| |
| |
| |
Tweede afdeeling.
Eerste tooneel.
balk (op het tooneel). reuzel, henriette, lijsbet (achter de schermen).
Balk (bezig met de waar voor 't raam in een onderkastje te bergen).
Alles bijeengenomen, dan begrijp ik nog niet of de meester 't wel goed heeft gevat. Maar zeker is het, als hier bal wordt gehouden, dan ben ik er ook bij, en zooveel is ook zeker, dat ik me liever dood zal bakkeleien, dan te dulden dat ze dat mooie engeltje éen haar van d'r hoofd zullen krenken. Vindt ze me leelijk; goed, best .... leelijk! Maar dat doet er niet toe. Van morgen zei ze nog: Jozef! morgen Jozef!.... Balk! - 't Kan verkeeren. Jawel! maar als ze bemerkt dat er nog leelijker zijn! en als ze dan toch zelf heeft gezegd dat ik zoo'n natuurlijk gevoel van de maat heb; en .... Een dansje Jozef....? Hier met je hand! (Wil met eenige fleschjes in de hand repetitie houden, eensklaps naar het raam ziende.) Een rijtuig.... Jawel! 't Houdt stil.... Warempel, daar zijn ze. 't Zal me benieuwen hoe de meester 't begrepen heeft. (Men hoort schellen, en roepen van buiten, uit de verte.)
Jawel! als iemand nu maar weet wat ie doen moet. Wacht! (Zet nog een paar stoelen terzij.)
| |
Tweede tooneel.
balk. lijsbet (met theeblad). reuzel (achter de schermen).
Uit den weg man!.... Zoo! Ga jij als de wind naar de deur!
| |
| |
Daar zijn ze die mooie messieurs. We zullen ze mores leeren! 'k Mag in een pruik veranderen als er éen enkele dame bij is. Dat was een fijne list om hun zin te krijgen. Hoor, luister Jozef; menheer is zelf naar buiten. Sust! luister! (Zij luisteren.) Je kunt 'm hooren. Wacht! Tóch vrouwvolk erbij! Sust! (Blijven luisteren.)
Reuzel (onzichtbaar, met een stem uit de verte).
Jawel menheer, dat begrijp ik; maar ik stel er toch prijs op dat u even met de juffrouw binnenkomt. Mijn dochter wenscht eerst aan juffrouw Boezelet te worden voorgesteld. U begrijpt.... zij kent de familie niet.
Ja, verduiveld Lijs, tóch dames; juffrouw Boezelet! Nu begrijp ik toch niet .... (Men hoort in de verte verward spreken, vooral zacht).
| |
Derde tooneel.
De vorigen. reuzel. van del. boezelet (in vrouwenkleeren of domino).
Reuzel (met veel strijkages).
Ga binnen juffrouw. Mijnheer Van Del. Asjeblieft. Bijzonder aangenaam! Jozef.... stoelen....! Asjeblieft.... Zeer veel eer!
V. Del (zacht tegen Boezelet).
Hou je goed kerel! geen mond open!
Neem plaats, neem plaats! Lijs, een stoof voor de juffrouw.
Lijsbet (zacht in 't heengaan).
Als dat geen manspersoon is, dan ben ik er een! (Luid.) Een stoof? Jawel meester. (Zacht.) We zullen ze stoven! (Af.)
O, doe geen moeite menheer. Als uw dochter klaar is, dan zal 't mij wel aangenaam zal dat u de dames even aan elkander voorstelt, maar dan moeten we ook aanstonds weg, want u begrijpt .... de vrienden wachten, en ....
| |
| |
Dat zou onaangenaam, hoogst onaangenaam wezen, vooral voor de.... japonnetjes! (Tot Boezelet snel.) Pardon, de dames wil ik zeggen. (Terzijde.) O, schelm, met een vrouwenpruik! alsof ik geen pruiken zou kennen. (Luid.) Neem toch plaats lieve dame.
'k Wou dat de kerel gestolen was! (Luid met stemverandering). Och hé!
O! of ik een gek was. Goddank niet te laat! (Luid luchtig.) Behalve dat mijn dochter erop gesteld is om hier, in mijne tegenwoordigheid aan de lieve juffrouw Boezelet gepresenteerd te worden, zoo was er nog een reden menheer Van Del, waarom ik u een beetje dringend moest verzoeken binnen te komen.
