Beschryving van Oud-Groenland, of eigentlyk van de zoogenaamde Straat Davis
(1746)–Hans Egede Poulsen– Auteursrechtvrij
[pagina 172]
| |
Achtiende hoofdstuk.
| |
[pagina 173]
| |
men zy een aardige fraaije bevallige vrouw, daar zy achting voor hebben, Ajuna. Zy verhalen, dat deze twee om de volgende rede ten hemel zijn opgenomen; Daar waren eens verscheide jonge mannen en vrouwen by een, om zich te diverteeren in een huis, gemaakt van sneeuw, zoo als ze by wintertijd gewoon zijn te doen, wanneer de Maan, of Anningait, die in liefde ontstoken was jegens zijn zuster, en deze vergadering mede bywoonde, gewoon was, alle nachten het licht uit te blazen, om haar te liefkozen, zonder dat het iemand zag, maar zy in dien verboden handel geen zin hebbende, maakte hare handen zwart met roet, ten einde het aangezicht, de handen en klederen van haren onbekenden minnaar daar door te besmetten, die in t duister haar quam bezoeken, en ontdekte op die wijze, wie hy was. Men weet nu, volgens hun gevoelen, waarom er vlakken in de Maan gezien worden, want vermids hy een rok droeg van een witte huid van een ren-dier, zoo was dezelve overal met roet besmeert. Malina of de Zon, ging vervolgens uit, om een weinig mos tontsteken; Anningait, of de Maan deed insgelijks, maar de vlam van zijn mos wierd uitgebluscht, t welk dan ook de rede is, dat de Maan er uitziet als een vierige kool, en zoo helder niet schijnt als de Zon. De Maan liep toen de Zon na rondom het huis, om haar te krijgen, maar om van hem ontslagen te zijn, vloog zy hemelwaards, en de Maan haar steeds vervolgen- | |
[pagina 174]
| |
de, deed ook zoo, en dus volherden zy nu noch elkander na te lopen, ofschoon de Zonneweg verre boven dien van de Maan is.
Zy geven aan de Maan een huis in het Westelijke gedeelte der werreld, daar zy zeggen, dat hy door de Angekots dikwijls bezocht word. De Zon heeft volgens hun gevoelen, haar verblijfplaats in het Oosten; maar is niet te genaken ter oirzake van haar hitte, waardoor de Angekots heel verre van haar moeten afblijven, tot geen klein hertzeer van haar, om dat zy van hen niet kan vernemen, hoe het met de werreldsche zaken is, of liever hoe het op de aarde al gaat.
Ook zeggenze, dat de Maan als noch genoodzaakt is, deszelfs levensonderhoud op de aarde en in de zee te zoeken, door robben te vangen, die voor deszelfs herschepping zijn gewone spijs geweest zijn, en dit doet hy, wanen zy, als hy niet in de lucht verschijnt. Ia zy maken geen zwarigheid, te zeggen, dat hy nu en dan nederdaalt, om een bezoek by hare wijven afteleggen, en haar te liefkozen, weshalven geen vrouw durft gaan slapen, op den rug leggende, zonder alvorens op haar vingers te spuwen, en haar buik daarmede te wrijven.
Om diezelven rede durven de vrijsters ook niet lang | |
[pagina 175]
| |
op de Maan staan steroogen, beducht zijnde, daar door bezwangert te zullen worden. Gedurende de zons-verduistering durft geen manspersoon uit zijn huis te komen, en insgelijks als er eklips is in de Maan, gaat geen vrouwspersoon na buiten, om dat zy wanen, datze beide elkanders sexe haten. De Zon doet uit blijdschap haar pendanten aan. De rede, die zy daarvan geven, is de haat, dien zy op haren broeder heeft, en die zich over deszelfs sexe uitstrekt; daar in tegendeel de vrouwen hier te lande, op den geboortedag van een zoon hare pendanten dragen, om dat zoo een nuttig schepzel ter werreld gekomen is. Voor t overige wanen zy nopende de Sterren, dat sommige van dezelve menschen en andere verscheiderhande dieren en visschen geweest zijn. Het flaauwe licht van sommige Sterren schrijven zy toe aan derzelver eeten van Nieren, en het flonker licht van anderen, om dat deze op Lever azen. Zy geven insgelijks namen aan veel Sterren en constellatien, namentlijk de drie zoons in den gordel van Orion, noemen zy Siektut, dat is afgescheiden, om dat deze drie, zeggen ze, voor hunne zielverhuizing, of herschepping, drie eerlijke Groenlanders waren, die op zee zijnde, om robben te vangen, verdwaalt geraakten, en het strand niet weder konnende vinden, ten hemel opgenomen wierden.
