Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermddrukkunstDrukkunst of typografie is een vermenigvuldigingstechniek die bestaat uit het met kracht drukken van een met inkt ingesmeerde drukvorm op het te bedrukken materiaal (meestal papier, maar soms ook perkament of zijde). Reeds in de 8ste en 9de eeuw werden in Japan en China teksten vermenigvuldigd via houtblokken. Het drukken met losse houten karakters dateert uit het 11de-eeuwse China; losse metalen stempels waren in de 15de eeuw in Korea in gebruik. In diezelfde eeuw dringt de kennis van de drukkunst door in Europa, eerst weer in de vorm van blokboeken die tot stand komen doordat een gehele bladzijde in een houtblok wordt uitgesneden, vervolgens ook met behulp van losse houten en later metalen letters. De (her)uitvinding van de losse gegoten loden letter door Johannes Gutenberg betekende rond het midden van de 15de eeuw voor de van het alfabetisch schrift gebruik makende westerse wereld een revolutie. De losse letterstaafjes konden na gebruik steeds weer opnieuw gebruikt worden zodat het mechanisch vermenigvuldigen (‘artificialiter scribere’) van teksten commercieel aantrekkelijk werd. Het handgeschreven boek verdween: de voor publicatie bedoelde codex maakt plaats voor het uitsluitend als kopij voor de zetter bestemde manuscript-2. Een veel grotere oplage van in principe identieke teksten (met de tijdens het drukproces optredende fouten en de implicaties daarvan voor de tekst houdt de analytische bibliografie-1 zich bezig) betekent een mogelijkheid tot verspreiding van kennis en ideeën op grote schaal: de culturele beweging van de renaissance en de godsdienstige van de hervorming maken gebruik van de nieuwe uitvinding. De eerste drukkers, Gutenberg en diens medewerkers Fust en Schöffer, drukken in de jaren '50 van de 15de eeuw de zgn. 42-regelige Bijbel en het Mainzer Psalterium. In de jaren '60 dringt de boekdrukkunst door in Italië en de Nederlanden; in 1470 wordt er gedrukt in Parijs. De voortbrengselen van de prototypografie zijn fragmentarisch bewaard en ongedateerd. In de tijd van de incunabelen (tot en met 1500) en postincunabelen (tot en met 1540) is de ontwikkeling waar te nemen van voortzetting van de vormgeving van de codex tot een boek met alle nu nog bekende onderdelen (paginering, kopregel, colofon, titelpagina, voorwerk, index-1). De invoering van de ijzeren handpers rond 1825 en enige tijd later die van de cilinderpers beëindigt de handpersperiode, maar betekent in principe weinig wijziging in de techniek van het drukken. De uitvinding van de gietmachine rond 1850 en van de zetmachine aan het eind van de 19de eeuw brengt grotere wijzigingen in de drukkerij. Revolutionair echter zijn de toepassing van fotozetten en elektronisch zetten vanaf ongeveer 1960: dit betekent het afschaffen van de loden letter. Met de opkomst van de computer en tekstverwerkings- en DeskTopPublishing-programma's wordt gaandeweg ook de zetter overbodig: de auteur levert de kopij op diskette direct aan de grafisch ontwerper voor de lay-out. Hoogdruk en diepdruk zijn verdrongen door fotolitho-offset (vlakdruk). Alleen op de private press wordt het oude handwerk nog beoefend ten behoeve van bibliofiele uitgaven. In de Nederlanden zijn de oudst gedateerde boeken gedrukt in Utrecht door Nicolaus Ketelaer en Gherardus de Leempt (1473) en in Aalst door Dirk Martens en Johan van Westfalen (1473). William Caxton en Colard Mansion hadden een werkplaats in Brugge; Johan Veldener drukte in Leuven (1475), Utrecht (1478) en nogmaals Leuven (1484). In Brussel richtten de Broeders des Gemenen Levens een werkplaats in. Vanaf 1477 is er gedrukt in Gouda door Gheraert Leeu en in Delft door Jacob Jacobszoon van der Meer en Mauricius Yemantszoon, vanaf 1481 in Antwerpen door Mathias van der Goes, vanaf 1477 in Deventer door Richard Pafraet. Een bekende incunabeldrukker is ook Jacob Bellaert. Na de schitterende typografische prestaties van Aldus Manutius in Venetië, Johann Froben in Bazel en de Etiennes in Parijs verplaatst het zwaartepunt zich in de 16de eeuw naar Antwerpen waar tal van drukkers werkzaam zijn. Christoffel Plantin sticht daar een voor die tijd uiterst modern drukkersbedrijf, dat nu als Museum Plantin-Moretus nog steeds indruk maakt. In de 17de en 18de eeuw is Amsterdam het belangrijkste drukkerscentrum ter wereld: de drukkerijen van Blaeu en Janssonius produceren kwalitatief hoogstaand drukwerk, evenals het Leidse bedrijf van de Elseviers. Vanaf de 18de eeuw heeft het huis Enschedé in Haarlem een uitstekende reputatie opgebouwd, waarvan de getuigenissen zichtbaar zijn in het Museum Enschedé. Een schitterende collectie modern typografisch materiaal is bijeengebracht in Den Haag in Museum Meermanno Huis van het Boek dat al in het bezit was van een verzameling codices en oude gedrukte werken. Lit: W.Gs Hellinga, Kopij en druk in de Nederlanden (1962) H.D.L. Vervliet, Annual bibliography of the history of the printed book and libraries (vanaf 1970) L. Febvre & H.J. Martin, L'apparition du livre (19712) De vijfhonderdste verjaring van de boekdrukkunst in de Nederlanden (1973) S.H. Steinberg, Five hundred years of printing (19743) Ph. Gaskell, A new introduction to bibliography (19742) E.L. Eisenstein, The printing press as an agent of change, 2 dln. (1979) P.F.J. Obbema, Boeken in Nederland; vijfhonderd jaar schrijven, drukken, en uitgeven (1979) H.A. Halbey (red.), Museum der Bücher (1986) F.A. Janssen, Zetten en drukken in de achttiende eeuw (19862) M. van Delft & C. de Wolf (red.), Bibliopolis. Geschiedenis van het gedrukte boek in Nederland (2003) W. Savage, Dictionary of the Art of printing (2003).
|
|