Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdVeertien noodhelpers:dit is de benaming van een groep van heiligen, vrouwen en mannen, op wier voorspraak vanaf de middeleeuwen het devote christenvolk bij alle mogelijke soorten onheil rekende. De wortels van de ‘voorspraak’ door heiligen reiken tot in de oudheid. Al na de vervolgingen onder Decius ca. 250 werd ter delging van kerkelijke straffen een beroep gedaan op de tussenkomst en de verdiensten van degenen die op een of andere manier gemarteld waren, maar de vervolging en de martelingen overleefden. Origenes fundeerde in de eerste helft van de 3e eeuw de verering van de martelaren op de overtuiging dat de ‘gemeenschap van de heiligen’ (het collectief van alle gelovige christenen) tijd en ruimte oversteeg, waardoor verdiensten van de besten de anderen konden helpen. In de middeleeuwen twijfelde geen mens eraan dat aan alle heiligen speciale terreinen toegewezen waren waarop zij bij uitstek bescherming konden bieden. Predikanten hielden niet op deze idee te verkondigen, zoals Johannes Herolt, dominicaan uit Regensburg, Sermones de tempore, de sanctis 1430-35 (Preken over het tijdeigene en over de heiligen). Het werkterrein van de heilige leidde men af van het beroep, van eigenaardigheden uit de Vita of van de attributen. Zo werd bijvoorbeeld de legendarische martelaar »Erasmus van Formia uit de vervolgingen onder Diocletianus en Maximianus, omdat de darmen uit zijn lijf werden gedraaid (Dirk Bouts, paneel ca. 1445 in de Sint Pieter te Leuven) en een darmenwinder zijn attribuut werd (een werk van Grünewald 1520-25), de beschermer van allen die met een windas werkten, zoals garenspinners, touwslagers, zeilschippers en mijnwerkers, en bood hij hulp tegen buikpijn en bij bevalling. Met de hieronder genoemde veertien heilige helpsters en helpers in de nood voelde de christenmens zich vanaf de middeleeuwen beschermd tegen zo goed als alle onheil. | |
[pagina 315]
| |
Johann Michael Feuchtmayer en Johann Georg Übelherr bouwden in 1764 het hoofdaltaar in de bedevaartkerk te Vierzehnheiligen (Frankenland) naar een ontwerp van Jacob Michael Küchel.
Op hoeken en nissen zitten of staan op de opbouw van dit rococo-altaar de klassieke Veertien Noodhelpers, die vanaf de middeleeuwen werden aangeroepen bij kwalen en noden en die hier gezamenlijk vereerd werden. Achatius, een ridder, met 10.000 soldaten op de berg Ararat gedood en in de doornen geworpen, beschermde onder meer bij doodstrijd, ziekte en twijfel. De maagd »Barbara hielp in het uur van sterven. Bisschop »Blasius beschermde tegen keelpijn, »Christoffel tegen ongevallen onderweg en pest, de diaken Cyriacus, die voor zijn marteldood de dochter van de keizer van bezetenheid genas, tegen boze geesten en bezetenheid. »Dionysius werd aangeroepen tegen hoofdpijn en syfilis, »Egidius tegen onvruchtbaarheid, epilepsie en huiduitslag, »Erasmus tegen buikpijn en bij bevalling. »Georgios hielp tegen pest, lepra, syfilis, slangebeten en heksen, een andere ridder Eustachius (»Hubertus) tegen hondsdolheid en razernij. De maagd »Catharina werd aangeroepen bij allerhande ziekten en bij tekort aan moedermelk, de maagd »Margareta bij bevallingen. Pantaleon, arts en martelaar, hielp bij ziekten van mens en dier en tegen sprinkhanen en hekserij. De knaap »Vitus tenslotte werd aangeroepen tegen psychische kwalen. Een gebed eind 14e eeuw somt de heilige helpers op in deze volgorde. Hun cultus, tot in de 16e eeuw, ging vanuit Zuid-Duitsland over heel Europa. Plaatselijk kon de samenstelling van de groep variëren: er werd gewisseld met »Antonius Abt, »Rochus, Wolfgang van Regensburg (monnik-missionaris in Hongarije en Bohemen, 10e eeuw; tegen verlamming, beroerte, onvruchtbaarheid en miskramen), Magnus van Flüssen (missionaris uit de 8e eeuw; tegen ongedierte), »Leonardus van Noblac (Merovingische kluizenaar en missionaris; toeverlaat bij gevangenschap) of »Oswald van Northumbrië (Engelse koning uit de eerste helft van de 8e eeuw; voor goed weer en tegen pest) en met »Ontcommer (bij huwelijksproblemen). Tot in de 19e eeuw ontstonden er alleen al in Duitsland meer dan 830 plaatsen waar door propaganda vanuit kloosterorden de Noodhelpers vereerd werden. Belangrijk was het cisterciënzerklooster Langheim (Bamberg), waar in het midden van de 15e | |
[pagina 316]
| |
eeuw het kind Jezus met de veertien heiligen verscheen en waarheen sindsdien massa's pelgrimeerden. De huidige rococo-bedevaartkerk, waar onder meer Neumann en Feuchtmayer aan werkten, werd van 1743 tot 1772 gebouwd en overdadig gedecoreerd (altaar met Jezuskind en jolige heiligen op pilaren en voluten van Küchel 1771/72). Al vanaf ca. 1320 (fresco in de dominicanerkerk te Regensburg; tien heiligen) werd de groep talloze malen afgebeeld: onder meer door Burgkmair, zijpaneel 1501 in de Gemäldegalerie te Augsburg; Grünewald, rugzijde van een vleugel van een altaar 1503 uit Bindlach te Lindenhardt (Ostfriesland); school van Riemenschneider, houten predella 1520/30 uit het Hospital, nu in het Mainfrankisches Museum te Würzburg; tot aan Von Seinsheim, schilderij 1882 in de Sankt Andreaskirche te Grünbach. Uiteraard zijn de personages op de groepsafbeeldingen altijd kenbaar aan hun attributen. De compositie van de groep varieerde van vrij opgesteld tot verzameld rond Christoffel, Maria of het Jezuskind als leider of middelpunt. Maria heeft het kind wel eens op schoot, dat soms in een bruidsmystieke verloving de ring aan een van de »maagden uit de groep (meestal Catharina) schenkt. Schreiber 1959; Teufel 1957; Zender 1959. |
|