Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdprivate pressEtym: Eng. particuliere drukkerij. Meestal beschikt de private press over één enkele drukpers, waarvan de eigenaar zich ten doel stelt typografisch bijzonder drukwerk te vervaardigen, vooral drukwerk dat aan hoge esthetische normen voldoet. De private press-eigenaar drukt gewoonlijk niet in opdracht of met een commercieel doel, al verkoopt hij zijn uitgaven wel, bijv. aan bibliofielen (bibliofilie) om uit de kosten te geraken of om nieuw materiaal aan te kunnen schaffen. Als een vroege private press kan de Brugse Officina Goltziana van Marcus Laurinus en Hendrik Goltzius (16de eeuw) gelden, maar deze onderscheidt zich van de meer typerende private presses van de 19de eeuw door het feit dat het hier ging om uitgaven die weliswaar aan hoge esthetische eisen voldoen, maar niet gericht waren tegen het machinaal drukken. De laat-19de-eeuwse private press richt zich vooral tegen de als onesthetisch ervaren industriële boekdruk die het vroegere handwerk verdrong. Bovendien speelt daarbij het sociale experiment soms een rol, in die zin dat er van een vroege vorm van ‘kleinschaligheid’ gesproken kan worden, die gesteld werd tegenover de massaliteit en normloosheid van de industrialisatie. Dit type private press vindt zijn oorsprong in Engeland aan het eind van de 19de eeuw. De vroegste was de Kelmscott Press (1891-1898) van William Morris. Daarna volgden de Vale Press (1894) van Ch. Ricketts en de Doves Press (1900) van T.J. Cobden-Sanderson en E. Walker. In Duitsland was er de Cranach Presse (1913) van H. Kessler en in Italië de Officina Bodoni (1923) van G. Mandersteig. In Nederland werd het Engelse voorbeeld van Morris e.a. al spoedig gevolgd door de Zilverdistel (1910), later de Kunerapers (1922) van J.F. van Royen, die een belangrijk aandeel had in de ‘renaissance van de Nederlandse boekdrukkunst’. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond opnieuw een herleving van het ambachtelijk drukken. Voorbeelden daarvan zijn de Tuinwijkpers (1955) van S. Hartz en C. van Dijk, en de bibliofiele uitgaven van Jaap Meijer, Ger Kleis en Gerard Post van der Molen. De meeste van deze drukkers zijn aangesloten bij de Stichting Drukwerk in de Marge die periodiek een Bulletin uitgeeft en een aantal bibliografieën van ‘marginale’ drukken heeft verzorgd (4 dln.: 1977; 1979; 1982; 1996). Regelmatig worden tentoonstellingen ingericht van private pressuitgaven waarvan onder de titel Mooi marginaal catalogi verschijnen.
Ineke Kuik van de Jops Pers in haar drukkerij. [bron: Drukkers in de marge. Uitgegeven ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de Stichting Drukwerk in de Marge (1985), p. 94].
Lit: G.H. Pannekoek Jr., De herleving van de Nederlandsche boekdrukkunst sedert 1910 (1925) W. Ransom, Private presses and their books (1929; reprint 1963) M.R. Rademacher Schorer, Bijdrage tot de geschiedenis van de renaissance der Nederlandse boekdrukkunst (1951) H. de la Fontaine Verwey, ‘De eerste “private press” in de Nederlanden. Marcus Laurinus en de “Officina Goltziana”’, in Uit de wereld van het boek, dl. 1 (1975), p. 69-83 J.F. Anderson, Private Press work (1977) C. Roderick, The private press (19832) F.A. Janssen, Boeken maken in het klein (1984) M. Ros & Th. Gaasbeek, Klein uitgeven: 2000 bijzondere boeken uit de marge van het boekenbedrijf, 1989-1990 (1988) R. Rijkse (red.), Pastei & hoerenjong: 30 drukkers in de marge (1995) C. Roderick, Fine printing and private presses: selected papers (2001) M.W. Hutner & J. Kelly, A century for the century: fine printed books from 1900 to 1999 (2004) P. van Capelleveen & Cl. de Wolf (red.), Het ideale boek: honderd jaar private press in Nederland, 1910-2010 (2010).
|