Romantische werken. Deel 14: Frederik Hendrik Hendriks, Het oude en het nieuwe orgel en De reus van Antwerpen
(1881)–J.J. Cremer– Auteursrechtvrij
[pagina 173]
| |
Eerste tooneel.
balk (veegt den vloer en raapt een vlokje haar van den grond).
't Is mooi blond haar van het juffertje dat zooeven hier was; zacht, jawel! Maar, 't lijkt toch niet naar dat prachtige, blond satin sandré van juffrouw Jetje. (Haalt een gevouwen papier uit den zak en beziet een vlok haar die er in ligt; eerst rondziende.) Nee, kijk, heel wat anders. Dat heb ik laatst netjes gesnapt toen de meester haar knipte; (beziet het opgeraapte, en werpt het weg.) 't Haalt er niet bij. (De vlok beziende.) Dat was toch een deel van 't geheel. Welzeker! En je kunt daar net mee doen wat je wilt: van de eene hand in de andere, zie, zóo. En bewaren. (Weer verbergend.) Ja, heelemaal in den zak steken. - 't Is raar, ik voel me nooit op m'n gemak als juffrouw Jetje met haar mooie oogjes, me aanziet, en krijg dan geregeld kippevel. Ze heeft zoo iets fuums, zoo iets.... enfin, om de oogen voor neer te slaan. Maar 's-avonds, ja, als ik op m'n kamertje alleen ben, en die mooie vlok op m'n nachttafeltje uitsprei, dan ben ik heel anders, dan zeg ik: Nacht Jetje; (haalt het papier weer te voorschijn en kust het) nacht, lieve, mooie Jetje, slaap wel. (Omziende bergt hij de vlok haastig, en veegt den vloer met geweld.) Daar is ze! | |
Tweede tooneel.
henriette, balk.
Henriette.
Foei, wat 'en stof maak je Balk. | |
[pagina 174]
| |
Balk (vreeselijk vegend).
Om u te dienen juffrouw! Henriette.
Maar daar dien je me niemendal mee; 't stuift hier allemaal vol. Balk (met de oogen naar den grond).
Allemaal vol! dus laten? Met plezier juffrouw Jetje. (Hij zet ijlings de bezem terzij en wil zich snel verwijderen.) Henriette.
Hei, Balk, loop je weg? Balk.
Om u te dienen juffrouw! Henriette.
Wie was hier 't laatst Balk? Balk.
Dat weet ik niet; op m'n woord niet! Henriette.
Hé, ik dacht toch dat je in den winkel waart toen vader den laatsten persoon hielp. Balk.
Den laatsten, o ja juffrouw Jetje, den laatsten.... nog geen minuut geleden, jawel!... Henriette.
't Was immers de jonge menheer die bij den burgemeester logeert, en meest om tien uur hier komt? Balk.
Wel ekskuus juffrouw Jetje; ik heb hem volstrekt niet gezien. Die heer was, dat was.... van uw pestuur, van uwe seksie; blond, sandré. Maar om je de waarheid te zeggen.... (Snel.) Nee, op m'n woord van eer, in 't geheel niet. Henriette.
Wat meen je Balk? | |
[pagina 175]
| |
Balk.
Als u denkt, omdat ze ook blond is, dat ik ze daarom.... Waarachtig niet! Uw vader zegt: haar zooals van Jetje - met je permissie juffrouw Jetje, uw vader zegt: Jetje - enfin, haar zooals van Jetje is er geen in de wereld.... Blond, satin, sandré, glicé, glicerine; ik weet niet hoeveel namen uw vader het geeft, maar hij heeft gelijk. (Hij neemt weer een vlokje van den grond.) Zieje, mooi is deze kleur wel, maar bij het uwe (hij houdt het er schuchter naast) ros, bruin, mestiesachtig. Als je denkt juffrouw Jetje dat ik ooit zulk haar zou oprapen..., waarachtig niet, daar heb ik te veel karakter voor, nooit! op m'n woord van eer! Henriette.
Ei! vinje mijn haar zoo mooi Balk? Balk (verrast en zeer verlegen).
Of ik het mooi vind.... uw haar juffrouw Jetje? (Lacht zenuwachtig, niet te luid, en dan met de hand aan 't voorhoofd.) Neem me niet kwalijk, ik word zoo draaierig.... zoo raar juffrouw Jetje. Henriette (nadert hem glimlachend en legt hem, schalks deelnemend, de hand op den schouder).
Balk (schrikt op; in stomme verrukking ziet hij haar even aan, maar wendt de oogen weer af, en nog eens, en blijft dan schier angstig in dezelfde houding). Henriette.
Ben je bang voor me Jozef? Balk.
Jozef! goeje hemel, ze zegt Jozef! Bang, ikke juffrouw Jetje? Nee, maar ziet u. (Snel.) Als je leunen wilt, ga je gang maar, je hindert me niemendal, hoorje. (Ziet haar weer als bij verrassing aan, wendt zich snel af; half versuft lachend.) Juffrouw Jetje! Henriette.
Wil je me een plezier doen? Balk.
Eén.... Honderd duizend plezieren! Sta je wel gemakkelijk? Och heer, juffrouw Jetje! | |
[pagina 176]
| |
Henriette.
Je bent niet mannelijk Balk, want je beeft als een riet. Dat vinden wij meisjes niet aardig; we hebben veel meer op met ferme jongens, natuurlijk fatsoenlijke ferme jongens. - Je hebt Willem gekend? Balk.
Mijn voorganger? Nou!! Leun maar, 't Hindert me niemendal hoor. Al wou je heelemaal op m'n schouder gaan zitten. Henriette.
Willem Brons; 'en ondeugende jongen! Balk (toestemmend).
Foei! Henriette.
Lange vingers! Balk.
Brr! Henriette.
Ja, hij heeft het naar laten liggen. Maar anders een aardige jongen; altijd galant. Hij zou me niets geweigerd hebben. - Omdat vader nooit trek voor de Harmonie of een feest van 't Genootschap had, was Willem altijd present. - Balk, zeg eens, ga jij bijgeval van avond ook naar de Harmonie? Balk (verschrikt).
Ik! De Harmonie, juffrouw Jetje? Nee, waarachtig niet! Als ik naar de Harmonie ging, dan zouden ze zeggen: kijk Jozef gaat naar de Harmonie; en ik ga niet naar de Harmonie juffrouw Jetje. Henriette.
Maar Harmonie is mooie muziek, en daar hou je toch van. En ze dansen er; o zoo plezierig! Balk.
Maar als je dan niet dansen kunt? Henriette.
Dan leer je 't! | |
[pagina 177]
| |
Balk (grienslachend).
Hi, leeren, ik! Waar, en van wie zou ik dat leeren juffrouw Jetje? Henriette.
Hier, en van mij. Hoor nu eens Jozef, en begrijp me eens goed: ik leer je dansen: en jij.... (eensklaps naar de deur ziende) Marsch! daar is vader! (Balk ontsteld, haastig af.) | |
Derde tooneel.
henriette, reuzel.
Reuzel (met een pruik waaraan hij de laatste hand gaat leggen: naar Balk ziende, schudt het hoofd). Henriette.
Wat is er? hé? Reuzel.
Zulk in en in gemeen haar als die jongen heeft! Henriette.
Wel wat rossig. Reuzel.
Ros, steil, stijf, weerspannig. Een rechte vogelverschrikker! Henriette.
Toch een solide jongen, niewaar? Reuzel.
Solide? (Hij ziet haar stijf aan.) Jawel! Daarom heb ik hem genomen. En daarom bevalt hij jou, Henriette? Henriette.
O, dat is zijn charme, papa. Reuzel (half ongeloovig, ziet haar nog eens van terzijde aan).
Och kom! bevalt je dat? - Kind, dat klinkt als een balsem. Zou je 't waarlijk uit je hoofd hebben gezet? | |
[pagina 178]
| |
Henriette.
Of ik nog aan dien ondeugd denk? Nee papaatjelief. Uit er mee! Sedert ik hoorde dat hij werkelijk het geld uit de lâ nam .... Reuzel.
Je kondt het niet gelooven. Eenvoud! onschuld! Henriette.
Wie kon zoo iets ook denken. Zoo'n knappe jongen! Reuzel (in zich zelven).
Nooit zulk mooi zwart haar gezien! Henriette.
Zoo'n levendig oog! Reuzel.
Knevel haute volée! Noir profond! Henriette.
Altijd even vlug! Reuzel.
Wenkbrauw, l'arc en ciel. Henriette (in verrukking).
Pracht van een jongen! Reuzel (verrast).
Hê! Maar toch heelemaal uit? Henriette.
O ja, ja zeker! Reuzel.
En de soliditeit van Balk noem jij een charme!? Jetje! kind! Henriette.
Wat is er papaatje? Reuzel.
