Beschryving van Oud-Groenland, of eigentlyk van de zoogenaamde Straat Davis(1746)–Hans Egede Poulsen– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Aan zyne doorluchtigste koninglyke hoogheid Frederik, erfprins, kroons-opvolger van Denemarken en Noorwegen. Voorbericht van den schryver aan den lezer. Korte inhoud der voornaamste zaken, In dit Werk voorkomende. Beschryving van Oud-Groenland, Of eigentlyk van de zoogenaamde Straat Davis. Eerste hoofdstuk. Stand, Gelegenheid en Uitgestrektheid van Oud-Groenland. Twede hoofdstuk. Eerste ontdekking van Oud-Groenland, als mede aanmerkingen over de uitsterving der Noorweegsche volkplantingen, of naamlyk op de Oostkust geen overblyfzels meer zyn van de Nooren en of diezelve landstreek niet weder ontdekt zou konnen worden. Derde hoofdstuk. Van de Natuur der grond, planten en mineralen. Vierde hoofdstuk. Van het climaat en gematigtheid der lucht. Vyfde hoofdstuk. Van de Land-dieren, Vogels en wyze op welke de Inwoonners die vangen, jagen en dooden. Zesde hoofdstuk. Van de Zee-dieren, Zee-vogels en Visschen. Zevende hoofdstuk. Van de gewone bezigheden, als jagen en visschen, en nodige gereedschappen daartoe; enz. Achtste hoofdstuk. Van de huizen en huisraad der Inboorlingen. Negende hoofdstuk. Van hunne Gestalte, Aard en Inborst. Tiende hoofdstuk. Van hunne gewoontens, deugden, ondeugden, levenswyze. Elfde hoofdstuk. Van hunne kledy en opschik. Twaalfde hoofdstuk. Van hunne gewone spys, drank en hoe zy die gereet maken. Dertiende hoofdstuk. Van hunne huwelyken en opvoedinge der kinderen. Veertiende hoofdstuk. Hoe de Inboorlingen hunne overleden vrienden beweenen en begraven. Vyftiende hoofdstuk. Van hunne kortswylen, vermakelykheden en dichtkunde.. Zestiende hoofdstuk. Van hunne Taal. Het gelove, en het Gebed onzes Heeren, In de Tale der Inboorlingen overgezet. Zeventiende hoofdstuk. Van de Godsdienst, of liever Bygeloovigheid der Inwoners. Achtiende hoofdstuk. Van de Sterrekunde der Inboorlingen, en welke denkbeelden zy hebben van de Zon, Maan, Sterren en Planeten. Negentiende hoofdstuk. Van den handel op de Straat Davis, en of byaldien dezelve aangequeekt en bevordert wierd, eenig voordeel daaruit te verwachten zy. Twintigste hoofdstuk. Van de Bequaamheid der Inboorlingen en hunne neiging tot kennisse Gods en den Christelyken Godsdienst, en hoe die best onder haar zou konnen worden ingevoert.