V. Del (zeer geaffaireerd).
Ei! nog een reden?
Ja, jawel! Als ik mij niet vergis dan bent u dupe geworden van een gerucht, van een verkeerde inlichting, misschien wel van een opzettelijk bedrog.
Maar ga toch zitten lieve juffrouw. Neem plaats menheer Van Del. - Van een bedrog, jawel! Men heeft u gezegd dat er dezen avond een bal in de Harmonie zou wezen.
Reuzel (geeft Balk een wenk).
Sust! (Luid.) Ik begrijp hoezeer 't u beiden zal verwonderen, als u verneemt dat er volstrekt niets te doen is. 't Is heel natuurlijk dat u niet op 't denkbeeld bent gekomen om eens in de courant te zien, of in persoon te gaan informeeren.
| |
| |
Maar ik bezweer je dat ik dacht ....
't Spreekt vanzelf. Hoe zoudt u anders de beleefdheid hebben gehad om met de lieve juffrouw, en nog wel per rijtuig, mijn dochter te komen afhalen!
Maar ik weet toch zeker .... niewaar Boez .... juffrouw Fanny .... niewaar, van middag kwam nog 't bericht dat alles in orde zou zijn voor Terpsichore. Ziet u.... misschien is het groote bal afgesprongen. Jawel, jawel, dat is zeer mogelijk, want nu herinner ik mij dat Meijer gezegd heeft ....
U hebt hem dus gesproken?
Dat is te zeggen.... gesproken en niet gesproken. Ik wou hem spreken, maar ....
Reuzel (alsof hij Meijer bedoelt).
Draaier! kwast van 'en vent!
O, ploert! enorme ploert!
Juist, ploert! en gemeen! Dáarom was ik er tegen dat mijn dochter zou meegaan; ze zeggen.... rendez-voushuis, menheer Van Del!
Och, kom! Watblief! Maar dat kan niet waar zijn; ik verzeker u, 't was eenvoudig ....
Boezelet (zacht tot V. Del).
Hou je mond!
V. Del (zich herstellend).
In allen geval, menheer Reuzel, is Terpsichore een gesloten gezel-
| |
| |
schap, en 't zou zich op de algemeene soirée - indien die er geweest was - bepaald hebben afgezonderd. Ziet u of dat groote bal er is, dat doet er weinig toe; voor onze particuliere soirée is werkelijk alles gereed. En.... zou ik dus mogen verzoeken dat juffrouw Reuzel ons de eer aandeed om wat spoedig.... Ziet u, 't wordt al zachtjes aan laat.
| |
Vierde tooneel.
De vorigen, henriette (gekleed).
Ah! daar is zij .... Henriette. (haar voorstellende) Mijne dochter. Juffrouw Boezelet.
Balk (Henriette aanstarend, terzijde).
Nee maar! Och Gossie,.... ik wist niet dat zij zoo mooi was.
Henriette (maakt een dienaresse).
't Is me recht aangenaam, juffrouw Boezelet.... (eensklaps terugtredend, zacht tot Reuzel.) God! dat is ze niet.... dat is ....
Wees bedaard kind, stil! Ze moeten 't niet merken.
O, we zijn recht gelukkig dat u aan onze geïmproviseerde soirée de eer van uw tegenwoordigheid zult geven. Als mijnheer uw vader 't veroorlooft, dan.... ons rijtuig wacht.... en.... (wil haar den arm geven).
Reuzel (houdt hem tegen).
Pardon, pardon! Ik was zoo vrij om 't rijtuig maar weg te zenden.... 't Loopt zoo op, dat wachten ....
| |
| |
Ja, wat de dames betreft, ziet u, mijne dochter meende dat het veel aangenamer zou zijn indien we hier maar zoo heel eenvoudig, sans gêne, het avondje doorbrachten; en juffrouw Boezelet, wanneer zij weet dat het ons.... zooveel genoegen is, dan zal zij ons zeker de eer willen doen....
Boezelet (gemaakte stem).