Liefste, eenige! Weet je wat dat beteekent Jetje? | |
[pagina 179]
| |
Henriette.
Jawel, dat ik geen broers of zusters heb. En dat is jammer genoeg; want al wil ik geen zier van Willem meer weten, ik hou toch van dansen, en als ik een broer had, dan zou die me wel naar de Harmonie brengen. Reuzel.
Och kind, die Harmonie! Je weet niet wat al disharmonie diezelfde Harmonie heeft gegeven. Is het een plaats voor ons? Hebben je moeder en ik er ooit een avond doorgebracht? Nooit! Ik vergat niet wie ik ben, en wie we zijn moeten in de wereld. Ben ik tout simple coiffeur in een provinciestad, mijn eigen vader kapte een Koningshoofd, het doorluchtige hoofd van den Staat! 't Was verregaande zwakheid van me toen ik, op 't gefleem van dien mooien deugniet, je voor een enkelen keer permissie gaf. Die Jansens waarmee je er heengingt, zijn lage wezens. Spreek er niet van. Is het geen hemeltergende schande, zooals zij met de eer van hunne dochters spelen. O, als ik zoo iets beleven moest! Henriette.
Maar 't is toch wat erg om een jong meisje een onschuldig genot te onthouden, omdat ú er geen lust in hebt. Als u zelf er heengingt.... Reuzel.
Nooit. Henriette.
Als u er heengingt, dan zoudt u zien dat er zelfs van de eerste burgers uit de stad komen. Reuzel.
Wie zich verlagen willen, ik doe het niet. En jij Henriette, als je papa liefhebt, dan zwijg je van die Harmonie, van dat danshuis! Henriette.
Maar beste papaatje, als eens een lieve solide familie.... Reuzel.
Stil kind, stil. Ik hoor volk! | |
[pagina 180]
| |
Vierde tooneel.De vorigen, van del.
V. Del.
Bonjour, menheer Reuzel! - Mademoiselle! Reuzel (met veel strijkages).
Menheer Van Del! Plaats nemen! Charmant helder weer! (Zet den stoel; neemt den witten haarmantel en verplaatst den toiletspiegel. Van Del nadert Henriette zonder dat Reuzel het bemerkt.) V. Del (zacht tot Henriette).
Engel! Henriette (zacht).
Stil! V. Del (zacht).
En 't antwoord? Henriette (zacht).
Mis! V. Del (zacht).
We zullen zien wie 't winnen zal. (Bemerkend dat Reuzel hem ziet, luid.) Inderdaad ik moet u mijn compliment maken juffrouw, zoo'n chevelure zag ik nooit. Prachtig, menheer Reuzel. Uw oudste dochter niewaar? Henriette (snel af).
| |
Vijfde tooneel.
van del, reuzel.
(Van Del zet zich. Reuzel maakt hem het haar op.) Reuzel.
Om u te dienen. - Mijn oudste en eenige. V. Del.
Een élégance....! Reuzel (gestreeld, doch zonder het veel te toonen).
U is wel goed. | |
[pagina 181]
| |
V. Del.
Waarachtig ik meen het! Wil je wel gelooven dat er onder al de dames in de stad, niet éen is die je met haar vergelijken kunt! Reuzel.
't Is een lief braaf kind, mijn rijkdom. V. Del.
't Verwondert me menheer Reuzel, dat ik je dochter nog nergens ontmoet heb. Reuzel.
Wij leven stil, en de conversatie in Tolwijk beviel mij nooit. V. Del.
't Kwam me toch voor dat je hier recht lieve families hebt. De dochters van den burgemeester, mijn gastheer, en ook van den kantonrechter zijn geen onaardige meisjes. Reuzel.
Ja, wat dat betreft.... maar .... V. Del.
Ik begrijp je menheer Reuzel, je wilt zeggen, dat men hier ook al het kleingeestige van onze groote steden naäapt, en de artisten niet respecteert zooals ze moesten geëerd zijn ..,. Reuzel (gestreeld).
Nu ja, geëerd? V. Del.
Waarachtig! In andere landen spelen de artisten een eerste viool. Maar hier .... Reuzel (laat het werk rusten en staart hem aan).
De artisten!? Ben je werkelijk overtuigd mijnheer, dat een coiffeur .... V. Del.
Artist is!? Wel waarachtig! Overal waar smaak en gevoel bij te pas komen is kunst. 't Is allemaal precies hetzelfde: Planken zagen; | |
[pagina 182]
| |
met den beitel in marmer hakken; met varkenshaar verven op een doek brengen; hoofdharen tot pruiken bijeenvoegen; met paardenhaar over kattendarmen strijken; allemaal, allemaal handenarbeid, menheer Reuzel. Maar de smaak, de gratie, de bezieling, dàt maakt den artist! En notabéne, alle namaking van de natuur in marmer of op doek zou kunst wezen, en de gave om aan 't menschelijk lichaam als 't ware de natuur te hergeven, dat zou het niet zijn. 't Is om te lachen. Reuzel.
Ik tel onze kunst hoog menheer Van Del, en ik heb een betamelijk gevoel van eigenwaarde, maar zie-je, ik heb mijn verstand nog, Goddank! V. Del.
Als je eens een benoeming tot hof-coiffeur kondt krijgen. Watblief? Reuzel (zeer verrast).
Maar.... maar.... dat is .... V. Del.
Zeer mogelijk! titulair! titulair! Als de burgemeester en de raad je dan kwamen complimenteeren! Als je dan een serenade was gebracht! Jawel, waarachtig, dat doen ze op kleinere plaatsen. Een serenade. Hei kerel, je brandt me? Reuzel (in verwarring).
Pardon! branden, onmogelijk! De reflectie van 't ijzer, pardon Ikke!.... Wat de titel van hof-coiffeur van Z.M. den Koning betreft.... Een beetje pomade à la giraffe? Enfin, wat de pomade betreft, ik meen de pom .... V. Del.
De titel van coiffeur de la cour ....? Reuzel (rad en gejaagd terwijl hij pomadeert).
Juist, enfin, ik ben niet veeleischend, maar wat u daar zegt, dat is iets.... dat is.... u raakt toevallig een snaar aan. Enfin, ik zou het een recht, een droit de naissance kunnen noemen. Ik vertel het aan niemand, maar, zoo waarachtig als er een hemel is, zoo waarachtig heeft mijn eigen vader Koning Willem den Eerste gekapt. Dat was hier bij zijn doortocht in 't jaar '35. 't Staat alles geboekt op het schutblad van den grooten bijbel. Intriges hebben erbij plaats gehad, de vuilste intriges om mijn vader het ‘Coiffeur | |
[pagina 183]
| |
de S.M. le roi des Pays-Bas’ te onthouden. Maar, het feit is een feit; en als Van Wels de haarverknoeier, er de schouders voor optrekt, dan knip ik hem onder den neus, ja, dat doe ik den baardschrapper, bah! V. Del.
Die aanspraken gelden nog menheer Reuzel! Welzeker! Ik heb een neef, een zeer hooggeplaatsten neef in den Haag. Indien ik het wil .... Reuzel.
Nee, menheer, nee, nee! We maken ons geen illusies. We leven en sterven in 't oude miskende zog. Dankje! Waarachtig niet, dankje! Als ik een zoon had, dan maakte het een onderscheid. Ja, als ik een zoon had! V. Del.
Maar je hebt een dochter, menheer Reuzel; voor haar!? Ik beloof niets, ik heb er zelfs niet van gesproken, maar mijn neef is een man van zeer grooten invloed, een man met een hart, en rechtvaardig bovenal. Bonjour. (Snel weggaand, keert hij op den drempel terug.) A propos. Daar valt me wat in. Van avond is er bal in de Harmonie. 't Is wel geen eerste chic, maar de zoon van den burgemeester heeft zijn zusters bepraat, om er ook heen te gaan. Permitteer mij menheer Reuzel, om je dochter in dat gezelschap te chaperonneeren. Ik kom haar halen met 't rijtuig. 't Zal er bijzonder goed zijn van avond; de jongelui van den kantonrechter en van den overste Bont komen er ook. De ploerten laten we links liggen. Gun mij het genoegen om de Tolwijkers eens te toonen, dat ik - zelf een artist - aan een ander artist de plaats wil geven die hem toekomt! Reuzel.
U zelf een artist....? een schilder? (Van Del knikt.) Ei, och kom! Maar de dames van den burgemeester, van den overste Bont! Ik kan niet gelooven. V. Del (verontwaardigd).
Niet gelooven, menheer Reuzel, niet gelooven! - Maar 't is waar, u kent mij niet. Ik wil u overtuigen dat hetgeen ik zei de eenvoudige waarheid is, terwijl.... Maar nee, dit laatste is nog niet heelemaal zeker. Adieu! tot nader! adieu! (Snel af.) | |
[pagina 184]
| |
Zesde tooneel.Reuzel (alleen. Stil, nadenkend).
