Romantische werken. Deel 14: Frederik Hendrik Hendriks, Het oude en het nieuwe orgel en De reus van Antwerpen(1881)–J.J. Cremer– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave [Het orgel. Gedichtjes, gelegenheidsstukken] Het oude en het nieuwe orgel. Frederik Hendrik Hendriks De Schilder van Wolfhezen door zijn leerling geschetst. De reus van Antwerpen. Herinnering aan de Kunstfeesten in Augustus 1861. Te Wolfhezen. Herinnering mijn ontslapen vriend, den Kunstschilder P.L.L. Oerder gewijd. Gedachte op den laatsten avond van een droevig jaar. Kenteekenen van fatsoen, getrokken uit de brieven van een commis-voyageur aan zijn vriend Janus. Iets uit het jaar 1870. Medegedeeld aan de Leidsche Burgerij, bij den aanvang van het jaar 1871, door de Evangelisch Luthersche Weezen. Uit ‘De Spectator’ Een mooie aprilmorgen in 't Haagsche Bosch. Antwoord van de Weduwe Samuël Zadok, geb. Sara Lot, op den brief van haren zoon Levie, vrijwilliger bij het Fransche leger in de Krim. Brieven van Grietje Sluimer. Jan, Pier en Kloas. 'En oud vertelseltje nog eens verteld. Titulair klucht of geen klucht In éen Bedrijf en twee Afdeelingen. Personen: Titulair, klucht of geen klucht. Tweede afdeeling. Gedichtjes De droom eener moeder. Engelenwacht. Joapik Peter van Huunse op de zulvere brulleft van den dommenei van Randik. Het ijs Een toast aan mijn vriend Jan van Beers met een Overbetuwsch praatje tot Inleiding. De ziende. De oude. Moed. De rijke. Mieke's bepeinzing op 't hooiland. Wat Willem van 't blommeke zeit. Achterdeurkes. 't Zunneke en 't moantje, Of het mooi was? 't Erste kiend. Harmen en Kloas. Te vroeg. Levensschets van Jacobus Jan Cremer