Militair woordenboek
(1861-1862)–H.M.F. Landolt– AuteursrechtvrijC. | |
Cacolet.Eene soort van ijzeren stoel, waarvan de Franschen zich bij hunne ambulances bedienen tot het vervoeren der gewonden, alsook om ze bij amputatien, enz. daarop te leggen. Tot het vervoer worden twee dezer stoelen aan weêrszijden van een muildier bevestigd, dat diensvolgens twee gekwetsten draagt; zwaar gewonden worden op de C. vastgebonden. Onder alle omstandigheden zijn echter wagens voor het vervoer der gekwetsten te verkiezen. | |
[pagina 94]
| |
Caponnière.Koffer of grachtgallerij noemt men eenen overdekten gang tot verdediging ingerigt, die tot communicatie over eene vestinggracht en te gelijkertijd tot hare flankverdediging dient. De C. der duurzame versterkingen worden uit steen of hout, die der veldwerken uit hout en aarde daargesteld. Men noemt de caponnièren dubbel als zij aan beide zijden ter verdediging zijn ingerigt; enkel als zulks slechts naar eene zijde plaats heeft; rug- of contrescarp-caponnièren, indien zij onder de contrescarp vóór de uitspringende hoeken worden aangelegd en zoo de beide daarop uitloopende grachten verdedigen. Wanneer eene vesting in plaats van door een gebastionneerd stelsel, alleen door eenen eenvoudigen regelmatigen veelhoek omgeven wordt, dan bestaat hier volstrekt geene grachtsverdediging. Men verkrijgt deze dan dadelijk, door op het midden van iedere polygoonszijde dwars over de gracht eene dubbele C. aan te leggen. Dit versterkingsstelsel wordt daarom caponnière-stelsel of polijgonaal-bevestiging genoemd. | |
Caracoleren.Eene halve volte rijden; bij de haakbusschutters te paard van de 16de eeuw, waar deze als flankeurs optraden, was het zeer in zwang door den rotsgewijzen contramarsch, alle gelederen achtervolgens hun vuur te laten afgeven. De uitdrukking C. wordt bij de vroegere kavallerie in de 17de eeuw ook voor zwenken met eskadrons of pelotons gebezigd. Bij de Oostenrijkers noemt men C. het teruggaan van den enkelen infanterist, die met een' enkelen ruiter, welke in steeds engere cirkels om hen heen rijdt in gevecht is; hij tracht daardoor in de nabijheid van de achterhand van het paard te komen, van waar hij de slagen van den ruiter het best kan pareren en waar zijne bajonet voor dezen het meest gevaarlijk wordt. | |
Carrière.1o. C. maken zegt men van officieren, wien eene spoedige bevordering ten deel valt. 2o. C. of renloop. Zie Gangen. | |
[pagina 95]
| |
in Schotland, zij hadden geene tappen, maar onder aan het bodemstuk een breed en sterk oog, tappenklos genoemd, waardoor eene ijzeren bout gestoken werd, die in de pannen van het rolpaard rustende, de beide tappen verving. Hunne geringe schootsverheid en vooral hunne vernielende werking op de onderstellen hebben echter veroorzaakt, dat zij later meer en meer door de bom- of granaatkanonnen vervangen zijn. Bij onze marine zijn nog ijzeren C. van 36, 30 en 12 in gebruik. | |
Centrum.Het middelste gedeelte eener stelling, geheel algemeen en zonder dat men daarbij aan een bepaald gedeelte van eene zekere sterkte ten opzigte van de beide vleugels denkt; het woord C. wordt even zoo goed voor het midden der stelling op het oorlogstooneel als op het slagveld gebezigd. Men zie over centrale operatiën (operatiën op de binnenlijn), centraalstellingen, excentrische operatiën, doorbreken van het centrum, enz. de woorden: Gevecht, Operatiën, Veldslag, Stellingen en Slagorde. | |
Centurie.Onderafdeeling in het Romeinsche leger, overeenstemmende met eene kompagnie. Zij telde 100 man en werd in decuriën verdeeld. Hare sterkte was echter dikwijls verschillend; eerst was C. gelijkluidend met manipel, later werd dit laatste in 2 centuriën verdeeld en telde eene C. bij de Hastaten en Principes 60, bij de Triariërs 30 man. Toen het legioen in kohorten verdeeld werd, bestonden deze ieder uit 4, 5 of 6, later zelfs uit 12 C. De aanvoerder der C. droeg den naam van Centurio of Centurione; de oudste hunner dien van Primipilus. | |
