catten. Vande bocken ende geyten. Vande ghiften die men gheeft die nieu gehouden. Vanden Rangiferen. Van het profijt van deser beesten. Vande wagens die de Rangiferen voort trecken. Vande sledden der Rangiferen. Van het profijt ende commoditeyt van alle die deelen van deser beesten. Het XVIII. Boeck van Olaus de Groote wt Gothlant Aertsbisschop van Vpsalen int corte begrepen, tracterende vande wilde beesten. Vande wilde Esels, ende hoe dat sy gheuanghen worden. Vanden strijdt der wilde esels teghen die woluen. Van de Herten en de Deynen. Vande Beuers. Van de Brassers. Vande costelijcke bedden decksels van Brassers vellen ghemaect. Hoe datmen de brassers vangt. Vanden Hasen. Vande Lossen ende haerlieder vellen. Vande woluen ende haerlieder wreetheyt. Van veelderhande soorten van woluen. Vanden Otters ende bedroch dat in haerlieder vellen te conterfeyten ghedaen wert. Vande Eeckhoornkens. Noch van het selue beestken. Vande Martres, Zabels, ende haerlieder vellen. Vande Herminen, de welcke Plinius heet te wesen Muysen wt den lande van Pontho. Hoe de Herminen gheuanghen worden. Vande nature vanden Dasse. Noch vanden seluen. Vande beyren die visschen vanghen. Hoe dat de beyren met liste gheuanghen worden. Vande listighe maniere van iaghen, om te vangen die beyren. Van tgheuecht tusschen den Beyr ende den Eghel. Hoe dat de beyren ghedoodt werden met een yseren colue. Hoe dat een ionghe dochter wech ghedraghen wert van eenen beyr, ende vander gheboorten vanden loosen ende stouten man Vlfo. Vande Swijnherders die al spelende op ruyspijpen vande beyren wech ghedraghen werden. Vanden beyren dans wt Moschouien. Vande cloecheyt der beyren. Vande beyren die in Muelens gaen. Vande Vossen ende haer loose treken. Vande loose treken vanden Vos. Van de wreetheyt der weirwoluen. Exempelen van menschen die in weirwoluen sijn verandert gheweest, ende weder in menschen. Het XIX. Boeck van Olaus de groote Aertsbisschop van Vpsalen, int corte begrepen, het welcke is tracterende vanden voghelen. Van diueersche soorten van hauicks. Noch vande natuere des Hauicks. Vande nature des Aernts, ende haerlieder onderscheyt. Vande eyghenschap des Aernts, ende hoe dat hy ghebroet wort. Vande Eyndtvoghels ende ander watervogels. Vande Eyndtuoghels van Schotlant. Vande Gansen. Vande Zeerauen. Van eenen voghel Platea genaemt die vyant is vander voorseyder Rauen. Vanden Valcken ende haerlieder onderscheet. Vande Swaluwen die ghetrockenen worden wten watere. Vande voghels die hen onder den sneeu borghen. Hoe dat dese Hanen wesende wter sneeu gheuanghen worden. Vande Sneeu voghelkens. Vande seer groote sneeu ende winter muggen. Vanden eyers van diueersche voghels diemen vindet inde Noordesche eylanden. Noch vanden eyers van seker voghels. Vande Pauwen. Vanden onbekenden voghels int wit meyr. Vande voghels diemen heet Alle Alle. Vande Hoppe ende ander soorten van voghels. Vanden Koeckoeck ende Spacht. Het XX. Boeck van Olaus de groote wt Gothlant, Aertsbisschop van Vpsalen, int corte begrepen, tracterende vande diuersche visschen der Noortsche landen. Van de drye Bothnien inde Noordersche landen, ende vande groote visscherie die in dese landen is gheschiedende. Vande groote menichte van visschen die ter merct worden ghebrocht inde stadt van Thornen. Hoe datmen de Salmen vangt. Hoe dat de Zeecaluers gheuanghen worden. Hoe datse gheuanghen werden ende waer toe dat sy goet sijn. Noch vander duecht ende cracht van deser beesten. Vanden twijfel diemen heeft oft men vanden zeecalue eten mach inde vasten oft niet. Vande Snoecken. Hoe dat den Snoeck gheuanghen wort. Hoe datmen vischt met licht vanden viere. Van visschen ende voghelen te vanghen inden Somer. Van ander loose practijcken van visschen. Vande visscherye ten Yse. Hoe datmen is visschende te peerde. Hoe datmen ten yse loopt om sommighe visschen te winnen, ende waeromme datmen daer soo dicwil is visschende. Van een wonderlijcke auontuere die gheschiet is opt Meyr Vether ghenaemt. Vande visschen vande swarte riuiere voort Nieucasteel in finlant. Vande ghesoute, ghedroochde ende gheroocte visschen. Vande ghesoute visschen. Vanden Harinck. Vande nature des Harincx. Vande vischputten ende saet vanden visschen. Het eenentvvintichste Boeck van Olaus de Groote wt Gothlant, Aertsbischop van Vpsalen, int corte begrepen, tracterende vande groote ende selsaem zee monsters. Voorrede. Vande perikeleuse visscherie inde Norwegsche zee. Vanden perijckel der Visschers, ende qualiteyt vanden visschen. Vande visschen van Yslant. Vande groote menichte van boter die in Yslant is. Vande grouwelijcke zee monstren ontrent die costen van Norweghen. Vanden Physetere ende zijn groote wreetheyt teghen die schippers. Vanden strijdt tusschen de Walvisch ende die Orcke. Van veelderhande soorten van Waluisschen Van eenen wonderlijcken visch die gheuonden wert, int Iaer M.D.xxxij. inde Noort contreye van Enghelant. Vanden Sweertvisch, Eenhoorne ende Saghe vander zee. Hoe datmen de Waluisschen vanghen mach. Vande groote liefde der Waluisschen tot haer ionghen. Van het saet vanden Walvisch datmen heet Ambre, ende waer toe dat goet is. Waer toe datmen ghebruyct de deelen vanden Walvisch. Vande huysen die ghemaect werden vande beenders vande Walvisschen. Van huysen die ghemaect sijn van gheheele ribben van Walvisschen. Vande anckers die men worpt op de rugge vanden Waluisschen. Van het seltsaem vercken inde Duytsche zee. Vanden Rosmaer oft bijter van Norweghen. Vande visschen met vlueghels. Vande Polypus, oft visch met veel voeten. Vande wreetheyt van sommighe visschen, ende vande goetheyt van sommighe ander. Vande Sponsien. Van seer langhe wormen. Vanden Swamfisck ende sommighe ander zee monsters. Vande coeye, calf, peert, hase ende muys vander zee. Van de grootte vande slanghe van Norweghen ende anderen. Van diuersche slanghen van veelderhande colueren. Vande plaetsen der slanghen. Vanden strijt der herders teghen de slanghen. Het XXII. Boeck van Olaus de Groote wt Gothlant, Eertsbisschop van Vpsalen int corte begrepen, tracterende van sommighe ghewormten. Vande quellijcke mugghen int wterste vande Noordersche landen. Remedie om te veriaghen Mugghen ende Weeckluysen. Vande bien ende haerlieder voetsels. Vanden honich ende fijn prouue. Vande Mieren. Vande perlen ende hoe datse gegenereert worden.