Beschryving van Oud-Groenland, of eigentlyk van de zoogenaamde Straat Davis
(1746)–Hans Egede Poulsen– Auteursrechtvrij
Vierde hoofdstuk.
| |
[pagina 42]
| |
raast de wind met ongelooflijk geweld, voornaamlijk als hy uit den zuiden of zuid-westen hoek waait; waarby men opgemerkt heeft, dat de storm over is, en gevolgt word van goed weêr, zoo dra de wind west of noorden loopt. In den zomertyd zou het land ongemeen vermakelijk en gezond zijn, byaldien men hier zoo een zwaren mist niet had, voornaamlijk aan de zee-kust, want het is hier al zoo warm, als in eenig ander land, als de lucht helder en onbetrokken is, t welk gebeurt als de wind oost waait; Ga naar margenoot+ ja somtijds is het zoo heet, dat het zee-water, dat na de ebbe in de holligheden der rotsen blijft, door de hitte van de zon meenigmalen reeds voor het vallen van den avond, in fyn wit zout verandert of gestremt is. Het heugt my, dat wy eens drie maanden na elkander heel goed vast weêr gehad hebben, en zoo een aangenamen zonneschijn, als men zou konnen wenschen, zonder regen. De zomer begint in t laatst van Mei en duurt tot half September, het gansche overige gedeelte van het jaar is winter, die lydelijk is op de hoogte van 64 graden, maar ten noorden op 68 graden en daarboven, is de koude zoo fel, dat zelfs de sterkste dranken, als by voorbeeld, Fransche brandewijn, enz. voor het vuur bevriezen. Ga naar margenoot+ Om het einde van augusti is de zee teenenmaal bedekt met ys, t welk niet voor april of mei, en somtyds niet voor t einde van juni wegraakt en smelt. Het is aanmerkelijk, dat op west-kust in verscheide land- | |
[pagina 43]
| |
schappen, leggende op een en dezelve breedte, Ga naar margenoot+ als sommige districten van de Straat-Davis en Noorwegen, het veel kouder maakt, als op de Oost-kust. En of schoon het in de Straat-Davis veel kouder is, als in Noorwegen, de sneeuw legt daar nooit zoo hoog, Ga naar margenoot+ voornaamlyk niet aan de Baaijen en Rivieren, daar ze zelden dieper legt dan een halve roede, terwijl nochtans de districten, diep in het gebergte jaar uyt jaar in met ys en sneeuw bedekt zijn, zonder dat die ooit smelten. Niet een plek lands is bloot, dan alleen aan strand en langs de Baaijen, daar men des zomers als verrukt wort door de hoogst-aangename groene kruiden, veroorzaakt door de hitte der zonne, die van de eene zijde na de andere weerom gekaatst word, en in deze lager gedeeltens der Valeien, die aan alle kanten met steile rotzen en bergen omringt zijn, als in een middelpunt, verscheide uuren na elkander zonder tusschenposing zamen komt; maar zoo dra de zon onder is, verandert de lucht eensklaps, en de koude ysbergen doen de nabyheid van hunne nabuurschap gevoelen, en den inwoneren klederen, gevoert met bont, aantrekken. Buiten en behalven het killig ys, dat de geheele oppervlakte van t land bedekt, is de zee voor t grootste gedeelte daarmede als verkropt, zoo verre dat men vlakke en grote ysvelden ziet, of Baai-ys, zoo als men het noemt, Ga naar margenoot+ en bystere hoge bergen van een verbazende dikte, leggende al zoo diep onder water, als zy de kruinen boven t zelve uitsteken. Deze zijn brokken van de | |
[pagina 44]
| |
ysbergen van het land, die dicht aan zee leggen, en berstende of splijtende, in zee tuimelen en weg drijven. Zy vertonen van verre verscheide koddige vreemde figuren, Ga naar margenoot+ hebbende sommige de gedaante van kerken, en kastelen met spitzen en torens; andere verbeelden gansch natuurlyk schepen in volle zeilen, waar door vele misleid zijn, die gemelde ysbergen voor wezentlyke schepen aanziende, daar na toe zeilden om ze te preyen. De gestalte en gedaante der ysbergen komen niet alleen gansch verwonderlijk voor, Ga naar margenoot+ maar hunne verscheidenheid, of liever het verschied der kouleuren streelt het gezicht ook zeer