[pagina 96]
| |
Chasseurs.Jagers. De Franschen hebben tegenwoordig jagers te voet in bataillons georganiseerd (Chasseurs à pied) afkomstig van de tirailleurs de Vincennes of de jagers van Orléans; jagers te paard (Chasseurs à cheval), die benevens de huzaren de ligte kavallerie vormen en onder deze een afzonderlijk korps voor de dienst in Afrika, Chasseurs d' Afrique. Zie Infanterie, Jagers, Kavallerie. | |
Chevaux-légers.Ligte paarden; in Beijeren en Hessen tegenwoordig nog eene soort van ligte kavallerie; bij de Oostenrijkers zijn onlangs de C. in ulanen veranderd. In het Fransche leger van Napoleon I verstond men onder chevaux-légers altijd lansiers. Zie Kavallerie. | |
Cijferschrift.Zie Onderscheppen. Men noemt het lezen van C. ontcijferen; daartoe is een sleutel noodig, dat is de kennis van de wijze waarop in het C. de letters of cijfers, veranderd of verplaatst zijn. De beide personen, die door C. briefwisseling met elkander willen houden, moeten dus ieder een sleutel hebben. Men zie: Klüber Kryptographik. | |
[pagina 97]
| |
cirkel vormen; daar het aanbrengen van kruisvuren benevens eene doelmatige bestrijking der grachten daarbij niet mogelijk is, zoo wordt de cirkelvormige bevestiging, zelfs door degenen, die haar voorgesteld hebben nooit zuiver toegepast. Ronde redouten worden somtijds tot bevestiging van bergtoppen gebezigd, zoo als bijv. de Engelschen in hunne verschanste liniën van Torres-Vedras. Tot deze soort van bevestiging behoort ook de door Merkes voorgestelde redoute. | |
Citadel.Kleine vesting; noemt men een aanzienlijk zelfstandig fort, dat in of bij eene opene stad of in of naast eene vesting gelegen is. De bestemming der C. is een toevlugtsoord voor de bezetting daar te stellen, als de stad zich niet langer verdedigen kan. Zij kan daarin het krijgsmateriëel en de overige oorlogsbehoeften uit de stad, die het van groot belang is te behouden, bewaren en de verdediging voortzetten, daardoor verhinderen dat de vijand zich geheel in de stad vastnestelt, ontzet afwachten of eene gunstige kapitulatie verwerven. Buitendien strekken de citadellen dikwijls om groote, woelige steden in bedwang te houden. De ligging der C. ten opzigte van de stad moet zoodanig gekozen zijn, dat zij haar in alle hare deelen, straten en werken beheerscht en er omgekeerd niet door beheerscht wordt. De C. moet door eene opene vrije vlakte van minstens 800 passen, de esplanade, van de gebouwen en wallen der stad gescheiden zijn, opdat de vijand eens de stad bemagtigd hebbende, haar niet gedekt zoude kunnen naderen. | |
Collodium.Oplossing van schietkatoen (zie aldaar) in aether, eene dikke vloeistof in 1841 in Boston uitgevonden en in de wondheelkunde als hechtpleister gebruikt; men strijkt het op de wond, waarop het na verdamping van den aether een vlies vormt. In 1846 stelde Dr. Frank in Brunswijk voor, het gewone schietkatoen in plaats van pluksel te gebruiken. Het nut, dat dit zou opleveren, is echter nog zeer twijfelachtig. | |
Colour-serjeant.Vaandelsergeant, heet bij de kompagniën infanterie van het Engelsche leger één der onderofficieren, uit de meest verdienstelijke gekozen, die aan een bijzonder onderscheidingsteeken op den arm, uit twee gekruiste vaandels bestaande, zijnen naam ontleent en eene verhoogde soldij geniet. | |
Combattanten.Alle personen van het leger, die regtstreeks deel aan het gevecht nemen, in tegenstelling tot de non-combattanten, wier werkkring slechts middellijk invloed op het gevecht heeft. Tot de C. rekent men dus de officieren, onderofficieren, muzijkanten en soldaten van alle wapens, tot de non-combattanten het personeel van de geneeskundige dienst, van de verpleging, de justitie, den veldpost en de geestelijkheid. Dit onderscheid kan men echter niet streng opvatten; er is altijd iets willekeurigs | |