'k Heb zelden iemand ontmoet, en althans geen artist, die zoo door en door overtuigd is dat werkelijk een coiffeur.... Maar 't is zoo, ja waarachtig! (Beziet een haarwerk.) Al ben je nu honderdmaal generaal, minister of diplomaat, je zult het wel laten om zoo iets te arrangeeren. - Mannetje aan mannetje? Waarachtig niet! - De modellen!? Nu ja, ja, ja! We hebben modellen, welzeker! Maar die zijn voor de binken, voor de beunhazen, de Van Wels'! (Staart voor zich uit, en maakt na eenige oogenblikken een aanwijzende geste.) Je maintiendrai! Reuzel, Coiffeur de Sa Majesté le roi des Pays-Bas.... titulair! jawel, titulair!.... Waarom niet! Coiffeur titulair! (buigend.) De burgemeester, de Raad!.... Mijnheer Reuzel! We hebben het voorrecht u namens de burgerij van ganscher harte geluk te wenschen. De eer, uw huis weervaren, is de eer van onze stad! De eer .... | |
Zevende tooneel.
reuzel, balk.
Balk (die Reuzel ziet buigen, kijkt verwonderd rond nu Reuzel hem aanziet).
Was er iemand meester? (Blijft rondzien.) Reuzel (een weinig verlegen).
Iemand! Wie meen je? (Zich herstellend.) Ja, hier was iemand, en hier nóg iemand. - Zie je dit salon? Balk.
Welzeker meester. Reuzel.
En als ditzelfde salon nu eens een Koninklijk salon werd? Balk.
Koninklijk, meester? Reuzel.
Kerel, wat zie je er ellendig uit.... Dat is je haar. Pardon Balk, pardon. Je bent een goeje jongen, dat heeft Henriette gezegd. | |
[pagina 185]
| |
(Balk geeft een teeken van stille verrukking.) Maar je haar, 't is ons een doorn in 't oog. Ga zitten; jawel! Ik moet dat veranderen. Een weinig dressuur! (Hij kapt hem met een kuif.) Zoo, juist! Jij moogt hier den indruk niet bederven. Neem niet kwalijk Jozef. We mogen je graag lijden. Mijn dochter heeft je straks nog geprezen. Balk.
Juffrouw Jetje, meester? Reuzel.
We houden je voor een tegenhanger van dien slechten Willem. Je charme, zei juffrouw Jetje, is je soliditeit. Maar dat haar! Ik zeg, je zoudt mijn kunstzin te schande maken. Nu vooral! Waarom? Stil, 't is een geheim; tenminste aan mijn dochter geen woord; 't moet een verrassing zijn. Balk.
Geheim, meester!? Reuzel.
Een politieke fout zal hersteld worden Jozef. Door een allerinnemendst jongmensch, de neef van een hooggeplaatst persoon in den Haag. Enfin, door mijnheer Van Del zal mij het koninklijk wapenbord worden geschonken, met het: Je maintiendrai, als Coiffeur de Sa Majesté le roi des Pays-Bas! Balk.
Wel sapperloot! en komt de koning dan hier meester? En moeten wij dan ook in de groote livrei; zooals vader zegt dat alle hoogheid aan 't hof is? Reuzel.
Stil!.... livrei.... Wie spreekt er van livrei. (Nadenkend.) Een hofkostuum....! De coiffeur de Sa Majesté?.... Ik geloof! .... Nee.... maar toch.... Ha! Les coiffeurs dela France! Ik moet het nazien. Ik geloof een staatsie-degen. (Snel in 't heengaan.) Ja juist: les coiffeurs de la France portèrent leurs armes! Balk (met een hooge kuif, stijf zittend hem aanziende).
Les coiffeurs de la France! De meester wil zeker in een boek kijken of we ook wapens moeten dragen. Ik een wapen! ha! dàt zou wat moois zijn! | |
[pagina 186]
| |
Achtste tooneel.
balk, henriette.
Balk (voor zich ziende).
O jé, juffrouw Jetje! Henriette (snel in 't opkomen).
Balk, ik bid je.... (Blijft staan, naar zijn hoofd ziende, uitbarstend in lachen.) Goeje hemel, Jozef, wat ben je prachtig! Balk.
Prachtig? (Henriette blijft lachen. Balk staat op en beziet zich in den spiegel, dan naar Jetje ziende, die bijna omvalt van 't lachen, mede lachende. Gedurende het volgende gesprek blijven beiden gedurig lachen.) Henriette.
Net een tamboer-majoor! Balk.
Ja weetje 't is om.... een geheim, juffrouw Jetje. Henriette.
Om een geheim? Balk.
Op m'n woord van eer; 'k mag er niet van spreken. Je vader heeft het me bezworen. 't Moest een verrassing zijn. Henriette.
Die kuif een verrassing. Kom Jozef, zeg het me, dan vind ik je aardig. Balk.
Aardig, juffrouw Jetje? Nee, maar ik mag het niet zeggen. Henriette.
Maar als het vader betreft, dan zal er zeker niemand wezen die er meer belang in stelt dan zijn eenig kind. Geheimen vind ik laf Jozef, vooral tusschen ons. Balk.
Och kom, tusschen ons, juffrouw Jetje.... Maar als je vader toch zei: Geheim! Aan mijn dochter geen woord! | |
[pagina 187]
| |
Henriette.
Maar wel twee of drie woorden, hê? Balk (dreigt met den vinger).
O, o! (wijst een groote O), rond. Jawel! buiten voor de deur .... Waar je 's-middags van eet! (spellend.) B, o, r, d! Henriette.
Vader hofleverancier! Balk.
Ik heb niemendal gezeid! Henriette.
Geen woord! Maar hoe zal vader dat worden? Balk.
Sjuust! Beloofd! Dat heer met zoo'n knevel, Van Del! Henriette.
Van Del!? Balk (na een oogenblik).
Hé, hoe krijg je zoo'n kleur juffrouw Jetje. Jawel, al draai je je om. Ik zie het toch, je oorlelletjes, heelemaal. Deugt ie misschien niet veel? Zoo'n snaak als Willem Brons? Maar als hij je vader hof-coiffeur-titulair kan maken, niewaar? Wat gaat het ons dan aan wat hij is. Voorname heeren mogen altijd nog wat meer doen dan een gewoon mensch. Henriette (half geraakt).
Hé! 'k zou niet weten waarom! Hoor, daar gaat de winkeldeur, - gauw, zie wie er is. Balk (in 't heengaan naar Jetje omziende).
'k Zou niet weten waarom!? Boos! .... (af.) | |
Negende tooneel.Henriette (alleen).
Ik zag hem 't raam voorbijgaan. Hoe hij 't zal aanleggen, weet ik niet, maar met vereende krachten krijg ik zeker mijn zin. (Nadenkend.) 't Is een aardig jongmensch. Van voorname familie. En, | |
[pagina 188]
| |
dat hij mij de liefste en mooiste uit de heele stad vindt dat beteekent toch iets. Zoo iemand heeft heel wat gezien in de wereld. 't Is zoo natuurlijk dat hij in allen geval eerst nog nader wil kennis maken; en - waar kun je dat beter doen dan op een bal in de Harmonie. Je bent dan vrij en ongedwongen. Waarschijnlijk heeft hij vader in zijn zwak getast. Nu mannetje, je moogt ook eerst wel beginnen met mijn best vadertje een genoegen te doen. Maar, of hij toch permissie voor de Harmonie zal geven.... 'k weet niet .... zonder vertrouwd geleide.... met al die praatjes.... We moeten ons op alles prepareeren, al zou een gekuifde Jozef mijn chapeau zijn. Eenmaal daar, dan.... Foei, foei, wat ben ik slecht; en Jozef, och hij is toch zoo goed. | |
Tiende tooneel.
balk, henriette.
Balk.
Een brief, juffrouw Jetje. Henriette.
Voor mij? Balk.
Voor den meester! Henriette.
Geef maar hier. (Beziet den brief.) Ha! (Steekt hem in den zak.) Zeg Jozef, heb je nog wel eens aan de Harmonie gedacht? Balk.
Och kom, juffrouw Jetje. Henriette.
Je weet wat ik gezegd heb. Jij moet.... als vader 't goedvindt, mijn cavalier wezen. Balk.
Cavalier maar beste juffr .... Henriette.
Een man een man, een woord een woord. Ik zou je immers zoo'n beetje dansen leeren. Balk.
Ja, juist, maar .... | |
[pagina 189]
| |
Henriette.
Kom, kom! In 't postuur! Zoo, die voeten wat buitenwaarts. Sta nu recht. De dame neem je aan je rechterkant. Hier! Dan heb je bij voorbeeld de wals. (Danst hem voor.) Een, twee, drie; een, twee, drie, allerliefst blondje,
Suikerzoet, gauw van voet, fleur aan mijn zij,
Een, twee, drie; een, twee drie, kom nog een rondje,
Op de bals, zweven we als vogels zoo vrij.