O, hé. O! (tot V. Del.) Kerel als je blijft dan zal ik je vinden! Ze zullen lont ruiken. Die vervloekte gekheid om binnen te gaan. (Reuzel spreekt zacht tot Henriette.)
Hé, de juffrouw is verkouden.
V. Del (zacht tot Boezelet).
Stil, 'k zal jou wel weg krijgen. Pracht van 'en schepsel! Als ze liever in 't nest blijft, óok goed. Wij zullen den pipa wel apart zetten. (luid.) Wat mij betreft, menheer Reuzel, ik heb fameus veel lust in uw voorstel, en omdat ik eigenlijk een vreemdeling in Tolwijk ben, zoo zou 't niet hinderen als ik van Terpsichore wegbleef; Maar wat juffrouw Boezelet betreft.... Niewaar juffrouw Fanny, 't zal beter zijn dat ik u eerst even naar de zaal breng? Ik kan dan terugkomen. Charmant! (Zacht tot Reuzel.) Een telegram gezonden. Jawel! Al een weerom gehad van mijn neef. Alles in orde. In mijn zak!
Ei.... och kom.... je maintiendrai!?
Carte blanche gegeven! Gemachtigd er hier een te koopen.... Verrassing! Al besteld bij Jonkers.
Reuzel (met bedoeling maar niet merkbaar).
Gemeene schavuit!
| |
| |
Hé.... nooit van gehoord.
| |
Vijfde tooneel.
De vorigen, lijsbet (met een stoof).
De juffrouw 'en warme stoof? Als ze niet warm genoeg is, dan kan ik er nog wel 'en stukje bijdoen. Hê, zoo'n paar heete kooltjes! Je zit er zoo lekker op.
Boezelet (gemaakte stem).
O, o!
Lijsbet (straks presenteerend).
En een kopje thee, hê? We zullen 't je zoo warm maken als we maar kunnen.
V. Del (tot Reuzel half vertrouwelijk).
Enfin, omdat ik boven alles 't gezelschap van uw bevallige, allerliefste dochter verkies, zal ik dan maar even juffrouw Boezelet expedieeren. Aanstonds ben ik terug. (Terzijde.) Frans vergist zich dat ze lont ruiken; de kerel is te dom en te ijdel. (Tot Boezelet.) Ah! Juffrouw Fanny! (hij presenteert hem den arm, die snel wordt aangenomen. Zacht.) Ze merken niemendal.
Dat wijf met haar heete kolen. (Men hoort schellen.)
Jozef ga zien wie er is. (Tot V. Del en Boezelet.) Maar ik bid u, wacht toch nog even.
Och, juffrouw Jetje, wat ben je toch mooi.
| |
| |
We zullen zorgen dat ze 't blijft. (Boezelet maakt mimes om liever heen te gaan). (Balk af.)
| |
Zesde tooneel.
reuzel, lijsbet, henriette, van del, boezelet.
Jawel! jawel! Maar ziet u, terwijl ik nu toch de eer heb de dochter van onzen geëerden burgervader in mijn salon te zien, nu zal het mij zeker wel vergund worden haar een kleinen dienst te bewijzen?
Boezelet (gemaakte stem).
Och heden! (Kucht.) Hm! hm! Zoo verkouden.
Lijsbet (geeft hem thee).
Komaan, zoo'n heet kopje juffrouw, dat's er goed voor en 't kost geen rijksdaalder. (Tot Van Del.) Niewaar menheer, het kost geen rijksdaalder, waarachtig niet!
Die tang! 'k Had aan haar niet gedacht!
Zelden heb ik zulk een prachtig coloriet van haar gezien. En die sierlijke lokken-caprices, flottantes à la sylphide. 't Zou onvergeeflijk zijn indien ik de schoone juffrouw Boezelet uit mijn salon liet gaan, zonder een fout te corrigeeren.... Die hoed.... permitteer me. (Wipt den hoed of kap af).
Derangeeren? Enfin! om je niet tegen te spreken juffrouw. (Ligt hem de pruik van het hoofd. Terzijde.) Als er ooit een pruik heeft gesproken, dan spreekt er wel deze.
Eh! (Slaat de handen voor de oogen.)
| |
| |
Is dan alles bedrog? (Tot V. Del.) Die oprechtheid, die trouw? ....