[pagina 98]
| |
in. Een goed officier van gezondheid bijv., die zijn pligt wil doen, komt even goed in het vuur als de troepen; men rekent hem intusschen nergens tot de C. | |
Communicatiën.In de militaire taal wordt dit woord deels algemeen, deels in engere beteekenis gebezigd: 1o. Voor alle gemeenschapslijnen door middel van wegen op een oorlogstooneel of een slagveld. Zie Wegen. 2o. Voor eene afzonderlijk ingerigte of gemakkelijk te gebruiken gemeenschap tusschen een operatieleger en zijne bazis; in dit opzigt spreekt men van verzekering der C., afsnijding der C., enz. Zie Operatiën. 3o. In de versterkingskunst voor alle verbindingen tusschen de afzonderlijke werken en hunne onderdeelen, alsmede voor de gemeenschap van de vesting met buitenwerken, aldus voor poorten, deuren, poternes, bruggen, oprillen, trappen, caponnières. 4o. Bij den aanval van vestingen voor de loopgraven, die de gemeenschap tusschen de parallellen, de magazijnen, de depôts enz. daarstellen. | |
Concentreten.Een leger C., het uit uitgestrekte stellingen op een engere ruimte zamentrekken. Geconcentreerd noemt men elke stelling, zoowel op het oorlogstooneel als op het slagveld, die bij geringe frontbreedte eene groote diepte heeft, dus naar alle zijden meer weêrstandsvermogen kan bieden, dan eene uitgestrekte stelling. Concentrische aanval, zie Operatiën, Gevecht. Concentrische holle projectielen, zie Excentrisch. | |
Condottieri.De aanvoerders van den door hen zelve aangeworvene huurbenden, in dienst der Italiaansche steden en vorsten der 14de en 15de eeuw. Meestal bestonden die benden uit ruiterij. De C. welke in dienst van vijandige staten stonden, waren het dikwijls met elkander eens en leverden elkander bloedelooze veldslagen, welke de staten hen toch op de eene of andere wijze betalen moesten; zij schiepen deze zonderlinge wijze van oorlogvoeren, waaraan tot schrik en verbazing van Italië een einde gemaakt werd door het verschijnen der Zwitsers en der Duitsche landsknechten, sedert den togt van Karel VIII van Frankrijk tegen Napels. Frans Sforza en zijn geslacht verhieven zich uit het midden der C. op den troon van Milaan. Tegenwoordig wordt de naam van C. uit minachting toegepast op officieren, die als gelukzoekers van de eene dienst tot de andere overgaan en zich met wervingen belasten voor staten, die gebrek aan soldaten hebben. | |
[pagina 99]
| |
aan de hoogere militaire autoriteiten moeten ingegeven worden. Het beginsel moet niet onvoorwaardelijk verworpen worden; het kan niet anders dan weldadig werken, dat de bevelhebbers der troepen verpligt worden, nu en dan de eigenschappen hunner officieren eens klaar en duidelijk te onderzoeken en het hooger bestuur krijgt door die C., als ze naar waarheid en met opregtheid zijn opgemaakt, een grondslag om te beoordeelen, welke officieren tot buitengewone bevordering geschikt zijn, welke men als onbruikbaar, zoo spoedig mogelijk uit de gelederen verwijderen moet. De gebreken der zaak liggen meer in de toepassing dan in de zaak zelve, vooral ook omdat deze lijsten voor de belanghebbenden geheim gehouden worden en de bevelhebbers, zoo ze hoegenaamd aan geene contrôle onderworpen zijn, daarin kunnen schrijven wat zij willen; dat alzoo aan persoonlijke ongenegenheid en persoonlijke haat vrije handen gelaten worden, dat dikwijls lieden zonder de minste beteekenis, die alleen door ouderdom in hoogere rangen gekomen zijn, op deze wijze geroepen worden een oordeel te vellen over ondergeschikten, die hen in waarde verre overtreffen en die zij somtijds uit onnoozelheid, volstrekt niet uit boosheid, belasteren. Zonder nog te willen rekenen op de misbruiken, die daardoor bij staatkundige woelingen kunnen ontstaan, is het reeds dikwijls voorgekomen dat de onbeduidendste en nietswaardigste menschen, die zich door onderdanigheid en vleijerij in de gunst hunner chefs gedrongen hadden, bij keuze bevorderd of in bijzondere betrekkingen geplaatst werden, terwijl de beste officieren op allerlei wijzen benadeeld en gekwetst werden, omdat de chef ontevreden was, dat zij hem voorbijzagen of het versmaadden zijne gunst op eene lage en vernederende wijze te zoeken. | |