Zieje! (Weer zingend.) Een, twee, drie; een, twee, drie, allerliefst bruintje,
Heel alleen, danst er geen; twee maakt een paar.
'k Zie je graag, alle daag, in je mooi tuintje;
Maar een wals, zoet en malsch, snoert aan elkaar.
Balk.
Wat een aardig liedje juffrouw Jetje; zoo vroolijk! Henriette.
Och dat is maar om de maat. Kom hier Jozef. Hoe flauw! Waarom niet! Balk.
Juffrouw Jetje! Henriette.
Nee, aan dezen kant. Zoo! Balk (verlegen lachend).
Als je vader het zag; ik durf.... Henriette.
Flauwerd! Gerust. Zoo, die hand hier. Balk.
Hei, je trekt me m'n ringetje van den vinger! Als 't zoek raakt! Henriette.
Niemendal! 'k zal 't wel bewaren! (Steekt het aan haar vinger.) Zoo, opgepast! (Zingende terwijl Balk zenuwachtig lachend meewalst.) Een, twee, drie; een, twee, drie, allerliefst zwartje,
Als een veer, licht en teer, zweef je in het rond
Met de maat, och zoo slaat, voor jou mijn hartje
Op de bals smeedt de wals 't zaligst verbond
| |
[pagina 190]
| |
Een, twee, drie; een, twee, drie, fine, fine, fine fleurtje:
Goed zoo Balk: o jou schalk, prompt in de maat,
Jij moet mee; cavalier; puik best danseurtje! ....
Balk (luid onder het dansen).
Maar als vader en moeder dan in de oefening zitten en ze toch zeggen dat de duivel! ... Henriette (als voren).
Allemaal, zottetaal; fine, fine, fine fleurtje,
Heel gedwee ga jij mee, mijn cavalier.
| |
Elfde tooneel.De vorigen. reuzel.
Reuzel (met een boek in de hand; verrast).
Jetje! Balk! wat beduidt dat? (Jetje en Balk stuiven uiteen.)
Henriette (zich allengs herstellend).
Wat dat beduidt.... wat dat beduidt vader? 't Beduidt dat, als ú mij veroordeelt om als een non in huis te zitten, dat ik dan toch dansen wil; want ik begrijp niet waarom anders de natuur ons die kunst in 't hart gaf. Ja in 't hart; want of je mij gelooven wilt of niet papaatje, Balk is een beste jongen, heel solide, en een gevoel van maat.... (Zij wenkt Balk die beteuterd blijft staan, dat hij vertrekken zal. Balk, achter den toiletspiegel wegsluipend af.) Bepaald een fijn gehoor en gevoel! - | |
Twaalfde tooneel.
reuzel, henriette.
Reuzel.
Ei, en? Henriette.
O wacht! dat zou ik haast vergeten; zoo even is er een briet gebracht. Reuzel.
Een brief, laat zien. (Leest het adres terzijde.) Den Wel Edel Gestr. Heer Reuzel, voorgedragen Coiffeur de S.M. (Luid snet) Heb jij 't adres gezien Jetje? | |
[pagina 191]
| |
Henriette.
't Adres? Nee, 't was immers voor u. Reuzel.
Jawel! (Terzijde) Ze heeft niets gezien; ze mag er niets van bemerken. Een verrassing voor haar. 't Is voor haar, mijn eenige! - Zou er al iets bekend zijn? Onmogelijk! Henriette.
Er is toch geen kwaad bij? Reuzel.
Volstrekt niet. (Terzijde den brief inziende.) Wel Edel Gestr. Heer. - Gestreng. Jawel, dan zou tóch misschien een degen.... 't Blijkt uit: Les coiffeurs de la cour niet duidelijk of met het: ils portèrent leurs armes, een staatsie-degen of wel de instrumenten van het vak worden bedoeld. Enfin, (hij leest eerst half luid, dan luider:) ‘Aangezien eenige der eerste jongelui van Tolwijk, het plan hebben opgevat om met hunne dames de soirée dansante in de Harmonie te gaan bijwonen, en zoo doende die bijeenkomsten gedistingeerder te maken, zoo noodigen wij UEdel Gest. beleefdelijk uit om ons de eer te willen bewijzen, mejuffrouw Reuzel er als onze gast te mogen introduceeren. Wij hebben nader besloten om ons als vaste club onder den naam van Terpsichore voor de eventueele volgende bals te constitueeren, en hopen dat mejuffrouw Reuzel er voortaan een sieraad van zal willen uitmaken. Beleefdelijk een toestemmend antwoord aan het onderstaande adres verzoekend, berichten wij u dat de equipage van den burgemeester, met een der commissarissen en zusters van commissarissen, mej. Reuzel ten zeven uren zal komen afhalen. Met de meeste hoogachting, na zeer beleefde groeten aan mej. Reuzel, namens de vereeniging; U Wel Edel Gestrenge zeer Dienstw. Dienaar, J.W. Boezelet.’ Henriette (die haar angstige verbazing en verrassing heeft zoeken te verbergen).
Hé, dat is allerliefst. Reuzel.
Allerliefst! Jawel allerliefst; maar, ik weet niet.... Die Boezelet. Henriette (houdt hem de hand voor den mond).
Nee, nee, nee! geen oud vadertje worden. De jonge menschen | |
[pagina 192]
| |
altijd verdenken, dat mag niet! Ik vind die uitnoodiging nu zoo in en in beleefd en zoo door en door fatsoenlijk en vereerend - ja zeker, en ú vindt het ook. Reuzel.
Ik zou niet weten waarom. Henriette.
Omdat de dochters van den burgemeester.... (Reuzel glimlacht) Zieje wel, zieje wel: u lacht al. Ja dat ze mij willen opnemen in hun club 't is zeker vereerend. 't Mag he?! Niewaar? Reuzel.
Je bent een ijdeltuit. Je bent.... Maar je hebt er geen kleeren voor, en ik zou in geen geval willen dat jij vis-à-vis die anderen een slecht figuur maakte. Jij begrijpt niet Jetje, waar die invitatie van de anders zoo trotsche burgemeesters-familie 't gevolg van is. De gevolgen komen al vooruit. Geduld! De roem, de eer, 't is alles voor jou en.... Maar we moesten nu toch weigeren Jetje. We .... Stil, marsch. Ik hoor volk. (Henriette af, wisselt in 't heengaan een blik van verstandhouding met Van Del, die door de achterdeur binnentreedt.) | |
Dertiende tooneel.
reuzel, boezelet, van del.
V. Del.
Hou 't ons ten goede, menheer Reuzel. De noodzakelijkheid dwingt ons om het antwoord op den brief der Vereeniging Terpsichore persoonlijk te komen vernemen. We moeten als leden van de club arrangementen maken, en u begrijpt, om onze dames goed te ontvangen.... daar de tijd zoo kort is .... Boezelet.
Natuurlijk! natuurlijk! V. Del.
O! ik vergat nog om u mijn vriend te presenteeren, onzen secretaris Boezelet. Reuzel (vereerd).
De zoon van onzen burgemeester! Onderdanige dienaar mijnheer. (Terwijl hij werktuiglijk den kappersstoel vat.) Plaats nemen .... friseeren .... | |
[pagina 193]
| |
Boezelet.
Dankje menheer, wij komen .... Reuzel.
O 't is waar, pardon! (Van terzijde Boezelet's hoofd beziende.) Totaal verwaarloosd. (Luid.) Eer we verder spreken mijnheer permitteer me een raad. Laat je niet meer au fond bederven, ruïneeren door een individu.... namen noem ik niet.... maar er zal een tijd komen, dat een haarverknoeier in Tolwijk, zal leeren inzien, dat de kunst niet ongestraft met zich spotten laat! V. Del (haalt een zeer grooten brief ter helfte uit zijn zak te voorschijn; zacht, geheimzinnig).
Hier heb ik den brief aan mijn neef al. 'k Ben juist op weg naar de post. Reuzel.
De brief? ha! zou ik even!? V. Del (hem gevend).
Al dicht. 't Adres, met plezier! Reuzel (terzijde lezend).
Te deksel! Aan Zijn Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken. Den Haag. (Zacht.) Ei! De minister zelf! Dankje! Je bent een actief jongmensch mijnheer Van Del! Al gauw? V. Del.
Gunstig antwoord? Welzeker, 't is een benoeming zonder bezwaar van 's-rijks schatkist! Reuzel.
Juist! V. Del.
't Schilderen van 't wapenbord kan wat ophouden; maar anders ... (Luid.) Apropos, mijn vriend Boezelet staat al met zijn notitieboekje in de hand. We hebben wat haast menheer Reuzel. Zal Terpsichore de eer hebben, juffrouw Henriette, niet waar, onder haar eereleden te tellen? Zal om zeven uur het rijtuig ....? Reuzel.