V. Del (zich herstellend).
Watblief? Een grap, een aardigheid, een ....
Wel mensch, je zult kou vatten, hê!
Een aardigheid! Welzeker! (Terzijde, de pruik nog omhoog houdend.) Moest ik dit van mijn Kunst in mijn eigen woning beleven!
Maar menheer Reuzel, op mijn woord van eer! ....
Lijsbet (aan V. Del's oor).
Je woord van eer ligt al lang in de goot man; totaal!
U begrijpt het menheer Reuzel. 't Was een grap; jongelui, niewaar?
Lijsbet (met een smeekend gebaar).
U moet het zoo kwalijk niet nemen! We hadden ....
Kwalijk nemen! Maar wie zou zoo'n aardigheid kwalijk nemen? Begrepen! ha, ha, ha! Een bal masqué!
Boezelet (krijgt weer moed).
Juist, jawel!
De heeren dames, en de dames heeren. Travestie!
V. Del (mede weer moed vattend).
Precies, precies. De heeren dames, en de dames heeren. De geest van den tijd!
| |
| |
Vanouds bekend. (Zacht tot Boezelet.) Te stom.... merkt nog niemendal.... courage ....
Alleraardigst! Maar zieje heeren, dan mag ik je feest eigenlijk niet in de war sturen.
Ha! je neemt dus niet kwalijk, menheer Reuzel. Weetje mijn zuster is een beetje timide, en omdat zij de juffrouw toch in Terpsichore zou ontmoeten ....
Niemendal! niemendal! Nee, nu 't zulk een aardigheid is, nu ben ik er zelfs voor dat Jetje zal meegaan.... jawel.... Weetje wát Jetje.... Lijs! (Zegt iets zacht.) Begrepen!
Ei zoo! Jawel meester.... heerlijk.... alleraardigst!
Kom maar mee juffrouw Jetje. Je vader heeft gelijk, men moet het zoo nauw niet nemen. Jonge jaren, krullende haren! (Beiden af.)
| |
Zevende tooneel.
reuzel, boezelet, v. del.
Travestie! travestie! Je zult er plezier van hebben heeren. Maar 't moet kompleet zijn. Wanneer Jetje in 't kostuum van een ouden kapper zal meegaan, dan moet u, mijnheer V. Del, als haar weerga verschijnen. Ha, ha, ha!
Als de juffrouw van den coiffeur! Alleraardigst! Dus.... dan zal de juffrouw ons toch de eer aandoen ....
| |
| |
Jawel. Alle mogelijke eer!
Dat zal ik laten terugkomen, tenzij u 't loopen verkiest .... Hei! Lijsbet, Lijsje!
Boezelet (zacht tot V. Del).
Heb je ooit zoo'n ezel gezien?
't Loopt prachtig. Heb ik haar eens in de koets ....!
Lijsje.... hé! Waar blijf je?
| |
Achtste tooneel.
De vorigen. lijsbet (met een pak oude kleeren).
Goed zoo! Uitmuntend! (Tot V. Del.) Kijk eens dat vrouwenjak.... die rok! ....
Welzeker! menheer heeft gelijk, dan zijn we allemaal travestie. (Terzijde.) Eend van 'en vent!
Ah juist! die japon.... (Trekt hem aan, en verder onder 't verkleeden.) Ei, zoo!
| |
| |
Er zullen haken en oogen vliegen.
Lijsbet (zacht tot V. Del).
Nou, als 't er op aankomt, hê, dan zie je toch dat ik zoo kwaad niet ben?
Je hadt 'et ook veel te hoog opgenomen. (Haakt 't jak dicht.) Wel henkers! phu!
Warmpjes hê! 't Kan geen kwaad! Als je berst zeg het me maar.
Ik zie er bespottelijk uit.
Reuzel (neemt een dames-toer, luid lachend).
Hier, deze toer.... (Zet hem die op.) Je treft het dat je bij een artist coiffeur bent.... Zoo.... nu de muts nog Lijs. Best .... netjes.... en de hoed.
Kerel, ik lach me ziek. Mooi! menheer Reuzel.
Maar ik zie er uit als een vastenavonds-gek.
| |
Negende tooneel.