Connétable.Comes stabuli, dat is de graaf, die het oppertoezigt over de stallen der frankische koningen had, in de middeleeuwen en tot op den nieuweren tijd de hoogste militaire waardigheid bij de Franschen; de Connétable voerde het bevel onder den koning, de maarschalken onder den Connétable. In 1627 werd zij door Richelieu afgeschaft en van toen af was de waardigheid van maarschalk de hoogste in de Fransche legers. Napoleon I stelde in 1804 zijn' broeder Lodewijk, den lateren koning van Holland wel tot C. aan, doch later is die waardigheid niet meer vervuld. | |
Conscriptie.Opschrijving van de jongelingen tot de krijgsdienst geschikt, waaruit later de ligting voor die dienst voortvloeit. Conscriptie-stelsel. Zie Weerstelsel. | |
Contingent.In het algemeen zekere opbrengsten van geld, troepen, enz. die volgens overeenkomsten op eenen bepaalden tijd moeten geleverd worden. Geld-contingenten zijn de sommen, welke de afzonderlijke staten van een verbond jaarlijks of maandelijks bijeenbrengen om eene gemeenschappelijke legermagt te onderhouden of om eenen oorlog te voeren; troepen-contingenten de troepen-korpsen die zij voor het bondsleger gestadig op de been houden of bij eenen oorlog moeten leveren; men noemt ook C. de manschappen, die telkens door de verschillende gemeenten en provinciën geleverd worden om de militie aan te vullen. | |
[pagina 100]
| |
maal achter elkander met rotten van directie te veranderen, terwijl zij aan het punt gekomen waar de tegengestelde vleugel stond, halt en front maakt; de kavallerie handelt juist op dezelfde wijze. Zie Evolutiën, Frontveranderingen, Veranderingen van directie. De Grieken voerden deze geheele frontverandering uit door den rotsgewijzen C. dien zij Exéligmos noemden; zij hadden verscheidene soorten daarvan; bij de Spartanen maakte de eerste man van ieder rot regts-om-keert, ging dan in de tusschenruimte tusschen zijn rot en zijn nevenrot naar achteren tot dat hij achter het laatste gelid der opstelling kwam; de overige manschappen van het rot volgden die beweging bij opvolging. Was nu de C. uitgevoerd, dan stond in de nieuwe opstelling het rot, dat eerst op den regtervleugel gestaan had op den linkervleugel en omgekeerd het geheel diensvolgens bij inversie; men kon hierin nu weder voorzien door eenen gelidsgewijzen C. hetgeen volgens dezelfde grondbeginselen plaats had; in plaats van ieder rot kwam nu in ieder gelid, en in plaats van den eersten man in ieder rot de regter- of linkervleugelman van ieder gelid. In de 17de eeuw toen het vuurgevecht in gesloten orde reeds van veel waarde en tamelijk volmaakt was, terwijl de infanterie nog zeer diep opgesteld was en het laden veel tijd vereischte, gebruikte men eene beweging geheel gelijk aan den rotsgewijzen C. om een onafgebroken vuur te verkrijgen. Had bijv. het eerste gelid gevuurd, dan gingen de manschappen door de tusschenruimten der rotten terug en namen nu weder plaats als laatste gelid, het tweede gelid volgde en zoo voorts totdat het eerste gelid op nieuw geladen had en weder vooraan stond. Het is waarschijnlijk, dat ook de Romeinen bij het gevecht met hunne werptuigen, zoo als ook de boogschutters in de middeleeuwen op gelijkvormige wijze gehandeld hebben. 2o. Op zee beteekent contramarsch eene eenvoudige verandering van directie van eene kolonne; indien een aantal schepen die een eskader vormen, in elkanders kielwater zeilen en eene verandering van rigting moeten bewerkstelligen, dan geschiedt dit daardoor, dat het eerste schip op een geschikt punt wendt, terwijl het tweede en de volgende schepen achtereenvolgens tot aan dit punt doorzeilen en aldaar de wending verrigten. Dit noemt men dan C. | |