Beste mijnheer, mijnheeren! Ik weiger niet graag een verzoek aan | |
[pagina 194]
| |
menschen, op wier conversatie mijne dochter zeker den hoogsten prijs zal stellen. Wanneer ook de jonge dames van de geëerde families het bal zullen bijwonen, en zelve mijne dochter per rijtuig komen afhalen, dan.... enfin (snel) ofschoon ik je rondeman moet bekennen, dat die Harmonie en de schandalen die er voor een paar weken hebben plaats gehad .... V. Del en Boezelet.
Schandelijk! Gemeen! Praat er niet van! (V. Del trekt schijnbaar zonder bedoeling den brief een weinig uit den zak omhoog.) Boezelet.
Maar juist om de herhaling van zulke horreurs van het plebs te voorkomen, verheft onze dansmuze haar rijk gelokt hoofd. Reuzel.
Enfin, ik wil er mij dan ook niet tegen verzetten, maar de heeren zullen toch zeker permitteeren om even de persoon in kwestie zelve te consulteeren. V. Del en Boezelet.
Natuurlijk! met alle plezier! (Reuzel buigende af.) | |
Veertiende tooneel.
boezelet, v. del, daarna balk.
V. Del (als hij ziet dat Reuzel weg is; niet te luid).
Of die kerel ook taai is! Boezelet.
Dat is je geluk. V. Del.
Waarom? Boezelet.
Wel omdat hij er anders zelf zou heengaan. 'k Werd al bang dat onze prachtige vereeniging, met haar totaal van twee bestuursleden, hem op 't denkbeeld zou brengen, om nu mee van de partij te zijn. De kerel is ijdel, maar zoo dom niet. Als je hem van avond fopt, zal 't mooi wezen; maar profiteer ervan, want je krijgt hem zeker niet voor een tweeden keer. | |
[pagina 195]
| |
V. Del.
'k Zou waarachtig instaat zijn haar te trouwen. (Balk is van rechts gekomen; houdt zich schuil achter den toilet-spiegel; luistert en vangt de laatste woorden op.) Boezelet (zeer zacht, voor Balk onhoorbaar).
Ben je gek, om de risée van de heele wereld te worden! En Jeannette, kerel, je mooi goud hennetje in den Haag! V. Del.
't Is waar! Maar, dit donzig duifje! Boezelet (als voren).
Nu, je hebt haar van avond! en je bent dan president van de ‘Danslievende’, tout à fait! Jij Sultan, terwijl ik, arme secretaris, zeer onbaatzuchtig de zuster moet spelen! Sust, daar komt hij. (Balk trekt zich terug.) | |
Vijftiende tooneel.De vorigen, reuzel.
Reuzel.
Pardon dat ik u nog een oogenblik liet wachten. Mijne dochter .... enfin, zij is zeer gevoelig voor de beleefdheid. Om u de waarheid te zeggen, had zij zich voorgenomen om sinds het gebeurde, nooit meer naar de Harmonie te gaan. Maar.... (tot V. Del zachter.) De eene dienst niewaar....? Zou het overmorgen al zijn, of ....? V. Del (snel).
Van avond om zeven uur. Reuzel.
Watblief.... de benoeming? V. Del.
Ah! ik meen het rijtuig. Overmorgen? Jawel. Misschien! Tenminste als mijn neef de minister niet op reis is. Dus tot van avond. Veel toilet is niet noodig. De schoonheid van juffrouw Henriette - ja, ja menheer Reuzel, u bent al te nederig. La première beauté. Boezelet.
Mijne oudste zuster zal 't genoegen hebben de juffrouw met een van ons, commissarissen, af te halen. | |
[pagina 196]
| |
Reuzel.
Charmant! En terwijl de dames van de partij zullen zijn, behoef ik de heeren niet te herinneren, dat ik mijn dochter uiterlijk half twaalf tehuis verwacht. De heeren moeten weten dat ik eigenlijk die Harmonie.... Boezelet.
Natuurlijk, menheer Reuzel.... Welzeker! Apropos, heb je ook handschoenen.... lekkere reuk? Bij Van Wels is 't alles gemeen! Reuzel.
Van Wels! Ha! - Als ik je verzoeken mag heeren, in 't voorsalon? Misschien wordt het opgeruimd, maar tot zoo lang... (Met Boezelet en Van Del onder 't heengaan.) Echte privats. Eau Grecque. Superfin! Portugal. Mogador. Reseda. Ylang-Ylang. Prima qualiteit! (Allen af.) | |
Zestiende tooneel.
balk (in 't opkomen de vertrekkenden naziende).
Ei zoo, trouwen! donzig duifje! Dat heb ik eens netjes gehoord. Mis man, al ben jij honderdmaal een heer uit een toehuis - verkeken! (Strijkt zich over de borst.) Wat een mensch toch veranderen kan! 't Is me hier net precies alsof ik bij een prins op theevisite was, zoo raar en toch zoo voornaam. Wie had ook kunnen denken dat zoo'n oolijk lief snoepertje zou zeggen: Balk is een beste jongen, heel solide en een gevoel van maat! (Dansend.) Een twee drie; een twee drie; fine, fine, fine fleurtje;
Goed zoo Balk, o jou schalk, prompt in de maat.
Jij moet mee, cavalier, puik best danseurtje!
Anderman? Och dat kan, immers geen kwaad.
Een twee drie, een twee drie; fin' fin' fin' fleurtje
Heel gedwee, ga jij mee. Mijn cavalier. (Ziet Jetje komen; trekt zich verlegen terug.)
| |
Zeventiende tooneel.
balk, henriette, van links.
Henriette (ziet door de achterdeur in den winkel).
Daar gaan ze! Wat is vader vriendelijk! Goed zoo! Mooi zoo! - Ha! ben je daar, edelaardig Balkje, 'k moest je juist hebben. | |
[pagina 197]
| |
Balk.
'k Ken 'em hoor; een, twee drie; een twee, drie, fin' fin' fin' fleurtje. Henriette (alles snel).
Nee schei uit Jozef. Hou me niet op! Je moet mij even een dienst doen, maar er is haast bij. Weet je wat ik wou? Ik wou van avond zoo dolgraag het Grieksche kostuum van Meijer uit de Harmonie hebben. Balk.
Gossie juffrouw Jetje, het Grieksche kostuum? Henriette.
Maar vader mag er niets van merken. Loop jij nu eens gezwind naar Meijer, en huur het voor me. Maar, neem - voor de laarsjes, mijn maat mee. Hier heb je een paar dat me niet te nauw zit. Gauw hoor, en aan vader geen woord. Gauw Jozef, toe! Balk.
Wat 'n dodderig voetje! (Dansend.) Op de bals, smeedt de wals... Henriette.
Zeg eens, als je nu zoo schrikkelijk vervelend wordt, dan zal ik liever zelf gaan of een ander sturen. Balk.
Vervelend! je praat zoo driftig en anders dan strakjes. Henriette.
Maar mensch, als er dan haast is! Wie weet wat er nog aan dat goed moet vermaakt worden. En om zeven uur komt het rijtuig. Balk.
Dat ook al! Moet ik in een rijtuig? Juffrouw Jetje!? Henriette.
Jij? (Zich bedenkend, zachter.) 't Is waar ook, dat plan is vervallen. Balk.
Vervallen? dat plan? | |
[pagina 198]
| |
Henriette.
Ja, zie je, jij hoeft niet meer mee. Er is een verandering gekomen. 't Speet me al dat ik je tegen je zin en tegen den zin van je ouders had overgehaald. Nee Jozef, als het tegen je geloof strijdt, dan mocht je niet mee, en daarom .... Balk.
Maar 't strijdt niet tegen m'n geloof juffrouw Jetje. Als het tegen mijn geloof streed, dan had ik niet zoo goed in de maat kunnen blijven, en dan zou ik ook inplaats van naar de Harmonie, naar de oefening willen gaan. En als 't tegen vader en moeder's geloot strijdt, dan.... dan.... Maar dan strijdt het nog niet tegen mijn geloof, in 't geheel niet. Want, (eensklaps zich verstoutend, wil haar aanraken) Op de bals, smeedt de wals.... fin' fin' fin' fleurtje. Henriette.
Kom Jozef, schei nu uit met die gekheid. Als ik even had nagedacht, dan zou ik niet zoo mal zijn geweest om 't je te vragen. Balk.
Ik wil toch niet denken juftrouw Jetje, dat .... Henriette.
Met al jou denken kom ik waarachtig niet verder. Dat je een goeje jongen bent en me graag plezier wilt doen, dat weet ik, en daarom talm nu niet, en voort naar baas Meijer. Toch niet boos op me, Jozef? Balk.