De Ursa-Major, of grote Beer noemen de geenen, die op den 64sten graad wonen, Tugto of Rendier, | |
[pagina 176]
| |
terwijl zy die in de Baai van Disco op de hoogte van 66 graden wonen, die Ster noemen Asselluit, zijnde de naam van een stok, waaraan zy hunne lijn binden, als zy robben of zee-honden schieten. Taurus, of de Stier, het twede teeken in den Dierenriem, word genaamt Kellukturset, of een jagt honden, dewelke schijnen, een Beer by zich te hebben. By dit gesternte rekenen zy hunne uuren des nachts. Iversuk, dat is twee personen, die om strijd tegen elkander zingen, of wel verzen opsnyden, doch wel voornamentlijk om elkander te beschimpen, zijnde een soort van twee gevecht, onder de Inboorlingen gebruikelijk zoo als wy te vooren gemeld hebben. Deze twee Sterren vind men in de Constellatie van Taurus, waarvan reets gesproken is. Aldebaren of Neunerroak, dat is een Licht, dat de twee zangers bestraalt. Canis-Major, de grote Hond is by hen genoemt Nelleraglek, t welk een naam is van een man onder hen. Deze zeggenze, heeft een rok aan van een huid van ren-dieren. Gemini, de Tweelingen, Auriga, de Wageman, en Capella, de Kleine Bok, worden by hen genaamt Killaub Kuttuk, dat is het Borstbeen des Hemels.
Als twee Sterren in conjunctie zijn, of elkander schijnen tontmoeten, zeggen zy, dat zy een bezoek aan elkander afleggen. Andere zeggen, dat het vrouwspersonen, of liever medevrijsters zijn, die malkan- | |
[pagina 177]
| |
der wakker in t hair zitten, of by de tuiten vatten.
Wat aanbelangt donder en blixem, Ga naar margenoot+ zy zeggen, dat twee oude wijven in de lucht zamen in een huis wonen, die nu en dan ruzie krijgen om een dik stijf gespannen robben vel vechten, om dat het als een trommel gebruikt, eenige gelijkenis heeft na het geraas van den donder. Terwijl deze oude wijven, zeggenze, zich elkander dus by de ooren hebben, stort het huis met groot gedruis en gekraak neder, de lampen raken aan stukken, het vuur en de vonken vliegen gins en weer in de lucht, en dit is na hunne wijsbegeerte donder en blixem.
Volgens hun Sterrekundig Systema draait de Hemel rond op de punt van een bystere grote rots. De sneeuw is in hunne verbeelding het bloed der overledenen, om dat die roodachtig word, als men dezelve in den mond houd. De regen komt uit een gracht of sloot die boven in den Hemel is, want deze overvloeijende, heeft men regen.
Zy hebben geen almanakken; of rekenen of verdeelen den tijd niet by weken of jaren, maar alleenlijk by maanden. Deze rekening begint, zoo dra de zon zich s winters boven hare kim zien laat. Hier van daan tellen zy de maanden, om stipt te weten den rechten tijd, waarin allerhande visschen, zee-dieren of vo- | |
[pagina 178]
| |
gels best gevangen of gevonden worden, en daarna schikken zy al hun werk.
Hoe onzinnig ook deze denkbeelden zijn der Inboorlingen, zoo als ze in derdaad zijn, dezelve zijn nochtans zoo belachelijk niet als de dwaze waan van Ptholomeus, koning van Egypten, die door de walgelijke vleijery der Sterrekundigen vast geloofde, dat de hairvlegt van zijne koningin Berenice in den Hemel opgenomen, en in een gesternte verandert was, t welk tans noch bekent is by den naam van Coma Berenices, of hoofdhair van Berenice; zoo als ook niet t geen de reizigers verhalen van China en Oostindie, daar sommige van gevoelen zijn, dat de eklips in de zon niets anders is, dan dat zekere duivel, spook of geest somtijds de zon opslokt, en dan weder uitspuwt. |
|