Contregarden en Couvrefacen.Vestingwerken, die vóór de facen der bastions of ravelijnen gelegd worden, om het bresschieten daarvan op grooten afstand te beletten; deze werken worden contregarden genoemd als zij eenen walgang hebben, waarop geschut kan geplaatst worden, couvrefacen als zij alleen ter verdediging met kleingeweervuur zijn ingerigt. Zij mogen het vuur der achterliggende werken niet belemmeren en moeten er door gekommandeerd worden; ook is het doelmatig, dat de facen der contregarden en couvrefacen niet evenwijdig met de achterliggende bastionsof ravelijnsfacen loopen, opdat zij niet beiden door eene en dezelfde batterij zouden kunnen geënfileerd worden. | |
Contributiën.Alle leveringen aan geld, levensmiddelen, kleedingstukken, enz. die een leger in 's vijands land tot verzorging van zijne troepen uitschrijft en door het landsbestuur bijeen laat brengen; de C. verschillen van de requisitiën vooral daardoor, dat zij op grooteren voet geschoeid zijn, door het hoofdbestuur van het leger | |
[pagina 101]
| |
aangeschreven en door het hoofdbestuur van het land geleverd worden, terwijl de requisitiën meer van plaatselijken aard zijn, door de chefs der afzonderlijke afdeelingen uitgeschreven en door de troepen zelfs, op zijn hoogst met medewerking van de gemeentebesturen, ingevorderd worden. Het is voordeelig, zoowel om het land te sparen, als om de krijgstucht staande te houden, dat het requisitiestelsel zoo veel als mogelijk is, den aard van het contributiestelsel heeft. Men noemt ook dikwijls C. de belastingen, die een staat heft tot dekking van de krijgskosten, die hij betalen moet; even zoo alle dergelijke belastingen, die op den oorlog betrekking hebben. | |
Cordon.1o. Iedere linie, welke in vergelijking tot het aantal troepen zeer uitgestrekt is; als men bij voorbeeld een leger van 100 000 man langs eene grensscheiding van 100 mijlen lengte ongeveer gelijkvormig verdeelt, dan verkrijgt men een C. Zulk een C. is zeer geschikt tot waarneming, bijv. voor ieder voorpostenstelsel, waardoor men niets anders beoogt, dan de waarneming van alles wat aan de grenzen voorvalt, waardoor hoogstens het verkeer van reizigers en handelslieden aan die grenzen kan verhinderd worden (grens-, pest-, cholera-cordon), maar het is onvoldoende om eenen ernstigen tegenstand te bieden aan eene sterke, middelmatig aangevoerde troepenmagt. Men heeft desniettegenstaande legers, die tot werkzaam handelen geroepen waren, in zulk een C. zien versnipperen. Het eerste wat daartoe voert, het cordonstelsel op zulk eene ondoelmatige wijze toe te passen, is gewoonlijk het opgeven van offensieve handelingen en de onzekerheid, wat men eigenlijk wil doen, welk doel men zich voor wil stellen; het eenvoudigste schijnt dan te zijn, alles te dekken en men vergeet daarbij alleen dat 100 man, een punt waartegen de vijand er 10 000 in beweging stelt, niet dekken, dat evenwel door het verlies van dat ééne punt het geheele cordonstelsel zijne waarde verliest. Ook legers, die zich een werkelijk doel voorstelden, zijn dikwijls tot dit cordonstelsel geraakt; vooral ziet men dit in het korte tijdperk, dat de oude krijgsvoering van de 18de eeuw, van de nieuwere, die door de Fransche omwenteling in het leven geroepen werd, scheidt; de naam van den prins van Coburg is er onafscheidelijk van. Men geloofde aan de Oostenrijksche