Boos? (Ziet haar een oogenblik aan, komt even met het hoofd vooruit; trekt het weer terug, en geeft haar dan eensklaps met groote zelfoverwinning grinnekend een zoen op de wang. De laarsjes verbergend, de pet diep in de oogen trekkend, vliegt hij ijlings de deur uit.) | |
A chttiende tooneel.Henriette (alleen, hoofdschuddend hem naziende).
Wel heb ik z'n leven! phh! (Doet hem na - zooals hij haar een zoen gaf - en barst dan in lachen uit.) Wie zou zóo iets van dien stillen, verlegen Jozef verwacht hebben! (Na een oogenblik.) 't Is niet aardig, maar ik ben nog gedurig zoo bang dat dat Careltje .... | |
[pagina 199]
| |
De voorname heertjes kan men maar weinig vertrouwen. Maar bedrog is hier physiek onmogelijk. Hij spreekt zoo door en door fatsoenlijk, zoo aristocratisch zelfs. Nadat ik hem zei: enfin .... dat ik hem ook niet onaardig vond, is het nog altijd even poliet: Juffrouw Reuzel, permitteer me, geobligeerd enz. enz. Bepaald groote wereld! Dat een jongmensch uit dien stand mij in allen ernst zijn liefde verklaart, dat.... jawel dat is iets anders, dat zit hem - in de liefde.... En bovendien, Van Del zei: dat iedereen zou zweren dat ik uit een der eerste kringen was. Ik had de aristocratische kleur; vooral was hij erg over mijn blanke handen en mijn kleine oortjes in de lucht! (Beziet zich van terzij in den spiegel.) Ik had nooit bijzonder op mijn ooren gelet. (Doet veel moeite om al draaiende haar ooren te zien.) 't Is aardig, dat zoo iets een kenmerk is .... | |
Negentiende tooneel.
henriette, lijsbet.
Lijsbet.
Vang uwes vliegen juffrouw Jetje? Henriette.
Kijk eens Bet, hoe vin je mijn ooren? Lijsbet.
Je ooren! wel die zitten precies op d'r plaats. Henriette.
Ja, maar of je ze klein vindt of groot? Lijsbet.
Te groot voor vleierij en gekkepraat, en te klein voor goed verstand, zou ik zeggen. Maar wie let er nu ooit op z'n ooren, kind. In allen geval, ze zijn precies groot genoeg, om er eens eventjes mee naar me te luisteren. Wat scheelt je vader? Henriette.
'k Weet niet. Niemendal!. Lijsbet.
Al tweemaal heb ik volk moeten afwijzen, omdat ie uit is, op klaarlichten dag! En wat scheelt jou, juffrouw Jetje? | |
[pagina 200]
| |
Henriette.
Mij? Lijsbet.
Ja, kijk maar zoo kwiezeleurig niet; d'r broeien donderluchten. Je voert de wapens van Jan Luiaart, kind! Sedert je 't magazijn aan de mannen en mij overlaat, verloopt de nering. Al zei Jan de kruier gister nog: Lijs! je ziet er uit als een bellefleur, ik weet heel goed, dat 't vrij wat meer van een gerimpelde reinet heeft. 't Gehalte mag meevallen, maar de uitwendige schil is geen loksel der oogen meer; en dat willen ze toch in een galant magazijn. Waarom ben je zoo sikkepittig, kind. Eerst liet ik het glijen, want wat je vader met je bedisselt, dat is voor Lijsbet zoo goed als ingemaakt. Maar nu, 't loopt de spuigaten uit! jij niet meer achter de glazen; je vader op klaarlichten dag de deur uit; Balk - de hemel vergeve me de zonde - bijna onmiddellijk na den meester ook de straat op! Goeje hemel, moet de heele kappers-affaire dan op Lijsbet d'r hoofd rusten. De winkel, de pruiken, en de sjevenjons d'r bij. Henriette.
Maar Bet, je bazelt en je schreeuwt alsof .... Lijsbet.
Schreeuwen, ja! als ik met schreeuwen hier den duivel verjagen kon! Ik vraag: wat scheelt je vader juffrouw Jetje, en wat scheelt jou? Ben jelui van zins om te gaan rentenieren? Als ik het maar weten mag, dan kom ik om loon, zieje; voor niemendal werk ik ook niet, als niemand een hand meer verroert! Henriette.
Als ik niet om je lachen moest, dan zou ik je al heel indelicaat noemen Lijs! Omdat je vrijwillig voorniet bij vader woudt blijven, uit liefde en dankbaarheid.... Lijsbet.
Ja, delicaat of niet delicaat, ik zeg dat een schotel ‘Arme Jan’ ook niet delicaat is. En dát is je voorland, jawel! als jij en je vader om, de hemel mag weten welke uithuizerijen en hooghoofderijen den boel laat verloopen. Jelui bent gek! Ik zeg het je! Is dat misschien het werk van een verstandig man, om zoo'n tamme eend als Balk met een kuif te kappen? Henriette.
Nu, me dunkt.... | |
[pagina 201]
| |
Lijsbet.
Is het iemand ook in den bol geslagen, die zoo'n haan de straat op stuurt om - God beter 't - een Grieksch kostuum te halen! Grieksch! Henriette.
Lijs! Je bemoeit je met dingen.... Lijsbet.
Die naar het gekkenhuis rieken, jawel! Maar er komen oogenblikken dat de pot overkookt, begrijpje. De schillen moeten eraf, zei ik strakjes, toen ik de aardappels jaste. En nu zullen ze eraf. Henriette.
Bet, laat me met rust! Ik verkies je praatjes niet aan te hooren. Lijsbet.
Maar ik zeg dat je ooren er juist groot genoeg voor zijn. Als ik je vader 't eerst nam, 'k ben bang, dat we dan allebei den hals over de Harmonie zouden breken, en kind! om je zalige moeder, die 'n engel was, wil ik dat niet - God beware! Maar jij, jij moet me nu aanhooren. Henriette (gebiedend).
Lijs! Wil je nu eens begrijpen wat je past, en zwijgen? Ik ben geen kind meer. En zulke praatjes over vader en mij, die voegen je niet. Lijsbet.
Nee, nee, nee! Jij zult mij niet ringelooren. Als ik je honderdmaal droog heb gelegd, dan zal ik je nou niet laten verdrinken. Weetje wat jelui gek maakt juffrouw Jetje? 't Is de hoogheid van de vrijers! Henriette.
Mensch! Lijsbet.
Nee, 't mensch is Goddank nog niet blind, en al zitten haar ooren onder een muts, ze zijn zoo groot dat ze zelfs alles hoort wat ze niet hooren mag; en oogen heeft ze als van grootmoeder de wolf! | |
[pagina 202]
| |
Henriette (wil ijlings heengaan).
Loop, ik heb geen tijd. Lijsbet (houdt haar terug).
Maar tijd genoeg, niewaar, om te luisteren naar de mooie praatjes van een voornamen deugniet, die.... Henriette.
Wil je zwijgen of.... Mensch, als je niet zoo oud waart.... (Langzaam tartend.) Weetje wat je bent: je bent een babbel.... enfin, zooals je zelf zegt: een oud wijf! Lijsbet.
En omdat ik een oud wijf ben, weet ik dat die mooie heer een gemeene sinjeur is - ja! Henriette.
Je maakt me woedend! Lijsbet.
Dat wou ik juist hebben! woedend moet je wezen, want die jou de grootheid voorspiegelen en je na den dans in den steek laten, die verdienen een vuist in de oogen. Weetje, kind, wat me gebeurd is? Henriette.
Ik ben er niets nieuwsgierig naar. Lijsbet.
Dat ben je wel. Om een mensch die spreken wil te laten zwijgen, dat zou je net zoo min volhouden als ik. Wat er gebeurd is? Toen ik strakjes volk uitliet en de straat opkeek of ik je vader niet zag, toen kwam dat heertje, je weet wel wie.... ineens op me aan, en.... Henriette.
't Zal wat wezen. Lijsbet.
En zei: Dag meisje. - Meisje, zei ik, als ik een meisje was, dan kon je mij misschien beetnemen, maar een ouwe vrouw, een vijf en zestiger, die fleur je niet zoo gauw jongeheer. | |
[pagina 203]
| |
Henriette.
Zoo, is dat je vertelsel, alleraardigst, heel kleurig. Lijsbet.
't Slot is wel zoo bont juffrouw Hanrejetje. Als je buiten wilt zoeken, dan zal je misschien een rijksdaalder in de goot vinden. Diezelfde rijksdaalder werd in deze hand gestopt juffer Jetje, terwijl de woorden mij in 't oor werden geblazen: Goeje dagen hebben oudje; 's-avonds de oogen wat dichtdoen, en de achterdeur wat laat openhouden, hoorje.... van avond na 't bal.... Henriette (hevig verontwaardigd).