De vorigen, balk (met het wapenbord).
Het was Jonkers, menheer! 't Compliment van de heeren, moest hij maar zeggen, namens Z.M. den koning.
Hemel! zoo vroeg!.... Zei ik het niet; we loopen erin!
Nog niet zeker! 't Is een gek.... (Luid.) Ah, juist! Van harte, van harte geluk menheer Reuzel!
| |
| |
Balk (de verkleeding ziende, lachend).
Kijk die eens! hé, hé! Heere beware! Schei uit! Precies dronken Toontje.... Toontje jenever.... O, o, o! (Lacht geweldig.)
Ben je razend Jozef! 't Is menheer V. Del.
Och meester, neem me niet kwalijk, maar ik had al zoo'n lach .... om.... om.... (Lacht geweldig.)
Malle kapperskwast! ploert! (Tot Reuzel.) U ziet, menheer Reuzel, het telegram heeft waarheid gesproken, want anders zou ik niet....
Boezelet (zacht tot V. Del).
't Loopt te gek, waarachtig; want 't ding ziet er uit....
Ah! juist.... recht vereerd.... zeer gelukkig! Ik ben u onuitsprekelijk dankbaar.... onuitsprekelijk menheer Van Del.
O, geen dank! 't Is de moeite niet waard! Maar de juffrouw.... 't Wordt nu tijd.... Als dit jonge mensch gauw de vigilante ging halen.
Lijsbet (die straks den knijpbril heeft opgezet, en vóor op het tooneel de papieren in de uitgetrokken jas van V. Del doorsnuffelt, met een brief in de hand).
Van een telegram gesproken. Och Jozef, dát moet 't wezen; lees gij eens gauw. Zie 't wil er bij mij niet uit.
‘Amice! Met alle plezier zal ik je helpen om je tenminste een charmant avondje met die mooie kappersdochter te bezorgen.
| |
| |
Goeje God! Ik bedwing me niet langer.
Boezelet (grijpt naar het papier).
Kerel dat is ....
Lijsbet (stelt zich in den weg).
Afgebleven! - Verder! Het koninklijke telegram Jozef!
‘Hoe fierder die kapperstroep is, hoe mooier de overwinning! Geheim, natuurlijk! Als Jeannette van oom het hoorde.’
Maar dat is.... maar dat slaat ....
Als een geesel hê! Komaan Jozef.
‘Als Jeannette van oom het hoorde, dan was zij voor je verkeken. Tot ziens. Boezelet!’
Maar die brief.... ik bezweer je ....
Gelogen! (Tot Lijsbet.) Dat is een schelmstuk van jou.
Precies!.... inbraak in een jas.... bij avond, om tot volle klaarheid te komen.
Reuzel (die in klimmende verontwaardiging heen en weder heeft geloopen).
O! mijn eenige engel! (Neemt den degen. Trillend, maar zich toch goed houdend; luid.) Allemaal dwaasheid, allemaal! niewaar .... heeren....?
| |
| |
Wij worden hier verdacht! bedrogen! Ik laat mij niet voor den gek houden door.... door.... Ik weet.... ik begrijp nu .... (Wil zich van de vrouwenkleeren ontdoen.) Kom Boezelet.
Reuzel (in spanning, bewogen).
Halt! 't Laatste brandhout gaf al te veel hitte. 't Kon geen kwaad dat die kladschilderij er nog bij kwam. Ha, dat vod moest den kwast amuseeren, terwijl men zijn eenig kind.... (Bemerkend dat V. Del en Boezelet zich snel willen verwijderen.) Blijft! Zie je dat woord? Je maintiendrai! (Snel.) Ja, ik ken mijn Fransch, al zijn mij je Fransche zeden een walg. Dat beteekent op zijn goed Nederlandsch: Ik zal handhaven. Versta je't! Handhaven zal ik de eer van mijn kind en mijn huis! Was ik waarachtig een dwaas om nu al mijn droomen voor waarheid te houden.... Je maintiendrai! Les coiffeurs de la France portèrent leurs armes. Ha! wie belet mij om een paar ellendige bedriegers, een paar lage, maar onhandige eerroovers, met dit staal.... (hij maakt eene dreigende beweging) te toonen ....