zijde niet in Frankrijk door te kunnen dringen voor en aleer men een aantal vestingen aan de Noordelijke grenzen van dat land veroverd had; men begon ze dus te belegeren. Dit vorderde evenwel tijd en de Franschen zouden middelerwijl op de flanken van het belegeringsleger offensief te werk hebben kunnen gaan en wezenlijke uitkomsten hebben kunnen verkrijgen; men dekte diensvolgens de flanken van het belegeringsleger door zijwaarts gedetacheerde korpsen; daar deze evenwel niet offensief te werk mogten gaan, verkregen zij insgelijks flanken, waar de Franschen gevaarlijk zouden kunnen worden, zij detacheerden dus weder korpsen op deze vrije flanken en zoo zoude dit in het oneindige voortgegaan zijn, als de zee, welke men bereikte, geen einde aan de zaak gemaakt had. Het C. evenwel, de volkomene versnippering der strijdkrachten was daargesteld. 2o. C. de voorpostenketen, welke een berenningskorps om eene vesting stelt; het wordt onderscheiden in dag- en nachtcordon, zijnde het laatste digter bij de vesting dan het eerste, hetwelk over dag zoodanig geplaatst is, dat het buiten bereik van het laatste vuur der vesting is. 3o. Zie Revetementsmuren. | |
[pagina 102]
| |
is een praktische militaire blik, die alles omvat wat op het gelukken en mislukken eener onderneming van eenigen invloed kan zijn. | |
Courtine.Zie Bastion; de oude Grieken noemde hetzelfde gedeelte wat wij nu C. noemen Mesopyrgion, dat is tusschen de torens, welke laatste de plaats der tegenwoordige bastions innamen. | |
Coutillier.Krijgsknecht, gewapend met een' driekanten degen, Coutille, genoemd. Zie Ordonnanskompagniën. | |
Cremailleren.Zaagvormige insnijdingen der borstwering, zoodat hare vuurlijn in plaats van eene regte lijn te zijn uit eene afwisseling van in- en uitspringende hoeken bestaat, die voor korte, facen eene zeer geringe lengte hebben. Men wilde daardoor de onbestrekene ruimte voor de saillant wegnemen, hetgeen intusschen zeer slecht gelukt is. Men bedient er zich echter met meer voordeel van om lange verdedigingslijnen bijv. de lange zijden van den bedekten weg tegen ricochetvuur te dekken. | |
Croaten.De C. komen in den dertigjarigen oorlog in de keizerlijke legers als eene bijzondere soort van ligte ruiterij voor. Zij bestonden echter niet alleen uit C. en andere Slavische volksstammen, maar ook uit Hongaren en in zoover bijna gelijkluidend met huzaren. Wegens hunne bruikbaarheid in den oorlog trachtte men in Frankrijk een dergelijken troep onder den naam van C. of Cravaten te organiseren; men bereikte echter daarmede het voorgestelde doel niet, terwijl de troep ook veel te zwaar bewapend was. In de 18de eeuw, vooral in den zevenjarigen oorlog, komen de C. ook als ligte infanterie voor; zij bezaten weinig krijgstucht, maar bewezen in den kleinen oorlog gewigtige diensten. Men kan ze als den oorsprong der grensregimenten beschouwen. | |
Crochet.Haak, het stuk van iedere loopgraaf, dat over het naastachterliggende gedeelte loopgraaf uitsteekt; men bezigt deze haken deels om te wijken, wanneer vuurmonden, munitiekarren, enz. zich in de smalle loopgraven ontmoeten, deels om wachten, gemakken, enz. daarin te plaatsen. Zie Vestingoorlog. | |
Cunette.Een togtsloot van grootere of kleinere afmetingen in het midden van drooge vestinggrachten; dient somtijds om de voordeelen van drooge en natte grachten daardoor te verbinden; verkrijgt in dat geval groote afmetingen en het water daarin wordt dan door beeren opgestuwd, die van sluizen voorzien zijn, zoodat men de C. ten minste gedeeltelijk met water kan vullen en weder ledig laten loopen. Zie Waterspoeling, Gracht. | |
[pagina 103]
| |
Czapka.Vierkante Poolsche muts, als hoofddeksel voor de ulanen of lansiers aangenomen bij alle mogendheden, die deze troepensoort hebben. Zie Hoofddeksel. |
|