Bet! dat verzinje! dat is een leugen. Lijsbet.
Kind! kind! als het een leugen was, dan zou er geen rijksdaalder in de goot liggen. En weetje: de rijksdaalder is er weer uit te krijgen en schoon te maken, maar als hij jou erin heeft gesmeten, dan, (gevoelig) nee kind nee! dan ben jij niet gangbaar meer. Henriette.
Goeje hemel, zulk een vernederende praat is niet te dulden van een meid.... van een.... niets! Ondeugende oude lastertong, moet je wraak nemen over vader's besluit omdat je nu een beetje meer werk te doen hebt! Juist om geen voet te geven aan allerlei heertjes en toonbankpraatjes werd er besloten dat ik niet meer in den winkel zou zitten. Zieje, niet uit luiheid, maar uit fijn gevoel. Ja fijn gevoel. Maar daar heb jij geen begrip van. De straat zou je me laten schrobben. Lijsbet (snel).
Dat deed je moeder. Henriette.
Hemel, mensch, wat lieg je! | |
Twintigste tooneel.De vorigen, reuzel (met een pak onder den arm; de vrouwen ziende; verbergt hij het aanstonds achter een meubel).
Reuzel.
Hei, ho! wat is er? | |
[pagina 204]
| |
Henriette (half schreiend).
Zeg, is dat waar, schrobde mijn lieve moeder de straat? Reuzel.
De straat? Hé, wie durft er beweren dat mijne vrouw.... Lijsbet.
Maar dat zeg ik niet. Reuzel.
En dan zeg ik dat het een laag verzinsel is. Henriette.
Ei, ei, ei! Hoorje dat Lijs, een laag verzinsel. Lijsbet.
Maar goeje hemel! Henriette.
Jij met je goeje hemel! Lijsbet.
Als ik gezegd had juffrouw Reuzel, maar dat heb ik niet gezegd. Henriette.
Je hebt mijn moeder genoemd. Lijsbet.
Nou en zoo waar als je moeder Antje Meibloem heette, zoo waar heeft ze de straat.... Reuzel.
Zwijg Lijs! Is dat onze goedheid met vuigen ondank beloonen! Henriette.
Zieje wel, hoe weinig je te vertrouwen bent! Rijksdaalderspraatjes, nietwaar? Reuzel.
Rijksdaalders....? | |
[pagina 205]
| |
Henriette.
Och niemendal, 't mensch is ontstemd omdat ik niet langer in 't voorsalon te kijk sta. Nu heeft zij iets meer te doen en daarom....! Lijsbet.
Nee daarom niet; dat weet je wel beter! Henriette.
'k Zeg daarom is ze boos, en zou me nu alle genoegens willen ontnemen. Wie weet of ze nog geen kwaad van de eerste families uit de stad, van hun logés, van uw beste klanten gaat spreken. Och gud ik voorzie het! Lijsbet.
Maar wat ik voorzie juffrouw Jetje.... Henriette.
Wat jij voorziet of niet voorziet, ik weet zeker dat sedert je schrobberij-praatjes, geen mensch je meer vertrouwen zal. Lijsbet.
Wel hemel beware! Henriette.
Ik weet, dat je verkindscht en daarom zoo jaloersch wordt; jawel, dat je alles wat mij betreft leelijk zult uitleggen. Ja vader ja, als ik een goede deftige partij kon doen, dan zou zij het tegenwerken, zeker. Onredelijk wezen! (Snel af.) | |
Een en twintigste tooneel.
lijsbet, reuzel.
Lijsbet.
De donder is er niemendal bij! Scheld maar, en schimp maar, en hol maar kind. Je zult.... Reuzel.
En nu verzoek ik dat je eindigt! Omdat mijn zalige vrouw een zoogzuster van je was, en omdat je uit dankbaarheid na die ongelukkige speculatie.... hebt bijgepast wat je spaarde, en daarvoor nu als huisgenoot het goeje bij ons geniet, daarom moet je niet vergeten wie je bent en wat je past in je stand. Van aanmatiging | |
[pagina 206]
| |
houd ik niet Lijsje. Ieder mensch moet weten waar hij staat en staan mag in de wereld. Als je dat niet begrijpt en den afstand vergeet die er - hoe langer hoe meer - als een gaping, een afgrond tusschen Henriette en jou zal ontstaan, dan.... dan moet je in 's-hemelsnaam maar verhuizen. Mijn kind is nommer een, verstaje! en zulk geschreeuw, zulke burengeruchten verkies ik niet meer. Lijsbet.
Burengeruchten! verhuizen! Wil ik je wat zeggen menheer Reuzel? Reuzel.
Dankje. Ik heb er nu genoeg van. Doe je plicht, en als je hier wilt blijven, bemoei je dan met den pot en wat je meer te doen hebt; maar niet met onze zaken. Zwijg! Lijsbet (terwijl Reuzel gedurig zijn laatste woord herhaalt en haar de deur wijst).
Zwijgen! zwijgen! als de woorden iemand op den rand van 't hart zitten! Goed man, Goed meneer. Best! zwijgen zal ik, maar, als je heele pruikenmakerij verloopt, als je dochter een schand.... Reuzel.
Moet ik mijn geduld verliezen, mensch! Mijn salon uit! Voort, 't is om me razend te maken. Lijsbet (in 't heengaan, terwijl Reuzel haar zonder geweld naar de deur dringt).
Razend? Zie me zoo'n man eens. Alsof de rijksdaalder niet in de goot lag; alsof je niet allemaal met je verstand overhoop lei. Verhuizen, best! Best man, we zullen allemaal verhuizen; maar jelui naar een gekkenhuis, ja naar een gekkenhuis, of.... naar erger misschien! (Af.) | |
Twee en twintigste tooneel.Reuzel (alleen, steeds in actie onder 't spreken; sluit de deur, plaatst den toiletspiegel voor het raam, telkens omziende krijgt hij het pak; maakt het los; beziet den degen, en kleedt zich in een galakostuum).
Lijs wordt oud en ergdenkend. Zeker omdat ze gehoord heeft dat | |
[pagina 207]
| |
Jetje toch naar de Harmonie gaat. Wie nog een greintje gezond verstand heeft, moet bekennen dat ik niet weigeren kon: De brief aan den minister! De introductie van Henriette in Terpsichore! 't Is klaar dat hij meer voor Jetje voelt dan hij weten wil. Zijn convictie dat onze Kunst, enfin, ik zeg niet de eerste.... maar toch waarachtig Kunst is, het doet hem over een dolzinnig vooroordeel heenstappen en terstond de middelen aangrijpen om ons te verheffen. (Zich met den galarok in den spiegel beziende.) Compleet alsof het m'n alledaagsche was. De degen rechts.... zóo.... een clac onder den arm. Als Sire mij benoemt dan ben ik zedelijk verplicht om hem te gaan complimenteeren. Een ander zou het per brief doen; épiciers, Van Wels enfin: maar ik.... waarachtig niet. (Met een stille buiging.) Je Majesteit! De erkenning door Uwe Majesteit aan mijn persoon bewezen, geldt niet mij maar de nagedachtenis van Uw doorluchtigen grootvader wijlen Z.M. Willem den 1ste en mijn vader Guillaume François Benjamin Reuzel! De titulaire rang van hof-coiffeur, mij door Uwe Majesteit verleend, legt mij verplichtingen op die mij met trots en liefde voor de Kunst vervullen. Achtte eertijds een koningin van Frankrijk het niet beneden zich om aan het wuft Parijs een nieuwe coiffure te schenken, het moge voor Uwe Majesteit zijn weggelegd om krachtig een Kunst te beschermen, die door den invloed van beunhazen en haarvervalschers, in deze dagen wordt ten gronde gericht. - Kan de Kunst Monumenten oprichten van 't edele menschenhaar?.... Ja Uwe Majesteit; dat kan zij. Kunnen wij engelen doen weenen onder treurende cypressen, en schepen doen bruisen door blonde baren met lokken-wit schuim? .... Ja Uwe Majesteit dat kunnen wij! Geloof hoop en liefde schrijven wij met de haren van jeugd en grijsheid op microscopisch kleine paneelen. Maar meer dan de beeldende Kunst, Uwe Majesteit, beoogt de coiffeerkunst.... Bedroefde weduw', bij den dood uws geliefden vielen de lokken waarmee hij eertijds zoo gaarne speelde, van uw treurend hoofd. Waar zijt gij, o schoonste! wie geeft u het sieraad uws levens en daarmee wellicht een echtvriend terug? Dat doet de Kunst, Uwe Majesteit, de edele coiffeerkunst! - Sire! Viel eertijds het koninklijk hoofd der uitvindster van het pauwenkapsel onder het bloedige staal der guillotine; 't is mijn erkentelijke wensch, dat door alle maagden in Nederland voor Uwe Majesteit een Monument zal gesticht worden in Hoogdeszelfs bijzonder lustkabinet, een Monument eenig in de annalen der kunstgeschiedenis, saamgestrengeld uit het edelst sieraad der duizenden schoonen, haar onvergankelijk lokkenschoon. - Heel goed, heel goed!.... Je Majesteit. (Hoort de winkeldeur openen; als tegen zich zelven in verwarring:) Niet thuis, ik.... (Terwijl hij haastig den degen afdoet; aan de zijdeur zacht roepend:) Jetje, volk! Zeg aan Balk.... of.... Laat Balk .... Ik ben niet thuis .... | |
[pagina 208]
| |
Balk (achter de deur).