Om Godswil, menheer Reuzel.... Het was.... ik bid je ....
Nog eens: 't Was een grap.... Waarachtig we zouden ....
't Wel goedmaken, niewaar? Met dit staal kan ik 't ook! (Hij doet alsof hij V. Del wil overhoop steken; deze valt op de knieën.) Lafaard! Denk je dat ik me aan je misselijk bloed bezondigen wil! Uitgerukt marsch! Speel nu voor vastenavondgekken op straat en toon aan al je kornuiten wat een heerlijk harmonischen avond je met.... (Verachtelijk.) nee, in een japonnetje hebt doorgebracht.... Marsch!
| |
| |
Vervloekt! Mijn hoed....! mijn jas....! (Zij willen van kleeren verwisselen 'tgeen echter belet wordt.)
Lijsbet (houdt de kleeren terug).
O, die zal ik eerst wat afschuieren. Jawel.
Precies, een ouwe tang. Maar nog te goed om er jou mee aan te pakken.
Reuzel (dreigend met den degen).
Ik verzoek de edele dames, in haar prachtig kostuum ....
Menheer Reuzel, ik bid je! ....
Om 't geheim te houden....? Natuurlijk! want als Jeannette van Oom het hoorde.... (Hij wijst op het bord.) Pak mee! en leer van buiten, wat de kwast van een kapper gezegd heeft.... Je maintiendrai! Nu langer geen praatjes. Ja, in die kleeren uitgerukt, marsch! de straat op! (V. Del en Boezelet af, nagezet door Balk en Lijsbet.)
Lijsbet (in 't heengaan).
Asjeblieft dames. Struikelt niet over den rijksdaalder dames. De deur zal ik openhouden; jawel, de passage is vrij.
| |
Tiende tooneel.
Reuzel (alleen, slaat de handen voor de oogen).
Kunst!.... Vak!.... Coiffeur de la cour.... Maar de eer van mijn eenig kind!
| |
Elfde tooneel.
reuzel, henriette.
Beste, beste vader!.... Maar zeg, ik begrijp nog niet ....
| |
| |
Dat hoeft ook niet kind. Dank God dat wij 't begrepen hebben.... Wij.... (Wijst naar Balk en Lijsbet die terugkomen.)
| |
Twaalfde tooneel.
De vorigen, lijsbet, balk.
Terwijl ze als gekken over de straat vlogen, liepen de straatjongens hen schreeuwende na.
Jozef! Balk! als jij m'n oogen niet hadt geopend.... (Geeft hem de hand. Tot Lijsbet.) En jij, trouwe ziel!
Ja, zieje, als hij er niet geweest was, ikke en hij en hij en ikke, juffrouw Jetje, dan zou je nu mevrouw V. Del zijn geweest, titulair, verstaje!
Titulair! Groote God! als ik dàt had moeten beleven .... Titulair! (Drukt haar aan 't hart.) Engel! (Van Jetje naar Jozef ziende.) Zou 't waarachtig zoo dwaas zijn, kind? Wat dunkje? Zijn haren zijn weerspannig, maar zijn hart zit op de rechte plaats. (Henriette ziet Balk vriendelijk aan.)
Ja, ja, dat zit hier.... En.... kijk, (op Jetje's hand wijzend.) Daar aan dat donzig vingertje zit ook mijn ringetje nog.
Zoo waarlijk, dat is er nog aangebleven. Nu Jozef, kom hier. Beloven! nee beloven kan ik nog niets. Maar, je bent een goeje jongen. En de maat heb je. Alleen, weetje, bij drie dan sleep je nog te veel met den rechter voet (Zij pakt Jozef. Samen dansend.)
Een, twee, drie; een, twee, drie, fine, fine, fine fleurtje
Niets zoo malsch, als een wals.
| |
| |
Lijsbet (tegelijk, als Henriette zingt).
Kom, meester, nu mag je wel vroolijk zijn.
Reuzel (weert haar af, invallend op de maat).
Balk (zingend en dansend).
Rein van min, trouw van zin, zal jou danseurtje,
Zeker zijn.... Liefste mijn ....
(Bij het vallen van het gordijn vervolgt het orkest de wals-melodie.)
einde.
|
|