veel; sommige zijn wit en helder als krystal; andere blaauw als een saphyr, en andere wederom groen als een smaragt. Sommige schrijven de oorzaak van deze kouleuren toe aan de metalen of mineralen van de plaatzen, daar het ys geformeerd word; of wel aan de wateren, van dewelke t zelve zamengestremt is; maar de ondervinding heeft my geleert dat het blaauwe ys de zamenstolling is van versch water, t welk in den beginne wit is, en op t laatst hard en blaauw word. De groenachtige kouleur komt van t zout water. Men heeft opgemerkt dat by aldien men een stuk blaauw ys by het vuur legt, Ga naar margenoot+ om te smelten, en naderhand in de kouwde brengt, om weder te bevriezen, t zelve niet weder zijn vorige blaauwe kouleur krijgt, maar wit word. Hier uyt besluit ik, dat de vlugge zwavelachtigheid, die het ys uit de lucht na zich heeft getrokken, door deszelfs ontbinding | |
[pagina 45]
| |
in water, uitwaassemt en vervliegt. Alhoewel het zomer saizoen zeer heet is in dit Land, Ga naar margenoot+ de hitte veroorzaakt weinig donder of blixem. De rede daar van acht ik te zijn de koele nachten, die de hitten des daags matigen en verzachten, en de zwavelachtige uitwazemingen met den zwaren mist of dauw weder op den grond neer doen vallen. Wat aanbelangt de gewone verhevelingen, of hoogvliegende dampen, die doorgaans in andere landen gezien worden, dezelve zijn mede alhier zichtbaar, als by voorbeeld de regenboog, verschietende sterren, enz. Edoch t geen die luchtstreek wel voornamelijk eigen is, Ga naar margenoot+ is het Noorder licht of Aurora Borealis, t welk in de lente tegen den tyd van den nieuwe maan, over het geheele halfrond al zoo snel als blixem stralen heene schiet, voornaamlyk by een helderen nacht wanneer het zoodanig schittert, dat men daar by lezen kan, zoo goed als op den vollen dag.
Op den langsten dag, of zonnestand des zomers is er geen nacht, Ga naar margenoot+ en men heeft het vermaak, de zon, vierentwintig uuren lang aan de kim te zien; en in t hartje van den winter geniet men daarentegen weinig verquikking van dien planeet, en de nachten zijn naar evenredigheid lang. Het is nochtans nooit soo donker, of men kan gins en weêrgaan, selfs als het geen maneschyn of sterrelicht is. De sneeuw en het ys, waar- | |
[pagina 46]
| |
mede land en zee beide bedekt zijn, verlichten de lucht, hoewel andere de rede hiervan met veel grond toeschrijven aan de nabyheid van den horisond of gezichteinder by den aequator, of nachteeveningslyn.
De gesteltheid van de lucht is hier niet ongesond; Ga naar margenoot+ want byaldien men uitsondert de scheurbuik en borstqualen, zoo weet men hier weinig van andere ziektens, die in sommige landen als eigen zijn. Daarenboven zijn deze ongemakken op de borst niet zoo zeer de uitwerkselen van de sware kouwde, Ga naar margenoot+ alswel van het vuile stinkend mistachtig weêr, waaraan dit Land seer onderhevig is, en t welk ik toeschrijf aan de bystere grote menigte ys, dat het land bedekt, en in zee drijft. Van den beginne van April, tot om het einde van Juli maakt het mistachtige weêr, en van dien tijd af begint de mist dagelijks te verminderen; maar gelijk men in den zomer mist heeft, Ga naar margenoot+ zoo is men by wintertijd geplaagt met den damp, genaamt Vorst-smook, die by onlijdelyke kouwde als de rook uit een schoorsteen uit zee opstygt, en zoo dik is, als de swaarste mist, voornaamlijk in de Baaijen, daar eenige opening in het ys is. Het is seer aanmerkelijk, dat dese vorst, damp, rook of smook, als men daar dichte bykomt, de huid van aangezicht en handen zengt, maar als men er in is, word men zulk een doordringende of verzengende scherpheid niet ontwaar, | |
[pagina 47]
| |
zijnde deselve alsdan warm en sacht, buiten en behalven, datse een witte ruige vorst of rijp veroorsaakt in t hair en op de klederen.
|
|