Meester! menheer Reuzel! Ik ben het! Gauw asjeblieft.... er is haast bij! Ik moet u spreken. Reuzel.
Hij! (Luid.) Zoo ben jij het Balk! (Terwijl hij zich verkleedt, afgebroken.) Hé, kom maar binnen! Kunje de deur niet open krijgen? Watblief, hé? Niet.... Ik ben juist bezig.... probeer maar .... Balk (buiten).
De deur is gesloten meester! Reuzel (steeds aan het verkleeden).
Gesloten hé. Hoe zou die gesloten zijn? Als die gesloten was dan zou iemand ze hebben gesloten en ik begrijp.... toch niet wie dat zou.... kun.... nen gedaan.... hebben.... want.... een deur .... die gesloten is .... Balk.
Maar er is haast bij meester! Reuzel.
Jawel! haast! Geduld! (Gereed zijnde, bergt hij alles in een kast, maar vergeet den degen die tegen den muur staat. Maakt nu de deur open.) Gesloten? Kijk, doodeenvoudig! Wat een beweging! Balk (in 't opkomen).
Ja maar meester.... zieje.... het is ook.... ik dacht .... Reuzel.
Nu, wat stotter je! Balk (gejaagd).
Omdat.... ik zal maar zeggen.... omdat .... Reuzel (gebiedend).
Spreek! Die wartaal verveelt me. Balk (verschrikt).
Maar meester, och, zie, (snel) er was geen Harmonie meester, in 't geheel niet! | |
[pagina 209]
| |
Reuzel.
Er was geen Harmonie! Wat moet dat beduiden? Is er dan brand geweest? Geen bal meenje? We zullen terstond de courant zien. Als die Tolwijkers zich behoorlijk lieten kappen dan zou ik 't weten. Balk (houdt hem terug; wischt zich 't zweet van het voorhoofd; in de grootste spanning).
Een abuis, nee, nee! Zeg meester! hm! Reuzel.
Gauw dan, want ik moet mij overtuigen: en als 't waar is, die heeren doen weten.... Balk.
Maar die weten er alles van meester. Reuzel.
Zij! Ben je gek? Balk (zich verstoutend).
Toen ik 't achterpoortje van de Harmonie uitkwam, toen gingen twee jongeheeren me rakelings voorbij. Ze hadden er geen erg in dat ik het was. Maar ik kende ze dadelijk. 't Waren de heeren waar juffrouw Jetje van avond.... Reuzel.
Ah, zieje, dan wilden ze zeker een bijzondere soirée voor Terpsichore bestellen. Balk.
Tenminste ze gingen naar binnen. Op dien eenen sinjeur had ik het niet erg begrepen, en omdat ik de boodschap van geen Harmonie had gekregen, moest ik eens weten wat ze er zouden uitvoeren. Aan de achtergang bij 't kleine magazijn is 't overal kelderdonker. Ik liep hen stil achterna, en.... Reuzel.
Gauw wat! Balk.
Och meester, als het er niet zoo vlot uitwil, dat komt omdat mijn gemoed nog voller is dan een boordevolle maan. Zieje, ze gingen | |
[pagina 210]
| |
dan binnen. Ik, geluisterd achter de valdeur. Dag Meijer.... - Heeren.... - Zeg Meijer, heb jij bij je ouwe comedierommel niet een soort van koninklijk wapenbord; iets voor een hofleverancier? 't Komt er zoo mooi niet op aan? Reuzel (met de grootste verbazing).
Hé!? Balk.
Ja meester, ja, luister: - Toon de uitdrager zei dat jij er nog een van het Oranjefeest hadt. - O, jawel Heeren. Moet 't voor een feest dienen Heeren? - Och nee, voor een ui. Je kent Reuzel? - Welzeker Heeren, die kwast! Reuzel (als vernietigd).
Kwast!!! Balk.
Ja, verbeelje meester, dat moest ik maar zoo van hem hooren. En toen een gelach, en verder allerlei dat ik niet goed verstaan kon, hoewel ik toch begreep dat zij Meijer belastten om het ding in orde te brengen, en het dan aan u te bezorgen. Maar ten slotte .... Reuzel (in dezelfde houding).
Kwast! Balk.
Nee, nog wat anders meester; heel wat anders! Reuzel.
Kerel, zwijg! Nee, spreek! Wát anders! Hê, wát anders? Balk (wijst op de borst).
Hier zit 't me! Zoo'n engel van goedheid! Is er zulk haar in de wereld meester? Reuzel.
Wie! wat? Kwast! kwast! Dat zei zoo'n Meijer! En die bengels lachten! Ze wilden .... Balk.
Ja, maar dat is nog zoo erg niet meester. Toen alles bepraat was, toen zei die mooie Heer uit den Haag: Ei Meijer, je hebt toch | |
[pagina 211]
| |
van avond tegen zevenen wel een kamertje, hê? en een vuurtje? We komen dan met een paar japonnetjes een beetje keuvelen. - Best Heeren. - Een klein soupeetje? - Jawel, begrepen! Mondje dicht, zeven uur, bestig Heeren!.... Gehoorig? Nee, niemendal! Reuzel.
En dat was.!.. dat was.... de schilder die van avond.... (Vat Balk in zijn das). Dat is gelogen! Zeg dat het gelogen is! Balk (angstig).
Maar.... het is.... niet gelogen. Reuzel.
Ellendeling! Balk (half schreiend).
Meester! schei uit! ik ben.... help! laat los! Hier is de krant! (Reuzel neemt de courant terwijl hij Balk nog heen en weer schudt.)
| |
Drie en twintigste tooneel.De vorigen, henriette, lijsbet (uit verschillende deuren).
Henriette.
Hemel, vader! Lijsbet.
Menheer Reuzel! Mensch! wat moet dat beduiden? Reuzel (laat Balk los; eerst verrast, zich eensklaps herstellend, veinst kalmte).
Hê! wat!.... watblief! Wat het beduiden moet? Gekheid! Volstrekt niemendal. Niewaar Balk? Balk (nog niet geheel bekomen).
Ja, jawel, niemendal; maar .... Reuzel (zacht tot Balk).
Zwijg!.... Ik meen het goed! - ‘Kwast! Juffertjes! Soupeetje!’ (Luid.) Niewaar, 't was gekheid Balk! | |
[pagina 212]
| |
Balk.
Ja, zeker, gekheid juffrouw Jetje; bij vergissing dacht de meester dat mijn das.... dat.... Lijsbet.
Van zulke gekheid zou 'n mensch heelemaal van stuur raken. Hij is er nóg blauw van. Henriette (aan de andere zij van Balk, zacht).
Zeg Jozef, zeg, wat is er? Waar heb je 't kostuum? Balk (naar Reuzel ziende, geheimzinnig zacht).
Er is geen Grieksch kostuum Jetje. In 't geheel niet.... Niemendal! Henriette (zacht).
Wát! geen Gr .... Reuzel (die terzijde de krant inziet en een oogenblik in gedachten heeft gestaan, bij zich zelf).
Goed zoo, dat plan is uitstekend; ik zal ze vinden! (Luid.) Zeker Jetje, 't was maar een aardigheid. Ga jij nu gauw naar je kamer; je moet je zaakjes netjes in orde hebben. Je witte kleedje zal je heel mooi staan.... (Jetje naar Jozef ziende, wenkt hem in 't heengaan. Reuzel dit bemerkend wijst Jetje naar den uitgang. Jetje schoorvoetend af.) Reuzel (als Jetje vertrokken is).
Balk, hier is mijn hand, je bent leelijk, maar een trouwe jongen. Ga nu naar den winkel; straks zal ik je hier aan 't werk zetten. Balk (in t heengaan).
Een trouwe jongen! Ja meester! Ja! - (Terzijde). Of hij 't begrepen zou hebben!? O, als ik ze de ooren eens wasschen kon! (Af.) Reuzel (in zich zelf).
Kwast! Soupeetje!!! (Tot Lijsbet, die de courant heeft ingezien.) Geen bal, geen Harmonie, niemendal....! Lijs, jij hebt klare oogen! Ik moet je spreken. Kom mee! |
|